Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 19 van 245

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[4] De beide ENGELEN zeggen: "Nu gaat jouw veronderstelling al ver over de horizon van onze wijsheid! Maar jij, als een kind van de Heer staat blijkbaar dichter bij je Vader dan wij die zijn pure schepsels zijn: en daarom kun Je ook eerder een zuivere goddelijke behoefte in het hart waarnemen dan wij; maar zoveel weten wij ook, dat niets bij God onmogelijk is. Verder kunnen wij je daarover ook geen woord meer zeggen.
Hoofdstuk 61: De waarde van de vrije wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Kijk eens naar ons, Zijn eerste leerlingen en getuigen, of wij zichtbaar veel met Hem spreken! Toch spreken wij meer met Hem dan U en veel anderen, want wij spreken zuiver en alleen in ons hart met Hem en vragen Hem honderd uit, en Hij antwoordt ons in heldere goed verstaanbare gedachten, en zo hebben wij dubbele winst. Want een antwoord van de Heer in het hart van de mens is in zekere zin al een deel van zijn leven, terwijl het uiterlijke woord pas een deel van het leven moet worden door de uitgevoerde daad, terwille van het oefenen van de ziel.
Hoofdstuk 62: Het denken in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Dat gaat heel gemakkelijk en natuurlijk! Alles wat je je maar denken kunt en wilt, volgens je gevoel in je hersens, komt eerst uit het hart. Want iedere nog zo geringe gedachte moet toch eerst de een of andere prikkel krijgen die hem opwekt. Nadat de gedachte in het hart door de een of andere noodzaak geprikkeld en opgewekt werd, stijgt zij op naar de hersenen om door de ziel onderzocht te worden. Die zet dan de ledematen van het lichaam in de gewenste beweging, zodat de innerlijke gedachte in woord of daad omgezet wordt. Dat een mens ooit met zijn hoofd zou kunnen denken is echt een onmogelijkheid! Want een gedachte is een zuiver geestelijke schepping en kan daarom nergens anders ontstaan dan alleen in de geest van de mens, die in het hart van de ziel woont en van daaruit de ganse mens bezielt. Hoe zou nu ooit door de een of andere nog zo fijne materie iets geschapen kunnen worden! Alle materie, dus ook de hersenen van de mens, is toch alleen maar schepping en kan dan toch nooit scheppér zijn?! - Begrijp je dat nu wel en voel je soms al dat geen mens iets in zijn hoofd kan bedenken?"
Hoofdstuk 62: Het denken in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] CYRENIUS zegt: "Ja, nu begrijp ik waarom jullie - wat me al een paar maal zeer verbaasd heeft - haast nooit met de Heer spreken! Wel, ik zal het proberen. Als de Heer jullie in het verborgene zo genadig is, dan zal hij het mij ook wel kunnen zijn! Want dat ik Hem boven alles liefheb, blijkt wel daaruit dat ik mijn uitgebreide en belangrijke regeringszaken intussen opgeschort heb, en bij Hem ben en mijn ziel voed met ieder woord uit Zijn heilige mond!
Hoofdstuk 62: Het denken in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Toen CYRENIUS dat in zich gehoord had was hij geweldig verbaasd en zei na een ogenblik van intensief denken: "Het was zonder meer Uw Woord, dat ik nu als een ware woordenvloed in mijn hart getrouwen duidelijk heb gehoord. Moet die vermaning aan het eind echter wel zo streng opgevolgd worden? Heel vertrouwde, redelijke en eerlijk denkende en gelovende mensen zou zoiets toch wel -bijvoorbeeld een paar dingen daarvan losweg gezegd -meegedeeld mogen worden!? Want zoiets zou toch geen mens kunnen schaden!"
Hoofdstuk 63: De terugkeer van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] KISJONAH zegt: "Wel, toen wij het resterende deel uit de grot in mijn bergen gingen weghalen, bepaalde U dat er voldoende brood en wijn meegenomen moest worden omdat wij daar veel hongerigen en dorstigen zouden aantreffen! Daarop liet ik meteen een grote hoeveelheid brood en wijn meenemen en wachtte toen bij en in de grot tot er iemand zou komen die brood en wijn nodig had! Maar, Heer, er kwam niemand aan wie men het meegenomene kon geven!
Hoofdstuk 64: Essentie, leven en werk van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Toen wij echter uit de grot waren gekomen en U die, door Uw macht in Archiël, voor eeuwig hebt laten afsluiten, waren wij zonder brood en wijn, en geen van de dragers kon mij vertellen wie het brood en de wijn van hen had afgenomen. Ik heb het in de grot en ook daarbuiten tijdens die wondervolle momenten niet gezien. Een dag later, toen U Kis verliet, sprak natuurlijk mijn gehele huis alleen maar over U, en -zoals dat met mensen gaat, vooral bij zulke wonderbaarlijke gebeurtenissen -er werden op z'n minst dubbel zoveel daden verteld dan U bij mijn weten verricht heeft! Veel van die verhaalde daden, die men beweerde door U te hebben zien doen, liet ik de vertellers terugnemen en verklaarde ze tot uitvindingen van hun verhitte fantasie en tot vrome leugens. Maar het verhaal over het verdwijnen van het meegenomen brood en de wijn had zelfs mij serieus aan het denken gezet, want ik kon mij echt niet herinneren wat er met het vele meegenomen brood en de wijn was gebeurd, we hadden er niets van gebruikt."
Hoofdstuk 64: Essentie, leven en werk van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Deze geesten, Mijn beste Kisjonah, en speciaal diegenen die voor jouw bergen zorgen, hadden met het afsluiten van de kwalijke grot zeer zwaar werk te doen en moesten daarvoor met brood en wijn gesterkt worden! Kijk, die zijn het, die Ik bedoeld heb toen Ik zei: 'Wij zullen een groot aantal hongerigen en dorstigen aantreffen, die behoefte aan zo'n versterking zullen hebben!' Alles is dan ook opgegeten, en vervolgens is op bevel van Mijn engel het zeer zware werk tot in de puntjes uitgevoerd. Dit is het complete antwoord op je vraag. - Heb je het goed begrepen?"
Hoofdstuk 64: Essentie, leven en werk van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] KISJONAH zegt: "Ja, Heer, ik heb U helemaal begrepen, en dat des te meer omdat mijn mijnwerkers, die in mijn bergschachten allerlei ertsen uitgraven, zulke zaken heel vaak aan mij verteld hebben. Vaak verdween hun brood en wijn, terwijl ze niet wisten wie uit hun midden zich zo'n grap veroorloofd kon hebben! Als de hongerige mijnwerkers dan behoorlijk kwaad werden, hoorden ze vaak een schaterend gelach, en een paar van hen menen ook mensengestalten zo klein als kinderen Voor zich uit te hebben zien huppelen in de kleuren blauw, rood, groen, geel en helemaal zwart.
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Ongeveer op de manier waarop het vuur de zaken verteert die het pakt! Laat daar maar eens een druppel wijn of een stukje brood in vallen en je zult beide snel zien verdwijnen! Wel, op ongeveer deze manier eten de geesten of berggezellen de natuurlijke kost. Zij lossen het materiële vlug op en veranderen het in de materie aanwezige geestelijk substantiële in hun zielewezen, door het in zichzelf op te nemen, - en dat gebeurt in een oogwenk! - Nu weet je dat ook en behoef je je daar verder niet meer om te bekommeren."
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] FAUSTUS merkt op: "Heer, Heer, dan zal het er voor de vele tovenaars en waarzeggers in het grote Romeinse rijk slecht uitzien! Want dit soort mensen staat juist in Rome in een soort goddelijk aanzien en kan met één woord zowel de wil van de keizer, als die van iedere nog zo grote en dappere held verlammen, -daarentegen ook wel zo stimuleren dat de bergen moeten beven voor hun moed!"
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Nu neemt CYRENIUS weer het woord en zegt met een vrij ernstig gezicht: "Heer, het is waar dat U zeker Diegene bent waarvoor wij U sinds lang houden, en niemand van ons kan dat in twijfel trekken. Maar ik moet U nu toch openlijk bekennen, dat ik in Uw zojuist afgelegde verklaring over de tovenaars, wichelaars en waarzeggers helemaal niets ontdekt heb van Uw mij anders maar al te goed bekende barmhartigheid en liefde! Dan ligt de oorzaak toch eigenlijk bij U Zelf, -want U geeft Zelf de mens rake klappen, die erg pijn doen, maar wee dan de geslagen mens, als hij tijdens die klappen begint te jammeren! Maar of ik hiermee nu gelijk heb, weet ik eigenlijk niet!
Hoofdstuk 66: De dwaling van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Zo vertelde mijn oudste mijnwerker mij nog kort geleden, dat een blauw mannetje hem zou hebben aangeraden om voortaan brood en wijn in een omgehangen leren tas te dragen, dan zouden de hongerige berggezellen daar niet aan kunnen komen. En ook zou niemand in de bergschachten te hard moeten praten, vooral niet fluiten of zelfs vloeken, want de berggezellen konden dat alles niet verdragen en deden daarom al diegenen, die dat gebod niet wilden houden, kwaad! Ook zou niemand diep in de berg mogen lachen, want lachen konden de berggezellen ook niet verdragen. Als mijn mijnwerkers vaak brood en wijn voor de berggezellen achter wilden laten, zouden de berggezellen hen daarvoor behulpzaam zijn bij het rijkelijk vinden van edele metalen.
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] Na dit woord van Bab begaven wij ons meteen naar de synagoge, die je als je een beetje doorliep in een kwartier, maar op je gemak in een half uur kon bereiken.
Hoofdstuk 68: Een evangelie voor de welgestelden. In het schoolgebouw van Jaïrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] Nu zeg IK tegen de twee jongemannen: "Geef hem een gewaad en wat brood en wijn, opdat zijn lichaam sterk worde en hij met ons naar Nazareth kan gaan!" -Toen Ik de twee dat opdroeg, waren ze er ook al met het verlangde.
Hoofdstuk 70: De opwekking van Josoë. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...