Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 20 van 131

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[7] Ja, de wet op zich zou wel goed zijn, als men de zekerheld had, dat op de heilige stoelen altijd slechts de waardigste opvolgers van Aäron en Mozes zouden prediken, maar wat voor echt drakevolk heeft er al niet op de heilige stoelen gezeten en daar niet zelden het ziende volk de schandelijkste wetten als scherp zand in het gezicht geslingerd, waardoor dit dan voor het grootste deel verblind moest worden! En zulke, alle waanzin te bovengaande voorschriften blijven vervolgens als een grot,e kwelling van de mensheid bestaan en niemand heeft meer de moed dit juk af te schudden. Dan gaat het zuivere verstand zich toch afvragen of God daar iets van weet en of er eigenlijk wel een God bestaat die zo'n verschrikking kan aanzien in Zijn heiligdom!
Hoofdstuk 212: Het vierde gebod volgens de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar een fervente TEGENSTANDER zei toch: "Vriend, wij weten eigenlijk helemaal niets, maar men mag toch zeker veronderstellen dat in de natuur nog heel veel geheime en onontdekte krachten zijn, waarvan wij nog nooit ook maar hebben gedroomd. Zij hebben zich in Egypte daarmee vertrouwd gemaakt en zijn in staat om op een wijze, die ons geheelonbekend is, de geheime natuurkrachten zodanig te beheersen, dat ons, leken, die beheersing van de stomme natuur zeker als een zuiver wonder voor moet komen. Als die jonge man ons de beginselen zou uitleggen en de juiste handgrepen en middelen zou tonen, zouden ook wij ongetwijfeld wonderen kunnen verrichten. O, de mensen kunnen heel merkwaardige dingen doen en de gehele natuur aan zich onderwerpen, maar uit niets kunnen zij toch niet iets maken, dat kan God alleen! En dat is ook het grote verschil tussen de almacht van God en de wonderkracht van veel pientere mensen.
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[19] STAHAR zegt weer: "Vriend, als je dat al zo stoort, dan verwonder ik mij er erg over, dat je geloof in Jehova uiteindelijk al niet allang is gestoord, terwijl je de langzame groei van planten, dieren en mensen toch reeds vaak genoeg bestudeerd zult hebben! Waarom moet de almachtige geest van Jehova zulke hinderlijke voorzorgsmaatregelen treffen?! Waartoe heeft hij eigenlijk bomen, struiken en planten nodig om daarop verschillende soorten vruchten langzaam rijp te laten worden?! Hij hoeft maar te willen en dan vallen ze rijp uit de hemel op de aarde! Waarom een akker op aarde?! Laat de geest van God liever de zuiverste en rijpste tarwe uit de hemel laten regenen en nog liever meteen maar goed en lekker brood! Waarvoor de verwekking bij dieren en mensen?! Waarom moet een mens eerst helemaal hulpeloos en zo zwak als een mug geboren worden?! Laat hem toch meteen sterk, wijs en van alles voorzien op aarde vallen!
Hoofdstuk 216: Strijd van de Farizeeën over de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Waarom moest ik eigenlijk ontstaan en nu voortbestaan? Heb ik ooit een God kunnen vragen om te worden en te zijn?! Ik ontstond zonder mijn wil, besta nu zonder mijn wil en moet mij allerlei wetten en ander ongemak laten welgevallen, waartegenover niets anders staat dan de zeer duistere belofte dat na dit ellendige leven een minder ellendig, eeuwigdurend leven zal komen. Om dat eenmaal deelachtig te kunnen worden, moet ik gedurende dit leven alle verzoekingen, hoe sterk ook, volkomen afslaan en volgens de wetten zuiverder zijn dan de zon op het midden van de dag, een voorwaarde waaraan helemaal niet te voldoen is, tenzij men net zo'n goddelijke natuur zou hebben als u, geachte vriend, mogelijkerwijs hebt!
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[26] Als voor u, net als voor mij, niet de door mensen gemaakte wet, maar alleen de mens zelf maatgevend is, dan kunt u ondanks uw goddelijkheid, die mij eigenlijk helemaal niets aangaat, met mij net zo goed een gesprek voeren als ik met u! Maar verwacht van mij daarvoor geen dank of verering, -ook al was u Jehova Zelf. Want dan ben ik uw werk en dan zie ik helemaal geen reden waarom ik u zou vrezen of liefhebben of eren!
Hoofdstuk 218: Reiservaringen van Murel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] PHILOPOLD zegt: "Vriend, ik heb alles gehoord wat je in het bijzijn van ons allen tot de Heer hebt gezegd! Ik besefte daardoor dat ik vroeger niet veel anders heb gedacht en gesproken, maar de reden daarvoor lag bij mijzelf. Ook ik zocht op plaatsen waar ik nooit iets verloren had, maar daar waar ik iets had verloren, zocht ik niet en daarom vond ik ook niets. Pas toen deze Heer en Meester van boven en van eeuwigheid tot ons kwam, werden mij de ogen geopend! Ik herkende wie ik ben en waarom, en ik herkende ook wat de mens eigenlijk is en waarom hij er is! En nu, vriend, is alles licht in mij en geen duistere twijfel verspreidt nog ergens schaduw in mijn helverlichte wezen! Dat zal zeker binnenkort ook met jou het geval zijn!"
Hoofdstuk 219: Waar men de waarheid moet zoeken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Kort en goed, op al de talloze hemellichamen tref je mensen aan die vrijwel gelijk zijn aan de meer ontwikkelde heidenen van deze aarde, alleen met dit verschil, dat de mensen op de hemellichamen eigenlijk niets nieuws bedenken. Wat er is, is er zo volmaakt mogelijk, terwijl de heidenen op onze aarde toch altijd iets nieuws kunnen uitvinden, zodat voor hen daardoor de weg naar een eindeloze, steeds verdergaande vervolmaking met en nergens is versperd.
Hoofdstuk 221: Onze aarde de school voor de kinderen Gods. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Ik vraagje, bezweer het mij; want je hebt in mij een te machtig verlangen gewekt om nu in deze zeer gedenkwaardige zaak verder ingewijd te worden! In Mozes is daar echt geen spoor van te vinden, zelfs niet de geringste aanduiding, want in zijn scheppingsgeschiedenis staat daarover geen enkel woord. Geen mens kan toch al begrijpen wat hij eigenlijk met zijn Genesis heeft willen zeggen!"
Hoofdstuk 222: Philopolds terugblik op zijn vroegere leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar dat zal niet overal en niet altijd zo kunnen zijn. Ik merkte hier echter al, dat het veel mensen ondanks alle overstelpende bewijzen nog steeds moeilijk valt het goddelijke wezen van de Heer in te zien en te begrijpen. Ik zei dan ook al, dat het verklarende woord altijd meer wonderen doet, met betrekking tot het herkennen van de Heer en Zijn zuiver goddelijke heerlijkheid, dan de opvallendste wonderen. De reden schijnt hierin te liggen: Aan de echte of namaakwonderen, die altijd raadselachtig zijn, is men in onze tijd al zo gewend, dat deze eigenlijk helemaal geen uitzonderlijke verbazing meer oproepen.
Hoofdstuk 227: Het wezen van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] PHILOPOLD zegt: "Geëerde vriend, gekleed in het gewaad waarmee koningen getooid zijn! Je hebt weliswaar heel goed en juist gesproken, maar de Heer heeft toch Zelf al beloofd, dat wij niet behoeven na te denken over wat wij in Zijn naam zullen zeggen; het zou ons op het juiste ogenblik in het hart en in de mond gelegd worden! Als dat nu zeker en stellig het geval zal zijn, dan weet ik eigenlijk niet waarom wij de Heer dat nog een keer moeten vragen!
Hoofdstuk 229: Zorgen over de verspreiding van de leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] PHILOPOLD zegt: "Vriend! Wie Mozes goed begrijpt, vindt ook dat daarin. Maar daar is natuurlijk meer voor nodig dan het zich in het geheugen prenten van de woordelijke tekst! Wie maar ooit God boven alles liefhad, kreeg van de geest van God de juiste verklaring en zal dan ook weten dat de Genesis van Mozes niet zozeer de feitelijke schepping der werelden weergeeft, maar veeleer en eigenlijk vóór alles de geestelijke opvoeding en vorming van de gehele mens en zijn vrije wil, in en overgaande in de goddelijke orde. Wie dat begrijpt en inziet, ziet dan ook weldra het andere in omdat het langs de weg der onmiskenbare analogie daarin is te vinden, hetgeen ik jou zelf heel concreet en duidelijk zou kunnen aantonen. Maar daarvoor zou nu de tijd te kort zijn.
Hoofdstuk 222: Philopolds terugblik op zijn vroegere leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Maar jullie weten het en daarmee gaat hier op deze plaats in vervulling wat de profeet Jesaja heeft voorspeld: 'De Heer Zebaoth zal alle volken op deze berg een rijke maaltijd bereiden, een maaltijd bestaande uit zuivere wijn, vet, merg en wijn zonder bezinksel. En Hij zal op deze berg het omhulsel wegdoen waarmee alle volken omhuld zijn en de bedekking die de heidenen het zicht belet. Hij zal de dood verzwelgen voor eeuwig en de Heer zal de tranen van alle gezichten wissen en de smaad van Zijn volk in alle landen te niet doen, want de Heer heeft het gezegd. In die tijd en op deze berg zullen de Volkeren roepen: 'Zie, dat is onze God waarop wij wachten en Hij alleen zal ons allen helpen! Ja, waarlijk, dáár is de Heer waarop wij wachten om ons te verheugen en ons in Zijn heil te verblijden! De hand des Heren rust op deze berg!'
Hoofdstuk 225: Vervulling van de belofte van Jesaja. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Kijk, wat Jesaja toen hij naar Galiléa kwam, op déze plaats en op déze berg aan de zee heeft voorspeld, gaat hier nu voor jullie ogen geheel in vervulling! Tel alle volkeren die hier vertegenwoordigd zijn, en bij allen wordt het dikke omhulsel van de ogen weggenomen en ieder krijgt zuivere wijn zonder bezinksel en wie deze drinkt en de geest daarvan opneemt in zijn ziel, heeft het eeuwige leven in zich opgenomen, en dat gebeurt met allen die hier zijn en Mijn woord genieten als de zuiverste wijn uit de hemelen. En van degenen, die deze hierna van jullie te drinken krijgen en net als jullie met volle teugen zullen verslinden, zal door Mij ook de dood verslonden worden en zij zullen hem daarna niet meer voelen en smaken!
Hoofdstuk 225: Vervulling van de belofte van Jesaja. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] MATHAËL zegt: "Het is helemaal geen vraag meer of jij alleen gelijk hebt! Mijn mening ging eigenlijk alleen maar dáár over, dat ik zelf vaststelde wat er in ieder geval nog nodig zou zijn om de mensheid blijvend het levenslicht te verschaffen. Maar ik stelde tevens vast, dat jullie beiden en in het bijzonder vriend Murel, veel verstandiger hebben geoordeeld dan ik. Overigens meen ik dat het ons alle drie niet ontbreekt aan goede wil en de Heer Zelf zal het beste wel doen! -Maar nu, vrienden, over iets anders!"
Hoofdstuk 230: De Heer zorgt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Toen slingerde Raphaël de steen met ontzettende kracht de lucht in en de dienstbare geesten joegen de steen gedurende een paar ogenblikken sneller dan de bliksem op een hoogte van enige klafters in kringen door de lucht. Behalve dat de steen een sterk suizend geraas veroorzaakte, gaf hij zoveel licht, dat de gehele wijde omtrek als op klaarlichte dag verlicht werd en de drie eigenlijk alleen maar één stralende, lichtende kring voor zich zagen omdat de vlucht van de steen te snel was om door een menselijk oog waargenomen te kunnen worden.
Hoofdstuk 233: De meteoor. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...