Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 20 van 94

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[7] Ik zegje: Zo iemand zouden zelfs Mijn meest wonderbaarlijke werken even koud laten als de sneeuw die ten tijde van Adam de bergen met het kleed van de eeuwige onschuld omhulde! Of denk je dat Mijn oneindige, eeuwige levensvoleinding Mij Zelf tot enig nut diende en Mij zaligheid gaf? Werkelijk niet!
Hoofdstuk 157: De aarde, een oefenschool voor de kinderen Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] In het eindeloos vele meegroeien in Mijn natuurlijk evenzo talloos vele onvolmaakte kinderen, in hun toenemend inzicht en ontwikkeling en in hun daaruit voortkomende werkzaamheid, ligt ook Mijn eigen hoogste zaligheld. Hun vreugde over een moeizaam verworven, groeiend vermogen is altijd ook Mijn steeds nieuwe vreugde, en Mijn oneindige volmaaktheid krijgt immers pas onschatbare waarde doordat ze door de nog onmondige kinderen steeds meer en meer wordt nagestreefd, en er voor een deel ook in hen zichtbaar wordt dat ze onmiskenbaar groeit. Begrijp je wat Ik je hiermee wil zeggen?!
Hoofdstuk 157: De aarde, een oefenschool voor de kinderen Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] JOHANNES zegt: 'Veel minder dan voor het bestaan vóór dit leven! Zeker, er is ook wel sprake van een pré-existentie, maar die is niet zo vrij, individueel, als het bestaan na dit leven; want opdat het geestelijk bestaan met voortdurend zeer sterk gebonden blijft aan en in de oergeest van de eeuwige en oneindige Godheid, heeft de Godheid Zelf de materie geplaatst tussen Zichzelf en de geest die mens moet worden, opdat de oorspronkelijk goddelijke mensengeest, als hij een godgelijke zelfstandigheid wil bereiken, uit de meer etherische delen van de ziel een op hemzelf gelijkend wezen maakt, het met een substantiële, maar toch ook geestelijk intelligente ziel tot leven brengt, en deze ziel dan ongemerkt verder ontwikkelt in de grootst mogelijke vrijheid van haar wil. En wanneer deze ziel dan in alle goede kennis en de werkzaamheid die het gevolg daarvan is, zo zeer is gegroeid, dat zij op haar oergoddelijke geest is gaan lijken, -hoofdzakelijk door de ware kennis van de enig ware, eeuwige God, in de liefde tot Hem en daardoor ook tot de naaste -en daarbij vol deemoed, geduld en bescheidenheid is, dan vindt er een voor alle eeuwigheden onscheidbare eenwording plaats van de ziel met haar oereeuwige geest.
Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Met mijn verstand zie ik de eigenlijke en boven alles gelukkig makende reden van een eeuwig bestaan na dit leven niet in. En tenslotte begint ons mensen nog de vraag naar ruimte en plaats zeer te benauwen! Wanneer bijvoorbeeld op deze aarde honderdduizend maal honderdduizend jaar achtereen mensen verwekt worden zoals nu, en niet alle zeeën in land veranderen, waar -waar moeten dan alle mensen plaats en voedsel vinden! En welke ruimte zullen al die eeuwig voortlevende geesten nodig hebben? Want ook geesten moeten in een of andere ruimte zijn, omdat buiten de ruimte die volgens Plato oneindig moet zijn, nergens een bestaan denkbaar is.
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] En als het in het rijk van de materiële schepping al zo is, hoe moet het dan wel zijn in het oneindige rijk van de geestelijke scheppingen van God de Heer en Vader van eeuwigheid! En hoe kun jij dan spreken van verveling tijdens het eeuwige bestaan na dit leven bij een mens die geheel tot een volmaakte geest is geworden?!
Hoofdstuk 186: Oneindigheid, eeuwigheid en zaligheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Daarom is het volgens mij veel logischer en meer in overeenstemming met het zuivere verstand om slechts een tijdelijk bestaan na dit leven aan te nemen dan een eeuwig dat zich noch met het levensgevoel noch met de ruimte in een gunstige verhouding laat plaatsen. Voor ons althans heeft, in het juiste licht bezien, het uiteindelijke teloorgaan van een tijdelijk levend wezen nog altijd ruimschoots de voorkeur boven iedere vorm van voortbestaan, al is het nog zo gunstig, en een innerlijk gevoel zegt mij altijd: Ondanks alle, zelfs de hoogste, menselijke wijsheid is en blijft de dood van het lichaam toch het laatste van alle dingen! -Wat zeg jij, edele en wonderbaarlijke vriend, hier nu op?"
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] JOHANNES gaat verder en zegt: 'Wel vrienden, als voor jullie al op aarde de grootst mogelijke eenvormigheid in alles de vreselijkste verveling zou veroorzaken en jullie alleen maar genoegen scheppen in de meest grootse en talrijke verschillen en veranderingen, -hoe kunnen jullie dan denken dat nog eindeloos veel volmaaktere geesten als hoogste levensintelligenties eeuwig in de grootste eenvormigheid moeten voortleven en dat de een precies zo is als de ander gedurende de hele eeuwige oneindigheid?! O zie toch eens, hoe miserabel en hoogst eenzijdig jullie God Zelf en Zijn oneindige geestenrijk hebben opgevat!
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] HIRAM zei: 'Edelste vriend, dat zou voor mij meer dan teveel zijn van jullie steeds meer onbegrijpelijke goedheid! Maar ik moet voor jullie toch ook voor een nachtverblijf zorgen, daarom is het noodzakelijk dat ik even naar huis ga om in mijn hut althans voor één van jullie, vanwege de beperkte ruimte, een behoorlijke slaapplaats klaar te maken!"
Hoofdstuk 191: Het vuurwonder van Johannes - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Hier zegt AZIONA: 'Wilt u, onbegrijpelijke wijze, mij eens zeggen of er in het oneindige scheppingsuniversum nog meer van die werelden bestaan waarop de, laat ik zeggen, mensen volledig dezelfde bestemming hebben als wij?'
Hoofdstuk 199: De verscheidenheid der werelden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Uit alles wat Ik nu heb gezegd blijkt dus met betrekking tot jouw belangrijke vraag heel duidelijk, dat er in het gehele oneindige scheppingsuniversum ook niet één aarde bestaat die precies dezelfde en -Ik zeg allerhoogste bestemming heeft als juist deze aarde, en ook niet dezelfde inwendige en uitwendige inrichting, welke nodig is om deze bestemming te bereiken"
Hoofdstuk 199: De verscheidenheid der werelden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK zei: 'ik zegje: In deze tijd bestaat er op de hele aarde niets ellendigers! Ik zeg je: Er leven nu op de hele aarde zeer veel, ontzettend veel uiterst slechte en boosaardige mensen die helaas door hun opvoeding vanaf hun geboorte meestal slecht zijn geworden. Maar bij dezen hier heeft het waarlijk nooit aan de beste opvoeding ontbroken en ze werden onderwezen in alle goede dingen; maar reeds in hun kinderjaren hebben ze zich al door allerlei huichelarij anders voorgedaan dan ze waren, zodat men hen overal naar voren haalde en hen steeds naar mogelijkheid eerde. Daarom kregen ze al in hun jonge jaren zeer aanzienlijke taken, maar begonnen dan al spoedig, vaak door grof misbruik te maken van hun ambtelijke bevoegdheden, de mensen maar al te zeer te onderdrukken en werden zo steeds gevoel en gewetenlozer. Door hun listigheid hadden ze bij alles succes en zo bereikten ze, met name de drie hoofdaanvoerders, die schoolkameraden waren, heel hoge posities en bevonden zich toen pas echt op de juiste plaats om hun ware satansdrift de grootst mogelijke ruimte te bieden, en alles wat maar in hun aartsslechte geest opkwam werd tot elke prijs uitgevoerd.
Hoofdstuk 195: Het levensverhaal van de achtervolgers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] DE BUURMAN zegt: 'Vriend Hiram, heeft de hitte van de zon soms te sterk op je hersenen ingewerkt? Jouw woorden zijn immers zo buitengewoon verward, dat we allemaal in ernst medelijden met je beginnen te krijgen. Wie van alle sterfelijke mensen kan zich ooit een voorstelling maken van de oneindigheid der ruimte, wie van de eeuwige duur van de tijdstroom? Deze mensen zeker evenmin als wij, -en wanneer ze slapen al helemaal niet! Wel, ze mogen dan wel werkelijk wijs zijn en een machtige wil hebben; maar volledige kennis van de oneindigheid der ruimte, van de eeuwige tijd, de krachten, het licht en wezen van het leven kan geen enkele beperkte wijze op deze aarde bevatten, en dus ook deze vreemdelingen zeker niet!
Hoofdstuk 209: Aziona en Hiram in gesprek met hun buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Dat men wel iets kan zeggen over een beperkte ruimte en over een afgemeten en begrensde tijd, weet men van oudsher uit ervaring; want het begrensde kan iets wat aan hemzelf verwant is, wel vatten, maar nooit iets wat in de hoogste graad niet aan hem verwant is. En bijna hetzelfde geldt voor het bevatten van de begrippen 'kracht', 'licht' en 'leven'. Wel bezit de mens kracht, licht en leven; maar tot nog toe is geen enkele wijze in staat geweest om hiervan een duidelijke en geheel en al begrijpelijke definitie te geven en zodoende ook ik niet, omdat ik bij alles wat ik ben het minst een wijze ben. U, goede meester, heeft mij gevraagd en ik heb u geantwoord. Als u ons deze begrippen volledig bevredigend kunt uitleggen, zullen wij u daarvoor zeer dankbaar zijn."
Hoofdstuk 210: Epiphanes, de filosoof - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Stel je de tot in het oneindige gaande deelbaarheid van ieder nog zo klein bestanddeel van je lichaam voor. Waar houdt deze op?! Stel je vervolgens het tot in het oneindige gaande voortplantingsvermogen van de mens, van de dieren en van de planten voor! Waar houdt dat op?
Hoofdstuk 211: De mens als onvergankelijk wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Niemand kan dus zeggen, beweren en van mening zijn, dat hij als mens een begrensd wezen is. In al zijn kleinste delen is nog oneindigheid en eeuwigheid voorhanden, en omdat dit zo is, kan hij ook het oneindige en eeuwige bevatten.
Hoofdstuk 211: De mens als onvergankelijk wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...