Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5122 resultaten - Pagina 19 van 342

...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...
[11] Zeer voldaan over Mijn antwoord zeggen de beiden Mij dank en geven Mij eer, en Jonaël zegt in een diep bewogen gemoedstoestand: 'O aarde! Verouderde akker van onkruid, dorens en distels! Donker levensgraf, oude moeder van zonde en dood! Ben je wel waard dat de Heer, je God en Schepper, je met Zijn heilige voeten betreedt, je verpeste lucht inademt en je slechte vruchten eet?!
Hoofdstuk 203: Lofrede van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] De leerlingen, die deze uitroepen aanhoren, zeggen: 'Heer, hoort U niet hoe Jonaël U looft en prijst alsof de geest van David in hem gevaren is?!'
Hoofdstuk 203: Lofrede van Jonaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] De goede zoon antwoordt: 'Liefste moeder, als ik dienen en werken zal, dan zal mijn hart toch steeds zeer dankbaar aan u denken en zeggen: 'Zie, zo heeft je lieve tedere moeder je werken geleerd!' Maar als ik de erfenis had, dan zou ik uiteindelijk werkschuw worden en mij in het nutteloze leven van de weelde storten en tenslotte zelfs u nog vergeten! Daarom wil ik uw verworven geldschat niet, waarop niet uw hart staat afgebeeld, maar die slechts de macht van de keizer weergeeft; maar ik wil datgene wat ik uit uw hart heb meegekregen, dat draagt ook haar afdruk en heeft een onwrikbare plaats in mijn hart. En daarom is deze erfenis die u, lieve moeder, mij al vanaf de wieg rijkelijk hebt gegeven, en waardoor ik al veel goeds en kostbaars heb gekregen, onbeschrijflijk veel beter dan degene, die u zich met het werk en de moeite van uw handen heeft verworven! Bij het zien ervan zou ik alleen maar droevig worden, omdat ik er steeds bij zou moeten denken: 'Kijk, dat heeft je geliefde moeder zoveel moeite en werk gekost; misschien heeft ze wel vaak van pijn gehuild om jou een erfenis te bezorgen!' Wel, liefste moeder , omdat ik zoveel van u houd, zou ik dan toch onmogelijk vrolijk kunnen zijn!'
Hoofdstuk 204: Gelijkenis van de moeder met haar twee zonen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Kisjonah vraagt: 'Ken je de reden?' De engel antwoordt: 'Ook als ik het wist, dan mocht ik het u toch niet zeggen voordat de Heer dat wil; vraag dus niets meer en wees kalm, zonder vrees en angst; wat komt zal u allen de ogen openen!
Hoofdstuk 208: Aardbeven, storm en onweer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] De Grieken zeggen: 'Heer en vriend! Wij hebben zoveel goden! Welke van die vele goden moeten we dan boven alles liefhebben? Zeus, Apollo, Mercurius of soms een andere van onze twaalf hoofdgoden? Of moeten we zo de god van de Joden liefhebben? Maar de god van de Joden is waarschijnlijk dezelfde als onze Chronos; hoe kunnen we deze buitengewone god boven alles liefhebben?!'
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De oudsten zeggen daarop: 'Heer, wij menen dat u dat kunt, en daarom vertrouwen wij er zogezegd blindelings op dat u onze zieken genezen zult door uw, ons nog onbekende, wonderlijke geneesmiddelen!'
Hoofdstuk 211: Genezing in Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De oudsten zeggen: 'Heer! Hoe zouden wij dat nu moeten weten?! Want we hebben beslist overal meer verstand van dan van de geneeskunde! In deze plaats hebben we wel een dokter, maar dat is er eigenlijk geen. want hij heeft de mensen alleen maar onder de grond geholpen! Als we dus net zoveel wisten als onze dokter, dan zouden wij over uw geneeswijze zonder het gebruik van geneesmiddelen ook niets kunnen zeggen; vandaar dat we niet in staat zijn om te bepalen, hoe u op natuurlijke weg in staat zou zijn om de zieken zonder geneesmiddel gezond te maken!
Hoofdstuk 211: Genezing in Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Deze toespraak wekt de achterdocht van de Grieken, en sommigen zeggen: 'Dat hebben die anders zo domme Joden toch heel mooi bedacht; ze hebben deze wonderdoende Jezus per brief gevraagd om hierheen te komen om ons vrees aan te jagen! Maar wij hebben grond onder de voeten en staan stevig.'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar de engel zegt: 'Kijk eens, ik heb ook een schrijfstift meegenomen; het is dezelfde, waarmee je eigenhandig in de tempel op Akka de documenten getekend hebt, Zet op ieder document tweemaal je naam, dat wil zeggen, de naam die je op Akka draagt en de naam die je hier draagt, en behoudt de schrijfstift als herinnering!'
Hoofdstuk 214: Over de samenhang van lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De engel zegt: 'Degene, die je zo-even op mij geattendeerd heeft! Ga naar Hem; Hij zal je zeggen wat Hij je reeds gezegd heeft; want als je leeft zoals Hij zegt dat je leven moet, dan is dat al die goddelijke levensorde, die zorgt dat men het kindschap van God bereiken kan!
Hoofdstuk 215: Aarzel niet als de Heer roept. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Philopold komt met enige Grieken naar Mij toe en zegt: 'Heer, we hebben aan Uw verlangen voldaan voor zover dat in dit korte tijdsbestek mogelijk was; maar de kleinere details die nog nodig zijn, zullen niet vergeten worden. Met mijn huis en met mijn familie heb ik het nu zo geregeld, dat ik vrij ben om U één, twee of drie jaar te volgen, als Ik tenminste zo nu en dan aan mijn familie laat weten waar ik ben en wat U doet. Want mijn gehele huis gelooft nu in U en hoopt op Uw naam. Als U daarmee instemt, o Heer, wilt U mij dat dan genadiglijk zeggen; heeft U echter nog wensen, geeft U dat ons dan ook te kennen!'
Hoofdstuk 217: Gedachte en wil. In Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] De Farizeeën zeggen: 'Zo is het; alles is nu weer helemaal in orde. Maar nu over iets anders!
Hoofdstuk 218: Genezingen in Kis en bij Kisjonah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ahab zegt: 'O wijsheid, o wijsheid! Hoe hoog en waar is datgene, wat in U woont, en hoe vreselijk dom zijn wij daarbij vergeleken! Het is al eeuwenlang bewezen dat er niets ontstaat zonder een voorafgaande strijd; en toch wilde ik nu zonder meer naar de Bethlehemieten gaan om hun geest te verlichten! O ik ben toch wel het toppunt van domheid?! De Griekse wijzen zeggen toch al: 'Iedere werkzaamheid hangt van strijd af, en iedere uitwerking is daar het gevolg van!', -en ik had dat niet in de gaten! Hoe komt het toch dat ik het nu wel inzie?! .
Hoofdstuk 220: De rust en het nietsdoen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Jullie hebben de Joden wel het politieke eigendomsrecht laten behouden, en de Jood kan altijd nog zeggen: 'Deze grond is van mij!'; maar jullie kwamen met je verleidelijke waren, je hebt van de mooie dochters en vrouwen van de Joden ijdele pronkzuchtige dames gemaakt en de blinde Joden voor gek gezet, omdat ze hun vrouwen en dochters mooier vonden met de Griekse opschik dan in de joodse ingetogen, eenvoudige kleding! Daarvoor kregen jullie het vruchtgebruik van hun akkers, tuinen, weiden en bossen; en omdat ze toch ook voor hun eigen levensbehoeften vruchten van hun akkers wilden oogsten, moesten ze duur als onderpachter voor het gebruik betalen en van de oogst ook nog de tienden afdragen! Bovendien laten jullie hen, als de eigenlijke bezitters alle belastingen en andere lasten dragen!
Hoofdstuk 211: Genezing in Kana in het dal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Kijk, de wonderbaarlijke genezing van de tweehonderd zieken heeft bijna alle inwoners van Kana overtuigd; waarom dan mij niet?! Omdat ik een echte stoïcijn ben, voor wie de gehele schepping nauwelijks een geducht standje waard is en mijn eigen persoon en het ongelukkige leven nog minder! Waarmee willen jullie mij dan straffen? Soms met de dood? Ik zeg jullie: Ik wil hem, tesamen met de eeuwige vernietiging; want voor dit smadelijke leven ben ik toch zeker geen enkele God dank verschuldigd! Of is men soms iemand voor de meest gehate gave dank schuldig?! Ik denk, dat het voor een almachtige God wel niet zo moeilijk zal zijn om een mens op de wereld te zetten! Wie zal God daarbij kunnen tegenhouden?! De te scheppen mens wordt beslist niet gevraagd of hij geschapen wil worden, zodat hij als enig rechthebbende zijn ja of nee daarover uit kan spreken; en een reeds geschapen mens heeft net zo weinig te zeggen over het scheppen van de mensen die na hem moeten komen -als iemand die nog niet geschapen is! Scheppen is dus voor een God niets bijzonders; maar voor de geschapen mens wel, omdat hij iets zijn moet waarvoor nooit zijn mening gevraagd is. Wat kan er nu ellendiger zijn dan te moeten bestaan, zonder dat ooit gewild te hebben?!
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32  ...