Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36089 resultaten - Pagina 20 van 2406

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[2] Niemand bestuurde het vlot; want het was door een slechte bevestiging aan de oever vanzelf weggedreven, en DE TOLLENAAR zei: 'Het is erg jammer van dat mooie hout, dat door nalatigheid van zijn eigenaar onbeheerd ronddrijft! Dreef het maar dicht bij de oever zodat we erbij konden komen, dan zou het zelfs kunnen gebeuren dat binnen een paar dagen de rechtmatige bezitter het nog achterna komt, en dan zouden we hem het hout tegen een kleine vergoeding terug kunnen geven. Maar zo drijft het hele vlot voorbij en gaat het natuurlijk verloren! Wel, misschien vangen de Samosaters het op!'
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Maar als er een vreemde komt die niets heeft om je te betalen, schenk hem dan de rekening, en als hij eventueel Mijn leer aanneemt, geef hem dan nog reisgeld toe, dan zal de Vader in de hemel je dat rijkelijk belonen! Dat moet ook iedere koopman doen, en hij moet eerlijk zijn met zijn maten en gewichten; want met dezelfde maat als waarmee de mensen meten, zal het hen vergolden worden!'
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Ik zou me een ware god hoogstens voor kunnen stellen als een zeer grote, zuivere liefde, omdat liefde het element is dat eigenlijk alles verwekt en leven geeft; maar me een god voorstellen als een zeer grote toorn, zou voor mij echt onmogelijk en ondenkbaar zijn! Ook wij heidenen hebben wel toornige goden, -maar zij hebben als symbolische beelden hun plaats in de onderwereld, omdat daarvandaan zelden iets goeds te voorschijn komt; want in de onderaardse gaten en holen wonen gewoonlijk slangen, draken en verscheurende wilde beesten, en ook zwavel, pek en verschrikkelijk, alles vernietigend, verterend vuur horen daar thuis. Omdat daar zulke kwade dingen huizen, hebben wij alle slechte en lage hartstochten als duistere, vertekende beelden in de onderwereld geplaatst.
Hoofdstuk 109: Gedachtenwisseling tussen de schriftgeleerde en de vrouw van de priester - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] PETRUS zei: 'Heer, waarom zei U, dat wij zo wijs moeten zijn als slangen? De slang is immers het zinnebeeld van al het kwade en slechte, een symbool van de satan, die door zijn arglistigheid in de gedaante van een slang het eerste mensenpaar verleidde! De slang kan in haar boosaardigheid erg listig zijn, maar welk eerlijk en goed mens zal die arglistigheid tegenover zijn medemensen willen nadoen?! Kortom, deze vergelijking van U begrijp ik nog steeds niet zo goed! Wilt U ons dat eens uitleggen!'
Hoofdstuk 114: De slang als voorbeeld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] En kijk, dan gaat het tijdelijk wat minder goed met onze mensen die een maanziel hebben, omdat zij door zulke vrij rondzwervende, nog steeds slechte zielen -die men best nog duivels (Ouvraci = keerders naar het betere) kan noemen -het eerst en het gemakkelijkst tijdelijk in bezit genomen kunnen worden. Daardoor lijdt de eigen ziel van het lichaam nooit enige schade, maar zij heeft zelfs nog nut van zo'n toestand omdat zij daardoor zeer gedeemoedigd wordt en aan het leven van haar lichaam weinig of helemaal geen plezier meer beleeft, wat voor maanzielmensen heel goed is. Want ten eerste zijn zij ondanks hun helderziendheid voor het merendeel erg eigenzinnig en sterk gebonden aan de geslachtelijke liefde, en ten tweede willen zij altijd gelijk hebben en zijn zij twistziek, gesloten en gemeen, hoewel niet bepaald helemaal boosaardig.
Hoofdstuk 121: Kenmerken van de op aarde geïncarneerde maanzielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] ALLEN zeiden: 'O Heer, buitengewoon, alleen de slechte priesters komen er nog veel te goed vanaf! Voor hen zou een steniging, althans door de Essenen, toch wel op z'n plaats zijn!'
Hoofdstuk 156: De op handen zijnde maansverduistering - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Maar heb je dan nog nooit bij jezelf gedacht, dat het priesterdom altijd al alle buitengewone natuurverschijnselen bij het domme volk in zijn voordeel wist uit te buiten?! Maans en zonsverduisteringen, kometen, zware stormen en grote vurige verschijnselen in de lucht en nog andere zeldzame verschijnselen legde het uit als buitengewone, slechte voortekenen uit de hemelen en het schreef meteen veel gebeden en offers voor. Dat werd aan kinderen reeds bijgebracht, en als dan zo'n verschijnsel plaats vond, liep het angstig gemaakte volk meteen naar de priesters, die dan voorschreven wat hun het meeste voordeel bracht. - Nu, broeder, vraag Ik je, of je deze stekel niet herkent!'
Hoofdstuk 166: Wat meteoren en kometen eigenlijk zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Wij komen allen uit Rome hierheen naar de grote stad der Joden, die door hen heilig genoemd wordt. Door de goede diensten van onze mooie jodin kwamen wij in deze bergherberg, die volgens onze gids weliswaar bij het joodse priesterdom een erg slechte naam heeft, maar desondanks sinds lange tijd altijd als de beste en goedkoopste van heel Jeruzalem zijn waarde bewezen heeft. Wat onze beste gids dus van deze herberg als goed aanprees, wordt nu volkomen bevestigd; want wij zijn er nu zelf, en het brood, de bijzonder goede wijn en de heel speciale vriendelijkheid van onze waard zijn voor ons daarvan het beste bewijs. Daarom moeten wij onze mooie gids ook vooral heel dankbaar zijn, wat volgens ons oude Romeinse gebruik ook zeker het geval zal zijn.
Hoofdstuk 181: De aankomst van de Romeinse vreemdelingen in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] DE MAN die zoëven gesproken had zei: 'O vriend, dat geluk is ons, behalve degene wiens vrouw bij ons is, niet beschoren! Vrouwen zijn er nu slechts voor de rijken op de wereld; wij armen kunnen geen vrouw nemen, laat staan onderhouden. Kijk, wij zijn ongehuwd en hoeven niet voor vrouwen kinderen te zorgen! In deze uiterst slechte tijd kunnen we nauwelijks voor ons zelf zorgen; hoe zou dat dan wel met vrouw en kinderen moeten? De Heerjehova zij gedankt dat we ongetrouwd zijn!'
Hoofdstuk 202: Arbeiders bezoeken de Heer op de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Ons Jodendom is al bijna meer een heidendom dan een echt Jodendom; hoe ziet het er dan wel met de andere volkeren en mensen uit? Want, zover ons weten, denken en herinneren reikt, kan geen mens er toch wat aan doen dat hij volkomen willoos in deze slechte en ellendige wereld is geboren! Als hij er echter eenmaal is, dan wordt hij meteen vanaf zijn geboorte tot aan de rand van het graf voortdurend met al het mogelijke geplaagd waarmee een mens maar geplaagd kan worden. Tot besluit volgt er dan een pijnlijke en bittere dood.
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] Zij werden nogmaals in Nahors' en opnieuw in Tharah's tijd gewaarschuwd en hun werd aangeraden de slechte streek te verlaten; maar niemand stoorde zich daaraan. Tharah' s zonen waren Abraham, Nahor die naar zijn grootvader genoemd was - en Haran, die Lot verwekt had. Haran ging er zelf heen en predikte op Gods bevel, maar bereikte ook niets. Lot, zijn zoon, deed hetzelfde gedurende een aantaljaren, hield zich afwisselend dan in de ene en dan weer in de andere stad op en werd daarbij zelf bijna een offer van de geest van ontucht.
Hoofdstuk 225: Invloeden van geesten en contact met het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Kijk, toen heeft opnieuw Gods almachtige wil in principe niet de volledige ondergang van deze slechte landstreek veroorzaakt; want dit wat tijdens Abraham gebeurd is, zou deze onrijpe plek toch ook door zijn aard te wachten hebben gestaan. Maar dat daarbij zoveel mensen te gronde zijn gegaan, was enkel en alleen de schuld van de ongehoorzaamheid van hun vrije wil.
Hoofdstuk 225: Invloeden van geesten en contact met het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Om dat te bewerkstelligen moet de mens vrijwel zonder kracht in de grootste verlatenheid van deze wereld geboren worden en zijn onderricht geleidelijk aan in de uiterlijke wereld op doen. Pas als hij zich zo enige kennis en vaardigheden vergaard heeft, gaan de hem omringende goede en ook slechte geesten heel ongemerkt op hem inwerken, -de goede op zijn gemoed en de slechte op zijn fysieke natuur, opdat de ziel steeds in een volkomen vrij evenwicht blijft.
Hoofdstuk 225: Invloeden van geesten en contact met het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] En kijk, als jij en je slechte buurman bij elkaar zijn, dan zijn fysiek gezien hemel en hel vlak naast elkaar; maar toch kan de hel je niets doen, omdat tussen jullie beiden de wet een steile en onneembare afscheiding vormt. Maar hoe hemelsbreed verschillend is jullie morele toestand en hoe ver van elkaar verwijderd!
Hoofdstuk 237: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarop kwam DE ROMEIN naar Mij toe en zei: 'Heer en Meester, dat U alles in de hele oneindigheid van het grootste tot het kleinste bekend is, daar ben ik volkomen van overtuigd, en niemand kan mij deze zalige overtuiging meer ontnemen! Maar nu is er al meerdere malen sprake geweest van de hel, en ik moet eerlijk bekennen dat ik nog steeds niet in het minst weet, wat ik daar eigenlijk van denken moet. Is het een bepaald erg duister en treurig oord, waar de kwaaddoeners voor hun zonden eeuwig gepijnigd of zonder onderbreking gemarteld worden, of zijn al die grote martelingen uiteindelijk, te oordelen naar Uw eeuwige liefde en goedheid, toch slechts de uiterste middelen om tenslotte zelfs de meest slechte geesten na een ondenkbaar lange tijd terug te brengen tot het juiste besef? Waar is dat onzalige oord, en hoe ziet het er uit?'
Hoofdstuk 237: Hemel en hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...