Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

32391 resultaten - Pagina 20 van 2160

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[7] OURAN zegt: "Heer, zou het dan nog geen tijd worden en zou het niet mogelijk zijn om de zo gevaarlijke Scythen tot beter inzicht in Uw wezen te brengen? Het is immers erg jammer dat dit overigens zo prachtig slag mensen in zo'n onbeschaafde toestand blijft. Men ziet onder hen zulke heerlijk gevormde mensen als waarschijnlijk nergens anders op aarde, maar hun geestelijke ontwikkeling staat nog op het nulpunt.
Hoofdstuk 118: Mathaël wordt vicekoning. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] De ware wijsheid uit God moet ook overal de juiste middelen weten te gebruiken. Als zij dat niet weet, is zij nog lang geen ware wijsheid uit God. Wat bij één mens mogelijk is, moet ook bij duizenden mogelijk zijn, alleen vraagt dat natuurlijk meer tijd en geduld, maar alles gaat, als je de tijd en de daarvoor geëigende middelen gebruikt. Met één slag wordt geen boom geveld en met één emmer water is de bron niet droog. En zo gaat het overal: goede wil, tijd en de juiste middelen kunnen bergen verzetten en een zee droogleggen!
Hoofdstuk 124: De juiste wijsheid verschaft de juiste middelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] MATHAËL zegt: "Zeker, wie zal dat willen ontkennen, maar mijn zeer geliefde echtgenote tilt er veel te zwaar aan! Ja, het zal echt niet zo gemakkelijk zijn, -maar nog lang geen Augiasstal die de reus Hercules binnen een bepaalde korte tijd moest schoonmaken! Ik heb helemaal geen angst en ik denk dat alles met hulp van de Heer heel gemakkelijk zal gaan!"
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] In Taurië, waarvan de zuidelijke kant ook onder mijn beheer staat, is het godendom allang ten einde, waaraan de Romeinse dichter OVIDIUS, die zich daar enige tijd heeft opgehouden, door zijn 'Metamorphosen' waarin hij het godendom op een nette en dichterlijke wijze belachelijk maakte - niet weinig bijdroeg. Plato, Socrates en Aristoteles zijn de goden van deze tijd en deze leer past daar heel wel bij, want deze drie geleerden prediken ook maar één God en verwerpen helemaal dat het veelgodendom iets reëels zou zijn en zij zien daarin slechts bepaalde eigenschappen van de ene en enig ware God. .
Hoofdstuk 125: Ouran toont aan dat Helena's vrees ongegrond is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Neem nou eens een willekeurige, menselijke betrekking, bijvoorbeeld die van een veldheer of een andere hoge, keizerlijke dienaar! Zolang iemand die waardigheid bekleedt, zal hij ook aanspraak maken op de hem verschuldigde achting en eer, en hij krijgt die ook. Na verloop van tijd kan hij echter ongeschikt voor de dienst en gepensioneerd worden en dan is hij de facto (feitelijk) niets meer en hij maakt zich ook helemaal niet meer druk over zijn vroegere, zware ambt! Maar de hogepriester behoudt zijn aanzien tot aan het graf, en na zijn dood laten de levende priesters ten behoeve hun eigen eer en aanzien een op een tempel gelijkend gedenkteken op het graf zetten en hem goddelijke eer bewijzen! Het priesterdom weet op die wijze de waardigheid lange tijd onaantastbaar hoog te houden en in alle denkbare levensomstandigheden te bewaren.
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De zonde doet de mens alleen maar 's nachts kwaad en ook alleen nog maar tot na het middernachtelijk uur, omdat satan gedurende die tijd op jacht mag gaan. Overdag heeft hij geen macht en dan kan men naar hartelust zondigen, dat geeft niets. Wel moet men er op bedacht zijn, zich vóór zonsondergang op de door Mozes voorgeschreven wijze te reinigen, dan "heeft men voor de overdag begane zonden 's nachts niet het geringste te vrezen.
Hoofdstuk 134: De reden van de verwoesting van Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] IK zeg: "Het is Mijn tijd nog niet, bespreken jullie het dus alleen met elkaar en met hen. Betrek de oude Marcus er echter ook bij. Hij en zijn zonen kennen hen beter dan jullie! Ebahl uit Genezareth kent ze ook en Julius weet ook tamelijk veel van hen. Laat die roepen, dan zul je meteen een ander verhaal horen!"
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] Maar als uw wijze man, die die paar mensen tegen ons opzette, echt zo eerlijk was, waarom kwam hij dan niet naar óns en vertelde hij aan óns, wat hij aan een paar ontevredenen die ons steeds vijandig gezind waren, heeft verteld? Alleen een mens die onze verheven godsdienst niet kent en geen benul heeft van het goddelijk woord door de mond van een profeet en van het effect daarvan op een door hemelse tekenen bedreigde tijd, kan zo schandalig lasterlijk tegen ons te keer gaan! En kan een opperstadhouder van Rome zo'n mens dan eerder geloven dan ons!? Men kan nu wel zeggen: ' Als die wijze man naar jullie was toegekomen en jullie dat verteld had, wat hij het vertwijfelde volk heeft verteld, zouden jullie niet naar hem hebben geluisterd, maar hem hebben veroordeeld of zelfs gestenigd!' Maar wie kan dat al van ons zeggen nog voor hij het bij ons heeft uitgeprobeerd!? Wij plegen pas na de daad te oordelen en recht te spreken, maar nooit vóór de daad, bij vermoedens of bij kwaadsprekerij! Onze godsdienst rechtvaardigt ons gedrag. Wie staat dan op en bewijst dat wij anders geloven en handelen?! Kwaadwillige laster of alleen ernstige vermoedens bewijzen bij ons niets, en uw getuige kan hebben gezegd wat hij wil, maar wij verklaren zijn aanklacht zólang van nul en gener waarde tot hij ons kan bewijzen, dat wij werkelijk anders deden dan wij zelf geloofden en dat wij de man, die het volk met zijn praatjes tegen ons heeft opgehitst, onaangehoord zouden hebben laten gaan als hij naar ons toe was gekomen!
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Wanneer er een storm in het hart woedt, is geen mens zo gemakkelijk in staat zijn snel wisselende gedachten, die als stormwolken dreigend langs jagen, te beheersen. En als na verloop van tijd de storm in het hart is geluwd, herinnert de rustig geworden mens zich zelden nog exact, wat er allemaal tijdens de storm van zijn hartstochten in hem is opgekomen. Daar kan wel veel doemwaardigs bij zijn geweest, maar zelfs ik zou mij afvragen welke God dat zal willen veroordelen?! Als zij werkelijk orthodox gelovige mensen zijn en de vrees van het volk om één en dezelfde reden gedeeld hebben, en dat is iets wat wij net zo lang moeten aannemen tot wij het tegendeel kunnen bewijzen, dan moet hun verzoek worden ingewilligd. Vooropgesteld, dat het inwilligen van dergelijke verzoeken in zulke buitengewone gevallen, zoals dit er een is, door de keizer is voorgeschreven! Wij kunnen hier slechts over de aangedragen feiten een oordeel vormen zolang wij daar niets steekhoudends tegenin kunnen brengen. Wat wij erover denken, kan echter nooit als een tegenbewijs dienen en al zouden wij de gehele stad heimelijk afluisteren, dan zullen we daarna ook niet meer weten dan we nu weten."
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Komt de maan echter toevallig precies tussen zon en aarde te staan, wat gisteren het geval was, dan bedekt zij de zon en houdt het zonlicht voor een bepaald deel van onze aarde tegen. Dat wil zeggen voor dat deel, van waaruit een rechte lijn te trekken valt door de maan tot aan de zon. Daar ontstaat dan op heel natuurlijke wijze een zonsverduistering. Maar die delen van de aarde die niet precies in de eerder beschreven, rechte lijn liggen, krijgen niets van zo'n verduistering te zien en met name die niet, welke zich op de ons tegenovergestelde halve bol van de aarde bevinden. Want deze aarde waarop wij wonen, is net als de zon en de maan een bol en er ontstaat slechts dag en nacht omdat zij in vierentwintig uur om haar as draait, gedurende welke tijd zij langzaam maar zeker al haar landen en zeeën vanaf noord tot zuidpool onder het licht van de zon brengt en Iaat verlichten en verwarmen.
Hoofdstuk 139: Cyrenius geeft uitleg over aarde en maan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Maar CYRENIUS glimlachte zelf van plezier en zei tegen de boodschapper die Herme heette: "Ga naar het huis van mijn Marcus, was je, kleed je dan aan en kom als een nobel Romein terug. Dan zal het juist tijd zijn om de Farizeeën hierheen te halen voor een openbaar verhoor! Want ditmaal ontsnappen ze mij niet meer, daar sta ik voor in! En jij, mijn edele vriend Herme, zult mij goede diensten bewijzen!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De OVERSTE piekert en kan niet besluiten of hij wél met.de waarheid te voorschijn zal komen of niet. Pas na geruime tijd zegt hij: Geëerde gebieder! Veel honden zijn der hazen dood! Ik raak er steeds meer van overtuigd, dat de getuigen tegen mij nu uit de grond schieten als paddestoelen na vochtig weer. Wat zal ik dan nog verdere, overtuigende bewijzen toevoegen aan datgene wat u weten wilt en volgens uw zeggen al weet?! Ik kan geen ja zeggen tegen iets, dat tegen mijn overtuiging ingaat en mijn nee helpt mij niet! Neemt u daarom maar rustig het getuigenis tegen mij aan, ik zal geen moeite meer doen, wat voor terechte of onterechte beschuldigingen van de zijde van de vele getuigen tegen te spreken! Als u mij schuldig vindt, goed dan, u heeft toch alle macht mij daarvoor te tuchtigen en te straffen zoals u wilt. Ik, ongelukkig mens, kan mij daartegen niet verweren!"
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Heus, ik zou dit geduchte wapen niet uit mijn mantelzak gehaald hebben als u mij daartoe niet had gedwongen. Maar u begon mij als een worm te vertrappen en dan wordt het de hoogste tijd te tonen, dat u nog lang niet alleen heer bent op dit grondgebied! Ik vind, dat het nu maar beter is de wachten terug te trekken, omdat ik anders genoodzaakt zou kunnen worden, ondanks de sabbat, naast uw wachten ook die van mij te plaatsen!
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] HERME, de zanger -of liever, de boodschapper uit Caesarea Philippi -zegt tegen Cyrenius: "Geëerde gebieder! Nu pas zit hij helemaal verstrikt in het net en ziet hij geen uitweg meer! O, dat heeft deze vervolger van al het goede en ware volkomen verdiend! Kende ik hem niet zo goed, zoals ik hem ken, dan zou ik zelfs medelijden met hem kunnen hebben, want dat heb ik al gauw ook met nog zulke erge zondaars als ze in grote narigheid zitten. Maar deze kerel zou ik in levenden lijve kunnen zien braden en dat zou mij rechtstreeks een genoegen zijn! Het is hier niet de tijd en de plaats om mee te delen, wat er allemaal in vertrouwen onder elkaar verteld wordt over deze heer overste, maar u kunt ervan verzekerd zijn dat er geen enkele goede haar aan zijn lijf zit!
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Aan de oever zegt de OVERSTE tegen zijn collega's: "Dat hebben jullie goed gedaan, want jullie schijnbare optreden tegen mij, waarvoor ik jullie met mijn zwijgen het teken gaf, kwam net op tijd! Nu zijn ze uitgeteld en weten niet meer wat ze moeten doen! Kwamen die drie aangekondigden nu maar niet; dat zijn de enigen, die het ons nog wat moeilijk kunnen maken! Stel je voor dat ze ook nog de beroemde Nazareeër bij zich zouden hebben! Ja, als dat zo zou zijn, vallen we reusachtig door de mand! Dan helpt ons niets meer!
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...