Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11480 resultaten - Pagina 20 van 766

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[9] Zo'n verschijnsel is weliswaar ook een gericht voor de mensen; als men echter twee kwaden voor zich heeft en er een moet nemen, dan pakt men toch eerst het kleinste om daardoor zo mogelijk het grote te ontlopen, - waarbij dan een kleine wond zeker ook eerder geneest dan een grote! Is echter het nemen van het kleine onheil geen bescherming meer, dan moet het grote onheil natuurlijk vanzelf komen, waarin dan het kwade zijn einde moet vinden.
Hoofdstuk 345: Verklaring over het verzamelen en verzorgen van de voor de ark bestemde dieren door de engelen. Over het buitengewone toelaten van grote catastrofen. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[8] Hoe en waarheen vloeiden de wateren van de zondvloed? - Hoofdzakelijk naar Midden-Azië waar nog heden het Aralmeer en de Kaspische Zee de meest gedenkwaardige overblijfselen zijn; want waar nu de Kaspische Zee is, daar stond eens het enorm grote en trotse Hanoch, en het zou vandaag de dag nog mogelijk zijn resten van deze stad te vinden, maar wel meer dan duizend vadem diep.
Hoofdstuk 357: De engel Mahal als beschermgeest van de ark. Het stijgen van de vloed. Midden-Azië als het sterkst getroffen door de vloed. Het Aralmeer en de Kaspische Zee als overblijfselen van de zondvloed en als graf van de megastad Hanoch. - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)
[1] Hoe zullen we het dan aanpakken, opdat we op onze nog steeds eenvoudige, geestelijke zon wat meer te zien krijgen? Zullen we er toch maar toe overgaan om eventueel grote en verre ontdekkingsreizen te ondernemen, of zullen we ons op een of andere plaats opstellen, mond en ogen goed ver opendoen en afwachten of de gebraden vogels ons misschien in de mond vliegen? Ik zeg: we doen noch het een noch het ander, maar we zullen ons in een geestelijk kosmorama en diorama begeven en zullen ons daar zo goed mogelijk vermaken met de wonderbaarlijke aanschouwingen in het hart. Opdat jullie je daar echter een betere voorstelling van kunnen maken, wil Ik je weer door een heel duidelijk voorbeeld het geheel beter laten begrijpen. Jullie hebben toch zeker wel eens een zogenaamd `optisch diorama' gezien, waarbij men door middel van een vergrootglas met een diameter van ongeveer een halve voet een goed schilderij, dat tegen een zwarte wand ie opgesteld, kan bekijken. Als jullie zo een echt goed exemplaar bekijken, kunnen jullie doen wat je wilt, jullie kunnen je fantasie en verbeelding naar vermogen temperen en veranderen, en toch zullen jullie het met al je inspanning niet zover brengen dat jullie de geschilderde afbeelding zien als iets dat slechts geschilderd ie. Het zal steeds volkomen ruimtelijk verschijnen en de voorwerpen zo tonen dat jullie ze zien zoals je ze in de natuur ziet, vooropgesteld dat de afbeeldingen en het glas zelf van uitstekende kwaliteit zijn.
Hoofdstuk 6: Het geestelijke kosmische diorama. De sfeer van de eerste geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Daar jullie dit nu weten, lieve vrienden en broeders, gaan we verder door deze gang tot daar, waar jullie een groot licht uit de wand zien stromen, dat zo roodachtig straalt als het rood van de allermooiste lenteroos. Daar is de ingang van de tempel. - Weten jullie wat dit licht betekent? - Dit licht duidt de liefde tot Christus aan en het is niet mogelijk anders in deze tempel te komen dan alleen door de nauwe poort van de liefde tot Christus. Kijk, broeders en vrienden, nu zijn we er. Kijk, daar is de deur. Jullie zijn weliswaar verbaasd dat deze enorm grote tempel alleen maar door zo'n smal poortje toegankelijk is, maar jullie weten ook dat er staat geschreven: wie niet door de smalle poort gaat, zal niet tot de Vader komen, dus ook niet in het rijk van God en evenmin in het engelenrijk van de hemelen. Bukken jullie je daarom maar zo goed en zo diep als je kunt en volg mij, dan zullen we dadelijk het binnenste van deze tempel te zien krijgen.
Hoofdstuk 9: De sfeer van de vierde geest. Het geheim van de Mensenzoon - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Een kind in zo'n ceremoniële kerk geboren en gedoopt, wordt in geestelijk opzicht reeds in zo'n schommel gelegd, en als het erin ligt, wordt de schommel ook terstond geleidelijk aan in een steeds grotere beweging gezet. Bij zo'n beweging denkt de mens dan dat hij de hemel weet wat voor grote vorderingen maakt en hoe hij vooruit komt. Alleen ziet iedereen op het eerste gezicht gemakkelijk in, hoe ver zo'n reis zal gaan! Tussen twee pijlers hangt ons luchtschip. De ene pijler betekent de zogenaamde rots van de geloofsleer, de andere pijler echter de noodzakelijkheid van staat en politiek. Deze beide zijn zo stevig mogelijk geplaatst en door dwarsbalken met elkaar verbonden. Zo gaat dan vervolgens de reis tussen deze twee pijlers door en men kan zich geen duimbreed verder bewegen dan het touw, waaraan de veelzeggende schommel hangt, lang is. Sommige schommelaars worden al gauw misselijk en bij het eerste rustpunt dat zij te baat kunnen nemen, springen ze eruit. Enkelen keren zo'n vervoermiddel voorgoed de rug toe. Alleen degenen die belang hebben bij de schommel blijven er pro forma inzitten, laten zich slechts voor de schijn heel gezapig heen en weer trekken en loven en prijzen zo'n beweging die volgens hen buitengewoon goed is voor de gezondheid. Daardoor trekken ze ook vreemden aan en zeggen tegen degenen die zo dwaas zijn weer in dit vervoermiddel te stappen: willen jullie ten volle het genot en dus de volmaakte bevrediging van zo'n tocht ervaren, dan moeten jullie je laten blinddoeken. Daar zoiets dan veel dwazen verleidt om met geblinddoekte ogen in de schommel te gaan zitten, gebeurt het dan dat deze enthousiast beginnen te roepen en zeggen: ja, nu begrijpen we pas wat voor grote geheimen achter deze eentonigheid schuilgaan, want nu is het heen en weer gaan opgehouden en vliegen we bliksemsnel door eindeloze ruimten. Dat moet toch een wonder zijn! Wie had ooit kunnen dromen, dat er achter zoiets eentonigs zoiets groots verborgen ligt?
Hoofdstuk 13: De schommel in haar overeenstemmende beeld. Ceremoniële godsdienstcultus en het wereldse leven - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Hij zegt: we weten de weg niet, maar dit eiland werd ons toegewezen ooi ii er te wonen en om in ons onderhoud te voorzien. Er kwam niemand die ons verder bracht en het ontbrak ons steeds aan moed om uit eigen beweging een ons zo'n eindeloos lang lijkende reis te kunnen ondernemen. De meer wijzen onder ons zeggen dat de morgen, waarvan we het licht van hieraf goed zien, eindeloos ver weg ligt. Daarom denken we dat dit met onze krachten nooit te bereiken is en er blijft ons dus niets anders over dan ons grote verlangen daarheen zoveel mogelijk te temperen. Maar bovendien vinden we nog dat hetgeen we hier bezitten, al veel te veel voor ons is en dat dit alles pure genade en ontferming is van de Heer. Daarom zijn we er ook heel dankbaar voor en tevreden mee. Slechts één ding zouden we eens willen meemaken, dan zouden we voor eeuwig oneindig gelukkig zijn, en dat ene is dat we slechts eenmaal de Heer te zien zouden krijgen!
Hoofdstuk 21: Bezoek aan de avondlijke streek - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De verstandspreses zegt: beste vrienden, alvorens op deze vraag een deugdelijk antwoord te kunnen geven, is het noodzakelijk om verschillende zaken goed van elkaar te onderscheiden. Vooreerst moet het begrip `liefde' volkomen verstandelijk uiteengezet worden; pas dan zal men daaruit kunnen opmaken hoe ze zich verhoudt tot zichzelf en tot alles wat haar omgeeft. Het begrip `liefde' is niets anders en kan onmogelijk iets anders zijn dan een behoefte die zich uit en waarvan de oorzaak kennelijk niets anders kan zijn dan een gebrek aan datgene waarnaar de behoefte uitgaat. De behoefte lijkt op honger. Wanneer een mens een stevige honger heeft, dan heeft hij zo'n enorme eetlust dat hij er als het ware van overtuigd is dat hij op zijn minst een wereld moet opeten voordat zijn honger gestild zal zijn. Maar wat zegt de werkelijke ervaring over deze fantastische voorstelling? Niets anders dan: jij hongerige mens, eet maar een enkel pond brood en je zult voldoende verzadigd zijn! Kijk, precies hetzelfde is het geval met de meer geestelijke behoefte van het begrip `liefde'. De naar liefde hongerende mens is van mening dat hij de maag van zijn hart met de hele oneindigheid moet vullen voordat hij behoorlijk verzadigd wordt. Wat is echter de oorzaak van dit onzinnige verlangen? Deze is nergens anders te vinden dan in het niet verzadigd zijn van de horizon van eigen inzichten, waardoor dan noodgedwongen de ene leegte op de andere volgt; het ene gemis volgt op het andere en bijgevolg de ene behoefte op de andere. Liefde begeert verzadiging. Daar dit vermogen tot begeren echter een puur mechanische eigenschap van de geest is, woont in haar ook niet het vermogen om te beoordelen wat ze voor haar verzadiging moet verlangen. Omdat juist door dit vermogen tot begeren een leegte in het inzicht tot uiting komt, kan dit gebrek aan inzicht, wat hetzelfde is als helemaal geen inzicht, de voor zijn verzadiging noodzakelijke voeding dan ook niet beoordelen. Bij zo'n gelegenheid keren zulke leeghoofden zich dan met hun blinde vermogen om te begeren inderdaad naar het gebied van het oneindige en zijn dan van mening dat hen uit deze eeuwige hoorn van overvloed het ontbrekende als zogenaamde gebraden vogels in de mond zal vliegen. - Hoe ijdel zo'n echt waanidee eigenlijk is, ligt toch voor de hand, omdat zulke `oneindigheidliefhebbers' in plaats van een of andere volledige verzadiging slechts een steeds grotere honger krijgen. Dat is ook heel vanzelfsprekend en aan de hand van een natuurgetrouw voorbeeld ook goed te begrijpen. Stel je eens een gewoon hongerig mens voor met naast zich een korf met brood, terwijl hij zijn mond naar de oneindige ruimte toe steeds verder openspert, alsof hij de gehele aarde, de zon en de maan en de hele sterrenhemel zou willen verslinden, maar naar het brood naast zich niet omkijkt. Dan is het toch duidelijk dat hij met zijn honger naar de oneindigheid van uur tot uur hongeriger wordt en als hij niet spoedig naar de korf grijpt, tenslotte aan de hongerdood zal zijn overgeleverd. Hieruit kunnen jullie, geachte vrienden, toch zonder verdere uitleg gemakkelijk opmaken hoe het staat met de zogenaamde `liefde voor God'. De ware liefde voor God kan bijgevolg immers niets anders zijn en uit niets anders bestaan dan dat ieder willekeurig mens zijn inzichten tot aan de hem gegeven horizon moet naleven. - Deze verwezenlijking kan echter pas op gang komen wanneer de mens zich zelf en dus het hem gegeven domein heeft onderkend. Maar om dat te kun nen moet de mens heel zorgvuldig alle hindernissen uit de weg ruimen, zich van alle uiterlijke onbelangrijke behoeften bevrijden, en zich dan in zijcc eigen middelpunt begeven van waaruit het hem pas mogelijk wordt zijti hele horizon te overzien en zijn domein dan op te vullen met datgene wat hem is gegeven. Heeft hij dat met volharding en grote zelfverloochening tot stand gebracht, dan heeft hij ook zijn liefde of zijn begeren volkomen verzadigd. Wat hij van dit alles zal verteren, zal hij gemakkelijk meteen uit zijn eigen hem gegeven overvloed aanvullen. Dat is dan, vanuit het standpunt van het zuivere verstand bezien, een volledige en verzadigde liefde, die niet meer als honger maar steeds als een verblijdende verzadiging tot uitdrukking komt. Kijk, dat is nu voor mijn horizon de meest duidelijke opvatting. Kunnen jullie hier echter iets tegenin brengen dan kunnen jullie dat, zoals gezegd, even onbevangen doen als het mij vrij staat om te reageren op iedere tegenwerping.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Kijk, ginds nog tamelijk ver op de achtergrond rijst een rechte hoge stenen muur op. Daar houdt ons dal links en rechts ook op. Soms opent zich deze muur en er ontstaat een ruime kloof. Als men er op dat moment is, kan men daarin doordringen, maar als men zo'n moment niet treft, dan is daar geen doorgang mogelijk. Jullie vragen: ook niet op de manier waarop wij ons in de noordelijke omgeving op de bergen hebben verplaatst? Ik zeg jullie: hier ook niet op die manier, en wel omdat jullie nog iets aards in je hebben. Wij zullen echter toch het moment aantreffen waarop de muur zich zal openen. En omdat zich meteen achter de muur een hele grote vlakte uitstrekt, zullen we tot aan het moment dat de wand zich weer sluit gemakkelijk door de tamelijk brede spleet komen. Kijk, nu zijn we reeds bij de muur; heb maar wat geduld, hij zal weldra opengaan. Ik zeg nu: open je! En de machtige muur wijkt al uiteen. Nu is de spleet groot genoeg; dus maar vlug erdoorheen! We zijn de spleet gelukkig gepasseerd en kijk nu eens om, de muur is alweer stevig gesloten.
Hoofdstuk 28: De dalen van rijken, geleerden, vernuft- en verstandsmensen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Lieve vrienden, jullie hebben gelijk. Juist voor deze redevoering heb ik jullie hierheen geleid. Jullie zeggen echter: aangezien dit hele rijk van de nacht slechts een eindeloos vlakke zandbodem lijkt te zijn en we hier nergens een verhoging hebben gevonden, zouden wij wel eens willen weten hoe het deze spreker mogelijk is om zich een flink stuk boven zijn toehoorders te plaatsen. Het is goed dat jullie dit vragen, want hier heeft het meest onbeduidende een grote betekenis. Deze spreker heeft van zand een heuveltje opgeworpen en aangestampt, maar zoals de samenstelling van zijn sprekerspodium is, zo zal ook zijn toespraak zijn. Zolang de spreker op zijn zandpodium rustig blijft, zal deze hem wel dragen. Als hij echter daarop wat meer houvast zoekt, zal de zandheuvel ineenzakken en zal hij vanaf zijn hoogte omlaag komen tot op dezelfde bodem waarop zijn toehoorders zich bevinden. Nu heeft hij een teken gegeven dat hij zal spreken; dus zullen we in het verborgene ook heel goed naar hem luisteren.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk, daar niet ver van ons vandaan is iets te zien dat lijkt op een tamelijk grote brandstapel bij jullie op aarde. We zullen deze stapel eens van dichtbij bekijken, dan zullen jullie je er spoedig van kunnen overtuigen uit welk materiaal hij bestaat. Wel, we zijn al op de juiste afstand; bekijk hem nu maar wat beter. Wat zien jullie? Jullie zeggen alweer: maar in Gods almachtige Naam, wat is dat toch? Dat zijn toch louter mensen, die als haringen op elkaar gepakt en bovendien nog met hele sterke ketenen zodanig aan de grond bevestigd zijn, dat het zeker voor niemand mogelijk is zich in deze toestand ook maar het minst te bewegen. Wanneer dit hier echt zo is dan ziet het er met de eeuwigdurende vrijheid van de geest bijzonder merkwaardig uit.
Hoofdstuk 39: Waar bevinden zich hemel en hel? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk, we zijn al in het inwendige van dit huis; hoe bevalt het jullie? Jullie slaan de handen in elkaar van verbazing en zeggen: maar in hemelsnaam, hoe is zoiets nu mogelijk?! We zien dat het huis vanbinnen buitengewoon prachtig versierd is en ook lijkt het huis vanbinnen onvergelijkelijk veel groter dan vanbuiten. Als we door een of ander raam naar buiten kijken, zien we van de vroegere omgeving niet het geringste spoor meer, maar alles is heel anders en weergaloos grootser. Overal zien we wonderbaarlijke, indrukwekkende paleizen en tempels; de verafgelegen bergen schitteren als waren ze met de lichtmaterie van de zon zelf overgoten en een wijde vlakte strekt zich voor ons uit. Op deze vlakte staan talloze paleizen van een onvoorstelbaar wonderbaarlijke en indrukwekkende schoonheid. In het midden stroomt een rivier; haar golven glinsteren alsof de allermooist geslepen diamanten door elkaar worden gerold terwijl de oevers begroeid zijn met reusachtig grote bomen. Dergelijke bomen hebben we ook wel op de natuurlijke zon gezien, maar deze zijn nog duizendmaal prachtiger, want ze lijken allemaal doorzichtig en hun gebladerte schittert naar alle kanten als een levendig deel van een regenboog. Hoe prachtig is toch ook het inwendige van dit gebouw! Zoiets hebben we in natuurlijk opzicht alleen op de middengordel van de zon gezien, maar met dit vergeleken was alles daar maar plomp en onvolmaakt, want hier is alles toch met zo'n, men zou kunnen zeggen oneindig verregaande zuiverheid en precisie uitgebeeld, dat men wel jarenlang vol grootste verbazing zou kunnen blijven stilstaan bij een klein detail. De eindeloze kleurenpracht die overal heerlijk en passend verdeeld is, is op zich al zo hemels aantrekkelijk, dat we met recht niet meer kunnen besluiten dit woonhuis te verlaten.
Hoofdstuk 41: Bezoek aan de middag. De werking van waarachtig geloof en daadwerkelijke liefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[18] De man zegt: lieve vriend, oppervlakkig bekeken kan het er wel op lijken, maar volgens ons innerlijk niet. Kijk eens, wat zou jij dan in mijn plaats doen, als je heerlijkheden zou bezitten die nog duizendmaal mooier zouden zijn om te zien dan de mijne, maar bij al die onuitsprekelijke heerlijkheden de heilige Gever toch nooit echt te zien zou krijgen? In jouw grote liefde tot de Heer zou je zeker liever alles verlaten, om daardoor zo mogelijk steeds nader tot de Heer te komen.
Hoofdstuk 46: In het heuvelland van de eeuwige morgen. Een klein liefde examen. Hoe stellen jullie je de Heer voor? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Zoals jullie zien is de omgeving die wij zagen alweer verdwenen. Van de heuvels en de gebouwen op de heuvels is niets meer te zien; we bevinden ons midden in de middag. Dat kunnen jullie opmaken uit de in haar hoogste punt staande zon en uit de grote pracht van deze streek evenals uit de ons reeds bekende rivier die van hieruit naar de morgen stroomt. Jullie vragen: maar beste vriend, hoe is het toch mogelijk dat deze eindeloos allerzaligste morgenstreek nu helemaal voor onze ogen verdwenen is?
Hoofdstuk 47: De 'rooms-katholieke' hemel. In de uiterste middag - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[9] Ik ben van mening dat deze hemel weliswaar een ware en volmaakte hemel is, maar het verhaal en de belering over die tafelgevangenschap berust volgens mij slechts op een vermoeden van de tafeldienaar, die ons daarmee behoorlijk om de tuin heeft geleid. Wij zijn vrij en kunnen aan tafel gaan wanneer wij willen, maar als we willen kunnen we ook in deze grote tuin gaan wandelen. Ik ben ook van mening dat het ons vrij staat om dat grote, prachtige paleis daar achter die grote lange tafel te bezichtigen en misschien zelfs wel te bewonen, want de Heer heeft toch gezegd: `In het Rijk van Mijn Vader zijn vele woningen'! Daarom kunnen er in dit buitengewoon grote paleis immers een heleboel woningen zijn. Het is ook best mogelijk dat er verderop nog een enorm aantal van zulke paleizen voorhanden is. Daarom denk ik dat we niet meer op onze niet bepaald bijbelvaste tafeldienaar moeten wachten, maar ons dadelijk naar eigen goeddunken en genoegen naar het grote paleis kunnen begeven. We zijn hier namelijk niet meer in staat om te zondigen; daarom kunnen we ook doen wat we willen!
Hoofdstuk 52: De ware armoede van de geest. Het gevaar van de blinde twijfelzucht - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Als ik erover nadacht dat men God moet liefhebben boven alles en wel met al zijn levenskracht en mij daarbij afvroeg: is dat bij jou wel het geval, of hou je eigenlijk van je vrouw, kinderen en allerlei vrienden diep in je hart niet duidelijk meer dan van de allerheiligste drie-eenheid? - dan kwam altijd het ondubbelzinnige antwoord bij mij op, dat ik aanzienlijk meer van mijn vrouw, kinderen en menige vriend hield dan van de heilige drie-eenheid. Ja, ik moet er eerlijkheidshalve nog aan toevoegen dat ik eigenlijk niet kon begrijpen hoe het een mens mogelijk kon zijn, deze drie-eenheid lief te hebben. Hoe meer ik namelijk mijn liefde op het grootse begon te richten, des te meer werd ik mij ervan bewust dat een mens niet eens in staat is om voor het al te grote, liefde op te brengen. Ik heb dat ook door middel van allerlei fantasievoorbeelden bij mijzelf uitgeprobeerd.
Hoofdstuk 56: Op weg naar Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...