Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2083 resultaten - Pagina 20 van 139

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[1] (Mathaël:) "Dat waren de twee getuigenissen die ik heb meegemaakt. Wat er verder met beiden in het rijk der geesten gebeurd is, weet ik echt niet; ook begrijp ik, ondanks Uw eerdere uitleggingen, zeker nog lang niet wat bij de uit de boom gevallen knaap de beide vleermuizen, die later samensmolten tot een apengestalte, te betekenen hebben, en hoe en waarom tenslotte de ziel van de zelfmoordenaar op de oppervlakte van het water voor mij zichtbaar werd als een geraamte van een dode, waar haast geen leven in zat. Waar kwamen die tien zwarte eenden vandaan en waarom vielen zij het geraamte lastig? Hoe kon de ziel van de knaap, die nog steeds de vorm van een aap had, de tien nare vogels de baas worden? Wat is de betekenis van de kleding, waar kwam die vandaan, en welke invloed had die als zodanig op de beide verschillende zielen?
Hoofdstuk 151: Uitleg over de ziel in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Toen zowel in de levenskluwen als in zijn innerlijke vorm nog meer rust kwam, gingen de vroegere zielsvormen nog inniger samen en gingen in twee vrouwelijke adelaars over. Al gauw zag je een zwerm eksters de ballonnen lastig vallen; dat waren de geesten van de uitstralende levenssfeer die zich nu ook met de beide zielen moesten verenigen. Toen dit op voor jou zichtbare en passende wijze gebeurde, zag je meteen twee koeien verschijnen. Dat ligt al dicht bij de mens, alleen mankeert er nog iets oerelementairs aan.
Hoofdstuk 159: De giftige aard van de weduwe en haar dochter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Salomo heeft in zijn Hooglied alleen maar met allerlei beelden, die vol geestelijke symboliek zijn, Mijn huidige bestaan profetisch van daad tot daad, van plaats tot plaats en van met alle gevolgen voor de mensen beschreven. Zijn onderwerp ben Ik alleen; 'hij' en 'jij', 'hem' en 'ik' slaat allemaal op Mij. Degene, die door Salomo met Mij spreekt is zijn eigen geest: in het enkelvoud en in het meervoud zijn het de geesten van het volk, die zich in zekere zin voor één en hetzelfde doel in Salomo's konings en heersersgeest verenigen en op die wijze een morele persoon voorstellen.
Hoofdstuk 170: De sleutel tot het begrijpen van het Hooglied. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] 'Maar mijn wijnberg, die ik had, heb ik niet beschermd! ' Dat wil zoveel zeggen als: 'Mijn eeuwige, goddelijke, ontoegankelijke hoogte en diepte heb Ik buiten de bescherming geplaatst!', -waarvan hopelijk voor iedereen Uw hoogst toegankelijke tegenwoordigheid hier toch het sprekendste getuigenis geeft. Uw hoogste en ontoegankelijkste en stralendste hemelen heeft U verlaten om hier in de diepste deemoed, dus zwart voor de kinderen van deze aarde, te verschijnen en de goede armen in Uw kamer te leiden, in de goede hut van Kedar. -0 Heer, zeg mij nu, of ik de twee verzen, die U er nog bij wenste, ook goed beoordeeld heb!"
Hoofdstuk 171: Simon legt enige verzen van het Hooglied uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Uw oog doorziet in één ogenblik de gehele geestelijke en materiële schepping. De geheimste gedachten van de engelen kent U zo goed, alsof U deze Zelf gedacht had, en wat wij armzalige stervelingen nog zo verborgen denken, ziet U helderder dan wij deze stralende zon zien, ook al straalt zij nog zo heerlijk. U kent alles wat de zee in haar diepste diepten verborgen houdt, U kent het aantal zandkorrels in de zee, dat van de sterren en wat zij bevatten en dragen en U kent het getal van het gras op de aarde, dat van de kruiden, de struiken, de bomen en van de geesten in de gehele eindeloze ruimte beter dan ik het getal één! Omdat ik dat niet alleen heel vast geloof, maar ook heel zeker weet, kan het toch niet moeilijk zijn nu te zeggen: Heer, deze mening heb ik diep in mijn hart over U, voor zover ik U nu gedurende deze drie dagen heb leren kennen! Ik zou nauwelijks weten wat ik anders nog zou kunnen zeggen!"
Hoofdstuk 174: Simons mening over de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Als Ik de maag niet de begeerte naar voedsel gegeven zou hebben, zou iemand dan ooit voedsel tot zich nemen? Op welke andere wijze zouden de natuurlijke, specifieke geesten dan over kunnen gaan in het bloed en in de andere lichaamssappen, en vandaar in de zenuwether en, daardoor gelouterd, in de zielsubstantie? In de primitieve fase zou dat natuurlijk wel door de kracht van Mijn wil kunnen, maar hoe zou het dan staan met het vermogen om eeuwig te bestaan? Dat zou alleen maar mogelijk zijn door een hard, blijvend gericht; maar wat zou er dan terechtkomen van de zelfstandigheid en later van de geestelijke levensvrijheid?!
Hoofdstuk 177: Over doel en wezen van de zinnelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ben je een zondaar omdat je bij tijden honger en dorst hebt? Zondig je, wanneer je kijkt, luistert, proeft en ruikt? AI deze zintuigen zijn je gegeven om de vormen van de dingen waar te nemen, om de wijsheid van het gesproken woord te horen en om goede en slechte en schadelijke geesten van de nog ongegiste en ruwe materie waar te nemen!
Hoofdstuk 177: Over doel en wezen van de zinnelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (OUBRATOUVISHAR:) "Helemaal vrij voor dit paleis stonden twee reusachtig grote zuilen (obelisken), die aan alle kanten volgeschreven waren met allerlei tekens, figuren en letters; ook voor de grote zuilenhal waren twee van zulke zuilen geplaatst.
Hoofdstuk 183: De vloek van de overbeschaving van de Egyptenaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Kijk, deze steen heeft men honderdzeventig jaar lang geslepen en gepolijst en hij was daarna het kroonjuweel van een aantal koningen van Perzië, tot tenslotte een koning zijn machtigste veldheer daarmee vereerde; en deze veldheer is het die hem toen bij de woeste grenzen van jullie land verloor, waar het in die tijd wemelde van leeuwen en panters. Deze dieren heb Ik daar toentertijd ook geplaatst om jullie te beschermen, anders zouden de in die tijd zeer oorlogszuchtige Perzen jullie wel gevonden en jullie kudden heel erg uitgedund hebben.
Hoofdstuk 190: De schat van Oubratouvishar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Aan het eind van de drie hallen bevindt zich nogmaals het gesluierde beeld van Isis en het ongesluierde van Ou-sir-iez, en op een altaar voor Isis staan, uitgehouwen in de harde steen, de woorden: Ja-bu-sim-bil! Bij de ingang aan de beide zijden van de tempelpoort bevinden zich aan iedere kant twee reuzen in zittende houding, die de vier belangrijkste elementaire krachten van God in de natuur voorstellen; hun zittende houding geeft de orde en de rust aan waarin zij door God geplaatst zijn om alle schepselen volgens de wil van God te dienen.
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als ik vandaag honderd mensen laat overnachten op de wei die ik jullie zal aanwijzen, dan zal er morgenochtend geen enkele overlevende zijn, want het zijn geen mensen meer, maar zwakke afschaduwingen daarvan, en hun misvormde lichamen zijn ware woonplaatsen van alle mogelijke uit de natuur en de onnatuur afkomstige, kwade en onrijpe geesten. Hun uitstralende levenssfeer is niet meer hun goddelijke ik maar een laag dierlijk ik, en daarom bevindt zich geen kracht meer in hen en nog minder rondom hen. De natuur om hen heen neemt in hen niet meer het hoogtepunt van hun bestaan als schepsel waar, maar slechts een algehele verdorvenheid en een volledige verwoesting van het bestaansniveau waarop ieder schepsel zijn hoogste doel moet bereiken. Dat is de reden waarom al het geschapene totaal vijandig staat tegenover deze mensen en hen op iedere mogelijke wijze probeert te vernietigen, omdat het van hen niets meer heeft te verwachten.
Hoofdstuk 184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Iemand dacht dat het opwekken van een dode zijn uitwerking ook niet gemist zou hebben. Dat zou voor deze mensen echter ook niets zijn! Want zij zien de lichamelijke dood als een grote weldaad van God aan de mensen, en zouden zo 'n handeling zelfs aanzien voor een vergrijp tegen de orde van de allerhoogste geest van God zolang zij Mij niet volledig kunnen leren kennen. Het opwekken van een grote storm zouden zij door hun zeer gevoelige geest iets heel natuurlijks vinden, want zij hebben zelf altijd een grote invloed op de natuurgeesten van lucht, water, aarde en vuur. Maar een beweging die de snelheid van hun afgeschoten pijlen onvergelijkbaar overtreft, is voor deze mensen een echt wonder, dat alleen door God en Zijn dienstbare, hoogste geesten gedaan kan worden, maar nooit door de verstandige, zwakke stervelingen van deze aarde.
Hoofdstuk 187: De Nubiërs herkennen de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Het binnenste is door een boog in drie hallen gescheiden; in iedere hal staan aan beide zijden zeven reuzen, in totaal in ieder van de drie hallen veertien reuzen. Het zijn symbolen van de van God uitgaande zeven geesten. In de drie delen van de hal staan zesmaal zeven van zulke reuzen; dat betekent dat God reeds vanaf het allereerste begin van de schepping zes perioden heeft vastgesteld, en dat in ieder van deze eindeloos lange en voortdurend in elkaar overgaande perioden deze zelfde zeven geesten alles gedragen hebben en overal werkzaam zijn geweest. leder van de zes wanden van de lange, driedelige tempelhal is versierd met allerlei tekens en figuren, waaruit een ingewijde in de oude wijsheid alles ontraadselen kan wat de geest van God geopenbaard heeft aan de aartswijzen uit de oertijd van dit land.
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] De wijzen onder die oermensen van Egypte meenden dat het door de geest van God bestrafte reuzen betrof uit een groot, vergelegen land, die tegen God gezondigd hadden, waarop God hen toen in Zijn rechtvaardige toom door Zijn machtige geesten van de aarde had laten opheffen en hierheen laten smijten om de Egyptenaren te tonen, dat Hij ook de sterkste reuzen niet ontzag als zij tegen Zijn wil handelden. Kort en goed, uiteindelijk begon men zelfs deze dode reuzen stukje bij beetje te verbranden en na vijftig jaar viel er van deze dode reuze gasten totaal niets meer te ontdekken.
Hoofdstuk 203: De zeven reuzen en de sarcofagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Daarom lijkt bij ons zwarten tot op heden nog die orde te bestaan, die bij de mensen, van welke huidskleur dan ook, volgens de wil van de Schepper vanaf het oerbegin zeker bestond en had moeten bestaan; want als het eerste mensenpaar op deze aarde geplaatst zou zijn in de slechte orde van de tegenwoordige blanke mensen, dan zou ik wel eens willen weten hoe het zich tegen de aanvallen van allerlei wilde en verscheurende dieren verdedigd zou hebben!
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...