Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9032 resultaten - Pagina 19 van 603

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[11] Judas Iskariot zegt: 'Heer, de zon gaat al gauw onder, de dag duurt geen half uur meer en het is hiervandaan naar alle plaatsen ver; als je goed doorloopt, bereik je zelfs het dichtstbijzijnde dorp pas na twee uur. Zouden we niet net zo goed morgen heel vroeg op weg kunnen gaan?
Hoofdstuk 141: Eerste uitzending van de apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik zeg: 'Neen, Mijn vriend, iedere minuut vertraging is gevaarlijk! Jullie bereiken vandaag net na zonsondergang een marktplaats, die achter de berg naar het oosten ligt, daar zal men jullie hulp nodig hebben en je zult daar een goed onderdak vinden; maar blijf daar niet langer dan drie dagen, en doe dat ook niet lichtvaardig ergens anders! Tot daar moet je bij elkaar blijven; in die marktplaats moet je je in groepjes splitsen!'
Hoofdstuk 141: Eerste uitzending van de apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Na deze woorden gingen de twaalven snel op weg, en de bewoners van dit verwoeste, maar door Mijn genade wonderbaar herbouwde dorpje, gaven hen een paar mensen mee die goed de weg kenden, en die hen langs de kortste weg naar het marktplaatsje brachten.
Hoofdstuk 141: Eerste uitzending van de apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] De inwoners deden er alles aan om de leerlingen zo goed mogelijk te verzorgen, en brachten tenslotte geld, omdat zij hun zieken genezen hadden. De apostelen namen echter geen geld aan, en ook niets anders, waarover de vroegere belastinginners zich zeer verwonderden en zeiden: 'Uw ongeëvenaarde onzelfzuchtigheid bewijst nog meer dan uw wonderdaden, dat u echte gezanten van God zijt; want mensen van deze wereld denken alleen maar aan hun eigen belang'.
Hoofdstuk 142: De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Nadat Johannes Mij had Ieren kennen, meende hij, en was daar ook helemaal van overtuigd, dat Ik stellig de beloofde Messias was en dat het gehele Joodse volk alleen al door Mijn komst zo goed als volledig was verlost, en dat alle macht van de groten der wereld voor eeuwig had opgehouden. Toen hij echter in de gevangenis kwam en er van dag tot dag meer van overtuigd raakte, dat met Mijn komst de macht van de groten der wereld niet was opgehouden maar zich integendeel had vergroot, begon ook Johannes zo zachtjes aan bij zichzelf aan Mijn echtheid te twijfelen.
Hoofdstuk 143: Aan de zee. Het antwoord van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Als hij het wilde, kon ook hij vrij zijn! De maan doet 's nachts wel goede dienst; maar als hij ook met de zon wedijveren wil, als zou zijn licht overdag naast de zon net zo belangrijk zijn als dat van de zon, dan maakt de maan een grote vergissing. Want als de zon er eenmaal is, dan kan de aarde het schijnsel van de maan heel goed missen. Begrijp je dat?
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Wie zelf komt, kan meer bereiken dan wie een bode of een brief stuurt. De geest van Johannes is groot en groter dan alle geesten, die ooit op deze aarde een lichaam gehad hebben; maar zijn lichaam behoort aan deze aarde, en uit diens zwakheden heeft zich ook een zwakke zielontwikkeld, en zo is het goed!
Hoofdstuk 145: De geest en de ziel van Johannes de doper. In Kis en op de berg van Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik mag en Ik kan met Mijn wil niemand Mijn kracht en macht schenken, tenzij iemand komt en ze zelf neemt; want Ik zal niemand ooit verhinderen zich naar eigen keus van het leven te beroven of het oordeel over zich af te roepen, en zo kan men ook Mijn macht en kracht nemen als men die voor een goed doel nodig heeft.
Hoofdstuk 145: De geest en de ziel van Johannes de doper. In Kis en op de berg van Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Laten we maar weg gaan! Wat moeten we verder nog bij hem? We weten nu echt wel, wat we aan hem hebben. We zijn nu toch al vrij lang bij hem en heeft één van ons hem al eens zien bidden? Wie heeft hem ooit zien vasten? Hij houdt geen rekening met de sabbat, de grootste aartsketters en heidenen, Grieken en Romeinen, tollenaars, aartszondaars en wulpse, meegaande hoeren zijn zijn vrienden en vreugde, en daarbij nog goed eten en veel bekers uitgelezen wijn!
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Kortom, hij is niets anders dan: ten eerste een geraffineerd magiër uit de school van Pythagoras, die z'n werk goed verstaat! Daarbij is hij een welbespraakt persoon, wat iedere magiër wel moet zijn om zijn kunst beter aan de man te kunnen brengen. Weliswaar neemt hij daarvoor geen geld aan; maar is dat nu wel zo prijzenswaardig? 0, dat doen alle magiërs het eerste jaar, om zo des te eerder beroemd te worden; maar als ze dat eenmaal zijn, dan hebben koningen vaak geen schatten genoeg om zulke kunstenaars tevreden te stellen!
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] God liefhebben boven alles en de naaste als je zelf, kwaad niet met kwaad vergelden, zelfs de vijanden goed doen en hen zegenen die ons vervloeken, daarbij deemoedig en vol zachtmoedigheid zijn, -dat ziet er toch helemaal niet duivels uit!'
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Maar het was sabbat, en Kisjonah en zijn mensen deden hun werk net als op een andere dag; en toen het middag werd, werden er tafels gedekt en daar werd allerlei goed klaargemaakt voedsel op gezet.
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Omdat de uitgenodigden de vriendschap van de tollenaar zo beloonden, wendde deze zich tot Mij en vroeg: 'Heer! Wat moet er met die dwazen gebeuren? Ik wil hen goed doen, en daarvoor vervloeken ze mij! Kunt U mij ook zeggen, of God acht slaat op de vloek van zulke dwazen, tot nadeel van de door hen vervloekte!' ,
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Met wie zal Ik dit slechte geslacht vergelijken? Ken je de gelijkenis niet van de kinderen, die op de markt zitten en hun kameraadjes toeroepen (Matth. 11:16): 'We hebben voor jullie gefloten en je wilde niet dansen, en we hebben voor jullie geklaagd, en je wilde niet huilen!' (Matth. 11: 17) Maar Ik bedoel met die kinderen niet de Farizeeën en Joden die daar staan, maar degenen die hier staan; want die hier staan hebben getracht deze dwazen en volmaakte godloochenaars gisteren hier te houden, en de dwazen hebben met hen en Mij gespot; en de schippers wilden ze, omdat de wind goed was, over zee naar Kapérnaum brengen, en deze dwazen vertrouwden de schippers niet; ze gingen te voet, en een kwade storm dreef ze weer hierheen. Nu hebben jullie ze voor het middagmaal uitgenodigd, en ze vervloeken je!
Hoofdstuk 147: De gelijkenis van de fluitende kinderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Daarvoor heb Ik zeker meer dan genoeg macht. Maar het is voor de Heer van het leven niet nodig om hier recht te spreken; want na dit leven komt nog een leven, dat nooit eindigt, of het nu goed is of slecht, -het duurt even lang. En voor die eeuwige tijd geef Ik nu reeds een rechtvaardig oordeel: Ik vervloek al de steden, waarin Ik zoveel goeds gedaan heb en waarvan Ik nu een loon ontvang zoals jullie dat zojuist hoorden!
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...