Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8736 resultaten - Pagina 20 van 583

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[4] De enige mogelijkheid is nog, dat een onbekende goede vriend dit voor mij gedaan zou hebben, maar anders is en blijft het een absoluut wonder! Waar en wie deze vriend dan zou zijn, weet ik natuurlijk net zo min als jullie. Ik zal echter nu al mijn mensen binnenroepen en ze in jullie bijzijn vragen, of ze soms iemand van de dragers herkenden!'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Deze woorden maakten dat allen een luid 'hoera' en 'gezegend is hij' riepen en zeiden: 'Dat is goed gesproken, en wie zijn eigen goede en wijze woorden toepast, is waard een mens der mensen genoemd en ook als zodanig gekroond te worden! Dat u gezegend moge zijn en lang moge leven, u mens der mensen!'
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik zeg: 'Wees gerust, Ik kom en zal doen waarom je Mij hebt gevraagd! Hoewel je dochter geheel dood en ook al koud is, zal Ik haar toch opwekken, opdat ze dan de heerlijkheid van God aan de arme mensen zal verkondigen! Laten we dus gaan!' (Matth. 9:19)
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Ze zwegen wel de paar dagen dat Ik met Mijn leerlingen in het huis van de overste verbleef. Toen Ik daar echter wegging, werd dit voorval snel bekend in heel Galiléa. (Matth. 9:26) Dat had Ik wel kunnen verhinderen, als Ik de vrijheid van wil van de mensen beperkt zou hebben, wat zeer weinig moeite voor Mij geweest zou zijn; maar omdat Ik de vrije wil van de mens eerbiedigen moet, zonder welke de mens een dier zou zijn, moest Ik zonder meer toelaten dat Mijn ordening verbroken werd, wat de zaak geen goed deed.
Hoofdstuk 129: Belevenissen in het hiernamaals. (9/10.12.1851) Onderweg naar Nazareth en in Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Ik zei echter tegen hen: 'Het is een goede zaak dat je nu je broeders wilt dienen en je handen uit de mouwen wilt steken om in je onderhoud te voorzien, want wie kan zien en kan werken, moet niet stil zitten en ten laste komen van zijn broeders, maar die moet hen dienen en overal bij helpen opdat de liefde toe zal nemen onder de mensen.
Hoofdstuk 130: Nazareth. De twee blinde bedelaars. (11.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Als dan zulke daden en lessen uw ogen niet kunnen openen, en u daarbij in uw slechte harten alleen maar steeds kwaadaardiger en wraaklustiger wordt, vertel me dan eens, wat er bij u nog aan ontbreekt tot u volleerde duivels bent? Ja, ik zeg nog eens wat ik al een keer gezegd heb, dat u erger bent dan alle duivels bij elkaar, en daarom is het voor God en alle betere mensen juist en rechtvaardig, als men u uitroeit als verscheurende beesten!
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] In Kapérnaum leefden twee bedelaars, die vanaf hun geboorte stekeblind waren en zodoende nog nooit het daglicht en het nachtelijke sterrenlicht gezien hadden. Ook deze beiden hoorden over Mij en wat Ik gedaan had. Toen Ik van Kapérnaum terug naar Nazareth ging, en de overste met zijn vrouwen al zijn kinderen en veel van Zijn vrienden Mij begeleidden, kwamen wij heel rustig wandelend langs een plaats. waar een aantal wegen elkaar kruisten. Op deze plaats zaten de beide blinden gewoonlijk te bedelen. Toen die twee van de voorbijgangers hoorden, dat er een grote groep mensen aankwam en dat daar zelfs de hoogste machthebbers van Galiléa bij waren, en dat temidden van die machthebbers zich de heiland Jezus uit Nazareth bevond, van wie net als van zijn vader gezegd werd dat hij in rechte lijn afstamde van David, gingen ze vlug staan en volgden Mij daarna zo goed hun dat mogelijk was, waarbij ze hard riepen: ' Jezus, ach, zoon van David, ontferm U over ons! (Matth. 9:27) Die titel gaven ze me maar, omdat ze dachten dat Ik daar wat om gaf, en daardoor gevleid, eerder iets voor hen zou doen. .
Hoofdstuk 130: Nazareth. De twee blinde bedelaars. (11.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] In hun grote angst zagen de Farizeeën nu wel in, dat niemand medelijden met hen had en een goed woordje voor hen wilde doen bij de overste, die over geheel Galiléa het Romeinse, meestal onverbiddelijke, scherprecht uitoefende. Ze vielen daarom, bij elkaar zo'n dertig man, voor de overste op de knieën, zwoeren dat ze het echt zo kwaad niet hadden gemeend met hun eerdere opmerkingen tegen Jezus, en dat ze daarmee alleen maar op een wat indringender manier duidelijk hadden willen maken, dat de onmiskenbare kracht van God in Jezus, de Meester van alle Meesters, ook de opperste van de duivels aan zich dienstbaar kan maken en moet maken; want het zou toch erg droevig voor de mensen zijn, als God geen macht over de duivel zou hebben. Daar in Jezus zonder de geringste twijfel de allerhoogste macht en kracht van God aanwezig was, moest deze zowel over alle duivels als over alle engelen macht hebben en hen zonder uitzondering tot absolute gehoorzaamheid kunnen dwingen! 'Wij wilden daarom met het gezegde, dat hij die duivels met behulp van hun aanvoerder uitdreef, alleen maar zeggen, dat zijn kracht van God sterker is dan alles, wat in de hemel, op de aarde en onder de aarde is. Als u nu begrijpt, hoge gebieder van Rome, dat wij alleen maar dit en beslist niets anders hebben bedoeld met wat we zeiden, en dat we daarvoor ter dood zijn veroordeeld, hoe is het dan mogelijk, dat u ons zo hebt kunnen veroordelen? Wij vragen u daarom in de naam van de goddelijke Meester Jezus, of u zeer genadig uw uitgesproken oordeel weer in wilt trekken!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Vooral in de marktplaatsjes en dorpjes heerste veel ellende, en dat was de mensen, die daar onder allerlei lasten gebukt gingen, goed aan te zien. Fysiek en psychisch waren ze verstrooid en kwijnden ze weg als schapen tussen de wolven zonder ook maar één herder. (Matth. 9:36) Omdat die ontreddering van de arme mensen bijzonder veel medelijden in Mij opwekte, zei Ik net als aan de bron in Sichar: 'De oogst is groot; maar er zijn maar weinig arbeiders! (Matth. 9:37) Vraag daarom aan de Heer dat Hij arbeiders zendt om te gaan oogsten! Want deze armen zijn rijp voor het Rijk van God, en de akker waarop ze staan is groot. Ze smachten en snakken naar licht, waarheid en verlossing! Maar arbeiders, arbeiders! Waar vind je ze?!' (Matth. 9:38)
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Jullie waren weliswaar de reinste mensen van Israël; maar er kleefden toch nog verscheidene wereldse lusten aan jullie ziel. God, die jullie liefheeft, zag dat en wilde je in één keer van al het wereldse bevrijden, opdat je nu geheel en al in staat zult zijn de genade van jullie Vader in de hemel te aanvaarden. Dat is nu gebeurd, en je bent nu voor altijd veilig voor Herodes. Want degenen, die hij helemaal uit Iaat roven, Iaat hij geen belasting meer betalen; want de onderdanen die tot de bedelstaf gebracht zijn worden geschrapt in het belastingboek.
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Toen zei de ondervraagde man met tranen in zijn stem: 'O beste en goede mensen! Dat heeft de grenzeloze hardheid en hebzucht van de pachtkoning Herodes gedaan! Zijn vader was de linker en hij is de rechterarm van satan. Wij konden de verlangde belasting niet betalen die hij tien dagen geleden van ons eiste; zijn gerechtsdienaars gaven ons zes dagen uitstel. Wat zijn echter zes dagen? In die tijd aten de gerechtsdienaars bijna geheel het beste deel van onze voorraad op en op de zevende dag namen ze, omdat we de verlangde onbetaalbare belasting onmogelijk betalen en vereffenen konden, alles wat we hadden, en het scheelde maar weinig of ze hadden dit naakte ellendige leven ook nog van ons afgenomen! O vrienden, het is hard, onvoorstelbaar hard! Als God ons niet helpt, dan verhongeren wij vandaag nog tesamen met onze kinderen! Help ons toch zoveel als in jullie vermogen ligt! Als die slechte knechten van Herodes ons nu maar niet tot op ons naakte lichaam uitgekleed hadden, dan konden we tenminste nog gaan bedelen; maar waar kunnen we in déze toestand nu heen gaan? Voor onze kinderen is het in alle richtingen te ver om te gaan; en wij zijn, zoals jullie zien, poedelnaakt! O God, o God, waarom moesten nu juist wij zo ontzettend in de ellende gestort worden? Aan welke van al onze zonden hebben wij deze straf te wijten, o Jehova?'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar nu beste leerlingen, zal Ik van jullie een aantal aanwijzen dat Ik ten dele nu reeds naar de steden van Israël zal sturen om de mensen de boodschap over het Rijk van God te brengen. (Matth. 10:1) Simon Petrus, jij bent de eerste; Andréas, broer van Simon, jij bent de tweede; Jacobus, zoon van Zebedéus, bent de derde en Johannes, z'n broeder, (Matth. 10:2) de vierde; Philippus, jij bent de vijfde; Bartholoméus, de zesde; Thomas, de zevende en Matthéus de tollenaar, de achtste; Jacobus zoon van Alféus, is de negende en Lebbéus, ook wel Thaddéus genoemd (Matth. 10:3), jij bent de tiende; Simon van Kana, jij bent de elfde, en Judas Iskariot, is de twaalfde.(Matth. 10:4)
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik geef jullie twaalven de macht om bij de mensen de onreine geesten uit te drijven en alle besmettelijke en andere ziektes te genezen. Overal moeten jullie het Rijk van God verkondigen; maar over de bijzondere, daden moeten jullie zwijgen!'
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Een kritisch mens zou hier kunnen vragen: 'Waar is dan het echte origineel gebleven? Bevindt het zich nog niet ergens op aarde. en was het bij het toenmalige aantal mensen dat de heilige geest ontvangen had. voor God dan onmogelijk om het oorspronkelijke evangelie woordelijk te reproduceren?'
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Maar zonder dat zal er toch al veel te gauw een tijd komen, waarin het goud, het zilver en het geld de mensen zal regeren en zal bepalen hoeveel men voor de wereld waard is. Dat zal echter een kwade tijd zijn; het licht van het geloof zal uitdoven, en de naastenliefde zal net zo hard en koud worden als het geld!
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...