Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

793 resultaten - Pagina 20 van 53

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[13] En zie nu, toen Meduhed na een reis van zeventig dagen aangekomen was bij de hem reeds genoemde oever van het grote water op aarde, dat jullie vandaag de dag de 'Stille Oceaan' noemen en dat aan de kusten geelachtig maar deels ook - op de diepere plaatsen - over brede banen helemaal blauw oplicht door de vermenging van de kleuren van de bodem, van het rijkelijk voorhanden zijnde koperzout en de zich daarin brekende stralen van de zon, sloeg hij met zijn schare een kamp op in een streek die overvloedig beladen was met goede vruchten, precies de plaats waar Ik hen wilde hebben.
Hoofdstuk 31: De landverhuizing onder leiding van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] En zie, zo bleven er na getrouw verrichte arbeid nog goed vijftig dagen van volkomen rust voor hen over. Gedurende die tijd verstrekte Ik hen door de waarachtig vroom en liefdevol geworden Meduhed steeds meer kennis omtrent Mij; ook leerde Ik hen het vieren van een sabbat, op welke dag zij zich, in Mijn liefde rustende, van iedere arbeid moesten onthouden en ook moesten zij gedurende deze hele rustdag zich volkomen aan Mij wijden. En als zij dit voortdurend zouden doen, dan zouden zij allemaal uiteindelijk net zo wijs worden als Farak was en Meduhed nu is. Ja, als zij hun best zouden doen om godvruchtig te worden, niet alleen uit grote eerbied en door enkel Mijn naam te kennen, maar veel meer door te beginnen Mij met de juiste deemoed in hun harten in alle oprechtheid lief te hebben en zij dan in die liefde zouden groeien, zou Ik ook een goede Vader voor hen worden en de dood zou van hen teruggenomen worden, omdat zij dan weer als kinderen opgenomen zouden worden in de brede schoot van de goddelijke liefde tot aan een gewisse grote tijd aller tijden op aarde, omdat zij dan allen tezamen naar de grote Vader zouden komen en Zijn gelaat voor eeuwig zouden aanschouwen en zich verzadigen aan de onmetelijke rijke uitstromingen van de liefde uit Mij.
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Maar wie ooit in zijn hart niet zal luisteren naar de wil van God, die zal ook sterven en zijn lichaam zal nimmer herrijzen. En er zullen aardwormen in zijn vlees komen en het geheel met haar, huid en beenderen verteren; zijn ziel en zijn geest worden dan weer duizenden jaren lang tot fundament van de bergen. Zij moet als vast lichaam dienstbaar zijn in het duistere bewustzijn van haar ellende en haar volkomen nietigheid, tot zij eindelijk weer volgens de genadige wil van boven in een of ander dier wordt opgenomen. Van daaruit moet zij zich dan weer trede voor trede ellendig, stom en zonder spraak door de hele dierenwereld heen werken om tenslotte weer eens de waardigheid van het menszijn te kunnen bereiken. Hierop moeten jullie goed letten; want je zult dan vele duizenden malen moeten sterven, eer je wederom tot het leven uit de liefde en de genade van God zult komen! Overdenk, wat de Heer jullie hier laat zeggen!
Hoofdstuk 33: De afvaart van de Meduhedieten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] Daarom doen wij wat wij willen en gaan heen, en in plaats van een dreigement zullen wij Hem loven en Zijn grote macht en kracht prijzen; misschien neemt Hij ons op, zoals Hij Meduhed heeft opgenomen en vervolgens kan Lamech thuis zijn kracht meten en in de stenen bijten van woede!
Hoofdstuk 33: De afvaart van de Meduhedieten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[27] 'Bekijk mij en zie hoe mooi en bekoorlijk ik ben en hoe ik een vorm als de jouwe heb en die goed kan overzien! Ook al was eens mijn gestalte slechts een groot licht dat zijn stralen door de eindeloze ruimten zond en zichzelf verloor in zo' n bovenmatige grootte, toch kon ik nooit mijn eigen vorm aanschouwen, maar ik was zelf licht, waarin zich talloze vormen onthulden. De vormen, waarin ik mij oneindigvoudig vermenigvuldigd zag en waarin ik mij goed voelde, zijn mij ontnomen; maar daarvoor in de plaats is mij nu zelf een vorm gegeven en deze vorm is mooier dan al mijn vroegere licht, en ik heb zo'n welgevallen aan mijzelf in deze vorm, dat ik een grote vreugde aan mijzelf heb en mijzelf liefheb en ik word door jou bemind, en heb een grote begeerte in mij tot mijzelf en kan jou naar mij toetrekken wanneer ik wil, en jij moet altijd de aantrekkingskracht van mijn begeerte volgen!'
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Maar Seth en Enos gingen daar tegenin en zeiden: "Beste Henoch, weet jij dan niet wat Adam ons dikwijls geleerd heeft?! De vaderen hebben slechts met de zegen van de Heer in de lichamen van hun kinderen woningen voor onze jongere broeders verwekt; maar omdat wij verwekkers van de lichamen zijn en niet eveneens van de liefde, die een levende geest vanuit de liefde van God is, zijn wij in de liefde immers niets anders dan louter broeders en zusters onder elkaar en zijn zodoende veel meer kinderen van een en dezelfde meest heilige Vader in de hemelen van de hoogte, die een eeuwige woonplaats is van de heiligheid van God, die een ware Vader van ons allen is. Predik daarom maar verder vanuit jouw liefde en wees ervan verzekerd: wij zullen met de genade van God de tong van de broeder en die van het kind goed onderscheiden; want indien iemand de liefde predikt, spreekt hij als een broeder uit het hart van de eeuwige liefde en zijn woord zal zijn als een opgaande zon, waarvan het licht met haar warmte de nevelen uit de donkere voren van de aarde verjaagt. Degene echter die slechts zou prediken vanuit de aan hem verleende wijsheid, diens leer zou als het licht van de middagzon zijn, waarvan het licht niet meer verwarmt, maar slechts geweldig en onverdraaglijk brandt en men voor de uiterst felle stralen graag zou willen vluchten naar de diepste schaduw uit vrees voor zulke brandende stralen!
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[39] En omdat jullie dat nu gewillig in je harten opgenomen hebt, hoor mij Kenan nog verder verhalen over het nachtelijke wonder van de grote liefde en helder stralende genade van de eeuwige heilige Vader!
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[44] Doch dit arglistige, loze gedoe hield niet lang aan; want spoedig zag ik Henoch helderder dan de zon oplichten en gloeiend hete stralen ontsproten aan Henochs hoofd, doorwoelden in machtige stromen in één ogenblik al die slijkerige, diefachtige diepten van de door roofzucht doorgloeide wateren.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[92] En nu, luister en zie, toen dat ijlings was geschied, begonnen de vloeden zeer snel te zakken en bergen en lieflijke velden met vruchtbare aarde stegen snel en wondermooi uit de zinkende vlakten van de wateren op en werden meteen groen, en de warme stralen van de zon deed hen opleven tot lieflijke weiden en vlakten en weelderige tuinen vol vruchten.
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] O vaderen, zie, als wij daar goed over nadenken, moeten wij dan ook niet het gevoel krijgen als stonden wij op gloeiende kolen en ik, de spreker, op de brandende stralen van de middagzon op haar hoogtepunt, terwijl haar stralen boven onze hoofden het harde erts vloeibaar maken?!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] Zouden wij ons dan tot het zonnestofje moeten wenden, dat glinsterend, geheel onbelangrijk in de stralen van de zon door de lucht van onze kleine woning zweeft, zonder te weten waarmee wij dan het eerst zouden moeten beginnen?! Of wie weet wat het laatste is, opdat hij dan een gepast, rechtvaardig lof tot de Heer, de meest heilige Vader, de oneindige, eeuwige kan aanheffen?!
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[45] En luister, nauwelijks waren de vlakten van de geniepige wateren door de zengende stralen uit Henochs hoofd geraakt of de golven van de geniepige wateren begonnen te gisten, te suizen en te bruisen. De eindeloze vlakten dampten en rookten en zij gaven door de hitte van de stralen gedwongen, al de voorheen zo boosaardig gestolen en door eigenliefde en hebzucht in de modderige grond geketende vreemde wateren onvrijwillig terug. En de vreemde wateren stegen als vurige wolken in talloze scharen, zich ijverig losmakend van de lagere, donkere en troebele dampen van de geniepige vloeden, omhoog in de zuiverder, lichtende luchten. En zie, toen zij aan de diepten van de dood waren ontstegen, kwamen er bedrijvige winden, die Henochs zuil omgaven en zij droegen heel teder met wervelende vreugde de weer losgemaakte kinderen terug langs de razende dampen van de verraderlijke wateren in de liefhebbende, wachtende armen van de wateren, die door een door de goddelijke genade gegeven gebod waren veredeld. En toen dat door een wonder van de heilige liefde van boven was gebeurd, strekte Henoch vol macht opeens zijn handen uit en sprak streng gebiedend, met heftige, donderde stem:
Hoofdstuk 42: Kenans gezang over de tien zuilen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "O vaderen! De grote genade van God, onze meest heilige Vader, is onder ons gekomen als een verkoelend zuchtje, ontvloden aan de verre morgen. Ja, de heilige, eeuwige Vader is onder ons! Jij, aartsvader Adam, zult misschien zeggen: Henoch, luister, dat kan niet waar zijn; want de Heer heeft tegen mij gezegd: 'Zien zul je Mij niet meer, maar Ik zal een engel aanstellen die je zal leiden, voeren en beproeven tot aan de tijd die Mij welgevallig is!' Maar vader Adam, stel dat een van de mannen een zwakke vrouw zou hebben, die op een zonnige morgen het van liefde verblijde gezicht van de haar diep beminnende echtgenoot zou hebben verduisterd omdat zij hem niet in het vertrek wilde volgen, opdat zij de zegen van God zou ontvangen, waarna de zon op zou gaan en uit God de aarde zegenen met de heldere stralen van Gods barmhartige liefde! Als dan de echtgenoot deze ongehoorzaamheid aan de liefde bemerkt, zal hij zeggen: 'Vrouw, wat moet ik met jou beginnen, wanneer jij Gods genade en kracht in mij verafschuwt en je boven Gods zegen verheven voelt?! Zie, ten einde te voldoen aan Gods heiligheid in mijn kracht, verlaat ik jou en je zult niet eerder een zegen ontvangen, dan dat de zon je zeven duizendmaal heeft aangezien en je steeds badend in tranen van berouw heeft aangetroffen! Dan zal ik in mijn plaats iemand sturen, opdat hij je uit mijn naam zal zegenen; en als jij een nieuw mens geworden zult zijn, zal ik terugkomen en je van verre aanzien of je het waard geworden bent, dat ik je met mijn zegenende kracht zal aanraken. De herinnering aan mij zal je omringen en op je akker zullen doornen en distels groeien; maar het zaad waaruit een spruit uit God zou kunnen komen, zal dan niet meer binnenin je zijn!'
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] En Ik zal voor de derde maal verschillende keren komen, zoals nu ongeteld tot jullie, nu eens zichtbaar, dan weer onzichtbaar in het woord van de geest om Mijn weg voor te bereiden. En Ik zal als de nood hoog is, voor de vierde maal in een stoffelijk lichaam komen, in de grote tijd der tijden. En Ik zal meteen daarop voor de vijfde maal komen in de geest van liefde en wijding voor allen. En Ik zal voor de zesde maal innerlijk komen tot een ieder, die een waar en ernstig verlangen naar Mij in zijn hart zal dragen en Ik zal een Leider zijn voor diegenen die zich vol liefde in hun geloof door Mij naar het eeuwige leven laten trekken. Maar Ik zal dan ook ver van de wereld zijn; maar wie opgenomen zal worden, die zal leven en Mijn rijk zal voor eeuwig met hem zijn.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Zie toch mijn Eva, hoe goed onze God onze Vader is! Met wat voor schatten Hij ons verrijkt!" - Eva zei echter: "O Adam, over zoveel genade en liefde kan ik van overgrote vreugde niets anders doen dan wenen! Wij zijn het niet in het minst waard; want naast deze zeer grote vreugde ondervind ik ook de grote last die alleen tengevolge van mijn schuld op de diepten van de aarde drukt. O Kaïn, Kaïn, waarom moest je de aarde tot vloek worden?! O Adam, deze gedachte beneemt mij altijd de spraak van mijn tong, en nog wordt mijn vreugde door de doornen omwikkeld die in het paradijs mijn eerste tranen opgenomen hebben! O Adam, laat mij wenen en bidden!"
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...