Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1060 resultaten - Pagina 19 van 71

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[8] Toen zei DE WAARD: 'O ja, in dat geval moet de zee nog maar veel erger te keer gaan! Laat er dan ook maar een heel krachtige stormwind bijkomen, dan zullen die verdorven mensen pas echt beginnen te merken hoe God hun boze moeite weet te belonen!'
Hoofdstuk 57: De springvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] IK zei: 'Vriend, dat hoeft echt niet voor ons, want als ervaren mensen kennen wij al deze trucs, en wij weten maar al te goed op wat voor manier deze beelden spreken. Daar beginnen we dus niet aan, bespaar je die moeite! Maar omdat er vandaag toch niemand meer hierheen zal komen om deze goden om raad te vragen, kun je de drie sprekers achter de afgodsbeelden wel vrijáf geven, en laat ze, omdat het verder heel eerlijke mensen zijn, hierheen komen!'
Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Maar dat geeft op dit ogenblik niet, want voortaan zullen jullie vrouwen, kinderen en dienaren jullie ook in de waarheid, die nu door Mij bij jullie is opgegaan, veruit overtreffen. Nu gaan we echter naar het heilige bos, en daar zal Ik jullie vrouwen, kinderen en bedienden van hun grote verlegenheid en naderende vertwijfeling verlossen! Want nu beginnen zij zelf te geloven dat de goden hen straffen om wat zij ongelovig in het heilige bos tegen hen misdaan hebben. Laten we daarom opstaan en vlug op weg gaan!'
Hoofdstuk 102: De listige vrouwen van de heidense priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] De priesters en hun vrouwen groetten ons en maakten voor Mij een diepe buiging, en Jored wees hun meteen plaatsen aan aan onze tafel en zette hun brood en wijn voor. Toen zij uit beleefdheid wat brood en wijn genomen hadden, begonnen de vrouwen al gauw luid met elkaar te praten, met name de bijzonder intelligente, wijsgerige vrouw van de Minervapriester. Recht tegenover deze vrouw zat de joods Griekse schriftgeleerde, die ongeduldig wachtte om met de vrouw een gesprek te beginnen; want zij sprak nu over heel andere, onbelangrijke zaken.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Pas na ongeveer een uur ging het gesprek over op een belangrijker onderwerp, namelijk het orakel van Delphi en het van ouds her bestaande wereldorakel te Dodona. Pas bij deze gelegenheid zag onze schriftgeleerde een mogelijkheid om met de vrouw een gesprek te beginnen, waarover hij zich opwond omdat hij zolang op dit moment had moeten wachten.
Hoofdstuk 108: De atheïstische toespraak van de welbespraakte vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Kijk, nu is het opstijgen van de belletjes opgehouden, en de meeuwen en reigers beginnen in het water te duiken! Doe nu nog een trek, dan zul je zonder enige toverij vis in overvloed vangen!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Maar verder is hij een heel goed en eerlijk en trouw mens, en hoort hij graag van iemand iets nieuws en bijzonders, -en kijk, dat is nu juist zijn zwakke kant! Daar moetje hem aanpakken en hem de dingen op heel natuurlijke wijze laten zien en uitleggen, en dan zal hij wel heimelijk bij zichzelf de tovenaar aan de kant beginnen te schuiven, omdat hij aan de andere kant steeds meer zal gaan inzien dat zijn hele toverij nergens op berust.
Hoofdstuk 113: De juiste manier om godsdienstig onderricht te geven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Het is daarom goed om mensen die men voor de waarheid wil winnen, vooraf zo grondig mogelijk hun onjuiste beweegredenen uit te laten spreken. Hebben zij dat met alle energie -zoals de priestervrouwen gedaan, dan is de voornaamste kracht waar zij aan vast houden verdwenen en beginnen zij pas aandachtiger naar hun tegenstander te luisteren, en ook begrip te krijgen voor hogere waarheden, verwerpen dan vanzelf hun verkeerde beweegredenen, waarna men hen gewonnen heeft.
Hoofdstuk 113: De juiste manier om godsdienstig onderricht te geven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen zij zagen dat jullie gedrag ten opzichte van hen erg onrechtvaardig was, moesten zij toch duidelijk over een ander middel gaan nadenken, en wel een middel waarmee zij zich bij jullie en nog een aantal anderen schadeloos konden stellen voor de rechten die jullie van hen gestolen hadden! Met geweld konden zij niets tegen jullie beginnen omdat jullie aanzienlijk sterker waren; dus moesten zij van de dievenlist gebruik maken tot op heden lukte hun dat volkomen en het zou hun zonder Mijn ingrijpen ook ditmaal helemaal gelukt zijn.
Hoofdstuk 118: De schuld van de vlotbazen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Vriend, zoals het nu is, zal het over ongeveer tweeduizend jaar weer zijn, en de aanloop daartoe zal al veel eerder beginnen! In onze tijd is het Jodendom veel erger dan het heidendom -want de heidenen gebruiken hun verstand tenminste nog, terwijl dat bij de joden met voeten wordt getreden; maar in die tijd zal Mijn leer, dus het christendom, erger zijn dan nu Jodendom en heldendom samen. Er zal dan grote geestelijke nood onder de mensen zijn.
Hoofdstuk 149: Een voorspelling van de Heer over onze hedendaagse tijd. De noodzaak van goddelijke openbaringen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] IK zei: 'Deze priesters moeten naar Chotinodora gaan naar hun opperpriester; daar zullen zij wel te horen krijgen wat ze verder moeten doen. De tijd van het oude, inhoudsloze afgodendom en het domme bijgeloof enerzijds en het totale niet-geloven anderzijds, is voorbij; van nu af aan zullen de mensen volgens de volledige, overtuigende waarheid aan de enige, enig ware, levende en voor iedereen vindbare en begrijpelijke God beginnen te geloven, en zij zullen zichzelf in dat geloof vinden en de onsterflijkheid van hun ziel erkennen en haar eeuwige, zalige bestemming. Zodra deze tijd van het innerlijke licht en leven echter is aangebroken, is het uit met jullie domme bij elkaar gefantaseerde veelgodendom.
Hoofdstuk 130: De bekering van de afgodenpriesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Men moet niet denken dat deze eigenschappen de enig ware God uitmaken, maar je moet het zo zien dat Hij door Zijn hoogste wijsheid en wilskracht de mens als Zijn evenbeeld uit de materie van de aarde door heel veel natuurlijke levensfases tenslotte als mens tevoorschijn laat komen. De aarde bestaat uit eindeloos veel zielen, en de ziel van de mens, als de eigenlijke, ware mens, is net zo'n veelvoudige ziel binnen één vorm en één huid, als haar intelligenties en haar innerlijke en uiterlijke zienswijzen en waarnemingen zijn. Maar dat beseft nu niemand meer en dat kan ook niet, omdat de mens zich door zijn lichamelijke lusten van zichzelf vervreemd heeft. De eigenliefde en de hoererij heeft de mensen in een grote, diepe levensnacht gestort, waar alleen God Zelf hen weer uit kan trekken en -naar hij meende -misschien ook al gauw zal doen. Maar met Rome zou Hij niet beginnen, maar ook niet buiten de grenzen van het grote keizerrijk.'
Hoofdstuk 134: Het verhaal van de hoofdman over de wijze Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Ik werd bij die bewijzen van hen echt kwaad en zou mij bijna aan die verdorven huichelaars hebben vergrepen en verbood hun mijn huis ooit weer te betreden. Maar dat hielp allemaal niets. Vandaag jaag ik er tien weg, -morgen komen er weer twaalf anderen voor in de plaats en beginnen heel onschuldig en gladjes over hetzelfde onderwerp dat maakte dat ik hun voorgangers mijn huis ontzegd heb, en ze gedragen zich daarbij zo alsof er tussen mij en hen nooit iets voorgevallen is!
Hoofdstuk 152: De grote afwisseling onder de schepselen en hun doel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Stel dat je in het voorjaar een boom ziet die helemaal in knop staat. Zeg je dan soms ook: 'Wat heb je aan die vergankelijke knoppen?' De knoppen zwellen, ontvouwen zich steeds meer, en er komen bladeren en mooie, lieflijke, geurende bloemen te voorschijn. je bewondert ze, omdat ze je erg bevallen. Maar al gauw beginnen zij te verwelken en vallen af. Dan vraagje weer boos: 'Waarom wordt die prachtige, verheven schoonheid van de boom nu bedorven?' ja, je hebt gelijk, bloeiende bomen zouden altijd heel lieflijk zijn om te zien; maar van zien alleen wordt geen mens verzadigd, en daarom moet dus de bloesem, die dient om de vruchtkiem levend te maken, na haar volbrachte dienst weer weggenomen worden, opdat vervolgens de echte vrucht zich vrij, zelfstandig kan ontwikkelen. En je ziet daarna al gauw een heleboel zoete vruchten aan de takken van de boom, die je erg bevallen. Wel, moeten die vruchten soms ook eeuwig aan de boom blijven hangen?'
Hoofdstuk 154: Over de noodzaak van de vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] LAZARUS zei: 'Heer, mocht de maansverduistering nog niet direct beginnen, dan zouden we eerst nog het avondmaal kunnen gebruiken!'
Hoofdstuk 156: De op handen zijnde maansverduistering - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...