Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

494 resultaten - Pagina 20 van 33

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33
[14] Hoewel de Heer altijd meer geeft dan voor de mens nodig is om in leven te blijven, moeten jullie echter desondanks toch niet onmatig zijn in allerlei genietingen, maar volgens de wil van God vanwege je gezondheid matigheid betrachten bij alles wat jullie doen en nuttigen. Want zo spreekt de Heer: 'Gezegend zij een juiste maat en een gerechtvaardigd doel; maar vervloekt zij de onmatigheid en verdoemd de doelloze wegen, want daarop zullen slechts de hoererij en de ontucht gaan en daar de nacht van het verderf en de eeuwige dood vinden!' Verzamel daarom de overvloed van de zegen en richt overal voorraadhuizen op, maar niet van steen naar het voorbeeld van Hanoch, maar van hout. Sla daartoe vier glad afgewerkte stammen zo in de grond, dat ze keurig in een vierkant twee manshoogten boven de grond uitsteken. Leg dan hierop overdwars ook vier bomen volgens de jullie reeds bekende bouwwijze. Maak dan daarover een raamwerk voor het dak en dek dat af met riet en gras. Maak dan ook tussen de vier uit de grond stekende houten pijlers uit riet gevlochten wanden, maar laat in iedere wand een opening, vier maal zo groot als een hoofd van een man en maak aan de morgenzijde ook een deur, maar niet afgesloten, opdat iedereen naar behoefte vrije toegang heeft. Sla nu tot op de helft binnenin zo'n voorraadhuis enkele kleine palen in de grond, die ongeveer een halve manslengte boven de grond uitsteken. Bevestig daarop dunnere balkjes; leg daar dan eveneens rietmatten op om daarop dan de overmaat van de zegen voor jullie broeders en ook voor jezelf te leggen. Verzamel in de andere helft droog geworden, lang gras en leg dat tot op kniehoogte op de grond als rustplaats, opdat jullie daarop 's nachts slapen en je moe geworden ledematen uitrusten en je ingewanden zich verkwikken.
Hoofdstuk 34: De landing van de Meduhedieten in Japan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Maar hoewel de overigen ook inzagen dat voor Mij niets onmogelijk is, twijfelden zij toch aan Mijn wil, omdat zij in hun hart nog niet de voortreffelijke vrije kunst geleerd hadden om op de onwrikbare wegen van de zuivere liefde te rekenen en op Mijn eeuwige, boven alles onuitsprekelijke trouw te rekenen, - een kunst die Mijn goede Henoch reeds zeer goed beheerste, vandaar dat hij er dan ook altijd volkomen zeker van was dat onvermijdelijk ook zou volgen hetgeen hij in zijn terechte liefde van Mij verwachtte.
Hoofdstuk 80: De gulden regel van de profetenscholen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Hebben jullie niet zelf gezegd dat Mijn wegen ondoorgrondelijk zijn en Mijn raad onnaspeurbaar is; hoe kun je dan nog twijfelen en louter dwaze dingen in je hart bedenken?!
Hoofdstuk 92: Het getuigenis van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "In de naam van de grote God, die met ons is op alle wegen, zichtbaar en onzichtbaar - zichtbaar voor allen die Hem waarachtig liefhebben en onzichtbaar voor de wijzen en voor allen die meer naar de wijsheid dan naar de ware liefde streven -, dus in naam van onze grote, almachtige God en bovenal van onze meest liefdevolle Vader zeg ik je, geliefde en zeer geachte vader, dat je op een ontstellende wijze van de weg des Heren afgeweken bent!
Hoofdstuk 95: Adam wordt terechtgewezen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Zie, zoiets vermag je niet over jezelf te zeggen, omdat je vrij bent; hoe wil je het dan wel aanleggen als je jezelf tegen Mijn wil een ondraaglijk juk op de schouders legt, dat je terneer drukt en stom maakt ten opzichte van de goddelijke wet van de liefde en alle levensvrijheid in haar en buiten haar?!
Hoofdstuk 99: Goddelijke en menselijke wetten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Maar toen dat vruchteloze wikken en wegen een tijdlang voortduurde, trad Asmahaël te midden van hen die nog niet wisten wat zij aan Asmahaël hadden en zei het volgende: "Luister, jullie met je wanordelijke bespiegelingen over Mij, wat heb je voor gedachten?
Hoofdstuk 116: Asmahaëls woorden over Gods macht in de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Maar jullie, Jura, Bhusin en Ohorion en ook jij Abedam, moeten voortaan in ons midden blijven, als het je bij ons bevalt! Maar, zoals je nu zelf duidelijk uit de mond van de Allerhoogste gehoord hebt, is iedereen volledig vrij en dus zijn jullie dat ook wat mij betreft, die de aardse vader ben van jullie allen. Je mag doen wat je bevalt en je hoeft niet bang te zijn om door het ene, noch door het andere te winnen of te verliezen, maar laat alleen je vrije wil je in alle dingen leiden en laat het woord van de Heer en Zijn eeuwige liefde jullie aller leidster zijn op alle wegen en paden, en laat dat allesbepalend zijn in je leven! Amen."
Hoofdstuk 145: Adams aanwijzingen voor de komende sabbat - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Wil je echter een werk van Mijn macht zien, kijk dan naar de hele oneindige schepping, hoe alles is gegrondvest en op zijn eigen wijze als één geheel bestaat en als geheel toch slechts weer een deel is van het oneindige geheel, - en hoe zich niets van de aarde, niets van de zon, niets van de maan, ja niets van alle sterren kan verwijderen dan alleen hetgeen niet te wegen is, namelijk een zeer spaarzaam licht! Zie, dat zijn werken van Mijn macht!
Hoofdstuk 158: De vreze Gods en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Zie, daarom hoeft de mens zich maar over één ding zorgen te maken en dat is God, de heilige Vader altijd te zoeken, niet alleen in nood, maar ook op wegen die door de liefde worden gerechtvaardigd! En wie Hem dan als het hoogste goed heeft gevonden, zal Hem niet meteen weer zijn rug toekeren, maar bij Hem blijven, want anders zal hij altijd reeds halverwege op de terugweg zijn onvermogen gewaarworden en pas door bittere ervaringen moeten erkennen hoe hij zonder Mij tot helemaal niets in staat is.
Hoofdstuk 160: Gods hulp en de zorgen van de mens - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[34] Zij zullen zoveel ertsen uit de bergen graven dat zij metalen wegen zullen maken; maar over deze vaste en rechte wegen zullen weinigen, ja bijzonder weinigen wandelen die zouden willen zijn zoals jij nu bent. Mocht er ergens ook nog een levende uit vele duizenden opstaan, dan zal die het zelfs in die korte tijd hard te verduren krijgen onder de doden!
Hoofdstuk 165: Abedam, de hoge, en de vijf zoekenden naar het licht. Niet onderzoeken, maar liefhebben voert tot leven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Laat mij daarom ook met rust! De wegen van de Heer kunnen jullie nog niet begrijpen; want deze nacht heeft jullie harten met duisternis geslagen, vandaar dat je ook niet meer weet, dat de ware liefde tot God aan geen regel gebonden is, maar volkomen vrij is en het offer dat de liefde Hem brengt dus ook. Als jullie je vrouwen reeds vrij beminnen en je niet bindt aan tijd en uur, - waarom moet dan de liefde tot God bemeten zijn?!
Hoofdstuk 171: Henoch bereidt het offer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[28] Hebben jullie desondanks nog lust om je serieuze vraag tot hem te richten, dan wens ik je veel geluk en een helder licht bovendien! Slechts zoveel wil ik naast al hetgeen reeds is gezegd, nog tegen jullie allen opmerken, dat met degenen die in een bepaalde vaste verbinding met God staan nooit te spotten valt. Hetgeen zij doen, moeten wij liever ernstig in ons opnemen nemen dan er in ernst vragen over te stellen; want de wegen van de grote God zijn ondoorgrondelijk en Zijn raadsbesluiten onnaspeurbaar!
Hoofdstuk 171: Henoch bereidt het offer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Maar Ik strekte Mijn hand uit en verplaatste jullie allemaal hierheen. Toen je vader zag dat wij ons reeds ter plekke bevonden, begreep hij pas volkomen dat niets Mij kan hinderen op Mijn wegen.
Hoofdstuk 182: De Heer en Ghemela - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Ik zou jullie die tien vrienden van je aardse leven in het vlees wel reeds eerder hebben kunnen verduidelijken als dat voor jullie heilzaam zou zijn geweest; maar omdat Ik wel inzag dat deze oude vrienden van jullie in je innerlijk een krachtig alarm geslagen zouden hebben, als Ik meer dan alleen hun beginletters voortijdig aan je bekend gemaakt zou hebben en dat alleen door middel van de knecht, heb Ik een dergelijke nadere aanduiding tot nu toe uitgesteld. Omdat je ze nu hebt, is het thans aan jullie er zeer ernstig over na te denken en je bij de in het hoofdwerk verlangde opdracht, zoveel ook maar in je vermogen ligt, aan de hand van deze tien letters je juiste instelling te bepalen; want zolang jullie de nadere betekenis van deze letters niet kenden, deed Ik voor jullie hetgeen Ik door middel van Mijn knecht van de knecht zelf en van ieder van jullie verlangde en nog verlang. Maar omdat dit geheim nu aan jullie is onthuld, ben je zelf verplicht deze opdracht aan je te vervullen, omdat jullie anders niet volledig geschikt voor Mijn rijk kunnen zijn; want hier is het zaak de hand aan de ploeg te slaan en je daarbij niet terug te trekken. Maar Ik heb je langs andere wegen steeds getoond wat in de natuurlijke mens aanwezig is en wat hij te doen heeft om de natuurlijke mens geleidelijk aan in de geestelijke om te zetten; en daarom kon je de huidige onthulling tot nu toe wel ontberen en jullie zijn daardoor niets tekort gekomen en hebben zonder bedenkingen op de juiste weg voort kunnen wandelen, hetgeen ook in het vervolg het geval zal zijn als jullie getrouw acht geven op dat wat Ik je getrouwelijk aanwijs om op te letten. Voor alles: houd je vast aan de liefde; zij zal jullie niet verlaten! Alles kan vergaan, alleen de liefde blijft eeuwig. Waar deze woont, daar is alles; want de liefde omvat alles en is overal de grondslag van al het zijn. Wees daarom niet kleinmoedig, niet treurig, niet korzelig, maar wees in alles dapper, opgewekt, blijmoedig en voorkomend van zin, van gemoed en van geest; want dan zul je de gemakkelijke weg bewandelen en de poorten van het hemelrijk zul je steeds wijdopen voor ogen hebben, waardoor je dan weinig moeite zult hebben jullie hiervoor onthulde wereldse vrienden veredeld in Mijn rijk binnen te leiden, hetgeen de vurigste liefdeswil is van Degene die je hier door de knecht deze grote genade bewijst. Amen
Hoofdstuk 187: Aanhangsel: Zie, Ik wil je hen allen bij hun naam noemen: Hl B VI T Z L GD Z G (hoofdstuk 3:12) - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[36] Nadat we volgens het traditionele gebruik het lam had­den genuttigd, stond Ik op, omgordde Mij en was van plan tot de voetwassing over te gaan, een blijk van zeer diepe nederigheid van de Mensenzoon, omdat dit het werk van de geringste dienaren en slaven was. Tegelijkertijd werd hiermee echter gezegd dat niemand Mijn wegen kan gaan, zonder dat Ik eerst bij hem de instrumenten heb gereinigd, die het hem mogelijk maken deze wegen te gaan. Dat wil zeggen het mensenhart moet volledig gereinigd worden van al het stof van de wegen die hij tot nu toe in de wereld is gegaan, en Ik ben het die hem hiervoor de middelen aan­reikt. Niemand mag daarom vrees hebben voor deze (voet -) wassing, anders kan hij geen deel hebben aan Mij.
Hoofdstuk 1: Het Avondmaal: De Heer bij de Sabbatmaaltijd van de oervaderen; Brood en wijn; Mijn lichaam en bloed; Uiterlijke aanbidding; Een waarachtige liefdes - en gedachtenismaaltijd; Schuldbekentenis; Vergeving der zonden; Woorden van de Heer; Vermaning tot eensgezindheid. De Vader tot de Zijnen bij het liefdemaal in de hemelen. De gelijkenis van de Heer over het koninklijke bruiloftsmaal. - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33