Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1535 resultaten - Pagina 20 van 103

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[13] 'Trek mij, o Heer, achter U aan, dan lopen wij!' Wie, behalve de liefde, kan geestelijk trekken?! En het gevolg is dat degenen die met en door de liefde onderwezen en opgevoed worden, in één ogenblik meer opnemen en begrijpen en daardoor werkelijk lopen in de groei van hun kennis, dan in vele jaren van dorre en kille wijsheid. De enkelvoudige persoon en de eerste zin is dus slechts een morele persoon en deze verschijnt in het laatste deel van de tweede zin verdeeld over een veelvoud, dat voorlopig kennelijk nog gevormd wordt door ons, en vervolgens door heel Israël, en uiteindelijk zelfs door alles wat op de gehele aarde mens heet.
Hoofdstuk 170: De sleutel tot het begrijpen van het Hooglied. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] GABI zegt: "God, Heer en Meester van eeuwigheid, als ik ooit gelegenheid gehad zou hebben ook maar het honderdste deel te horen van datgene wat ik hier in deze zeer merkwaardige drie dagen gehoord heb, dan zou ik beslist niet zulke miserabele aspiraties gehad hebben; maar - exempla trahunt *(* voorbeeld doet volgen) , -, zoals de Romeinen ook zeggen -ik had immers voorbeelden en toonbeelden die slechter dan slecht waren! En die slechte voorbeelden en toonbeelden voeren daar heel wel bij, en hoe meer zij de kunst verstonden het volk zo veel mogelijk af te zetten en te bedriegen des te beter ging het met hen.
Hoofdstuk 173: Gabi's beginselen als Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] De ware mens moest trachten het zo ver te brengen dat hij door de menselijke lastdieren minstens als een halfgod werd beschouwd. Als hij het zover gebracht had, moest hij zijn licht als een Egyptisch graf verbergen en zich omgeven met allerlei valse schijn en verdovende nevel; de menselijke lastdieren zouden hem dan al gauw letterlijk gaan aanbidden, en dat des te meer als hij hun van tijd tot tijd schijnbaar iets nuttigs ten deel liet vallen. Kortom, hij moest de menselijke lastdieren heel overtuigend, maar altijd nog onjuist, kunnen bewijzen dat zij er onschatbaar voordeel van zouden hebben als zij door de vermeende halfgod blauw en soms zelfs doodgeslagen werden!
Hoofdstuk 173: Gabi's beginselen als Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Hij geloofde aan een soort verre, almachtige god, van wie oorspronkelijk alle dingen afkomstig zijn. Maar deze god had ontelbare machtige dienaren en knechten, zichtbare en onzichtbare. Sommigen moesten er heersen over zon, maan en alle sterren, een deel over de aardbodem, een deel over het water, een deel over het vuur en zo verder, een deel over het gras, over bomen en struiken, een deel over de wateren boven en onder de aarde, een deel over de metalen een deel over de vogels in de lucht, een deel over alle dieren in het water en een deel over alle dieren die op de aarde lopen en kruipen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Daarop stuurt hij zijn kameel weer naar zijn metgezellen en brengt hun Mijn wens over. Meteen liggen de kamelen op de knieën en hun berijders stijgen af. Dan gaan deze goed afgerichte dieren weer staan en worden naar de wei aan de zee gebracht waar zij beginnen te grazen en zich daarbij behaaglijk goed laten. verzorgen. Tien negers krijgen opdracht om op de kamelen te passen, het overige deel keert echter meteen met de aanvoerder naar Mij terug.
Hoofdstuk 181: De Heer spreekt met de aanvoerder van de Nubiërs. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Het volk dat hier nog is, gelooft voor een deel helemaal niet aan een hoogste goddelijk wezen, en zit voor een deel vol duister bijgeloof, waarvan het niet te bevrijden is. Alleen onze kleine groep leeft nog in de oude, ware kennis van de ene, eeuwige, ware God. Het blinde en domme volk gelooft aan enige duizenden goden; zelfs aan dieren en hun stoffelijk overschot bewijst het goddelijke eer, en wij kunnen daar niets aan doen.
Hoofdstuk 182: Het verhaal van Oubratouvishar over zijn reis naar Memphis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Aan de Egyptische kant, waar de laatste uitlopers van het Komrahaigebergte heel steil beginnen, bezitten zij één enkele uitweg. Het is een verschrikkelijk nauwe pas, die vier uur gaans lang is, met veel bochten waardoor men kan verdwalen, en die merendeels onderaards uitmondt in het bovenste deel van Egypte, en door een zeer smalle grot voert. Die uitweg is echter pas ten tijde van Mozes door de inboorlingen gevonden, en wel door vluchtelingen die als grote misdadigers tegen de staat voor de gevreesde straf op de vlucht waren. Toen men hen achtervolgde, vluchtten zij in een rotshol om zich daar te verbergen. Toen zij, bewapend met pijl en boog, ongeveer vijfhonderd pas in het hol doordrongen, ontdekten zij in de tegenovergestelde richting daglicht en gingen daar haastig op af; zij bereikten het al gauw en waren erg blij dat zij hun achtervolgers zo gelukkig ontkomen waren. Toen zij aan deze kant in een open vlakte aankwamen die zij eerder nog nooit gezien hadden, sloten zij meteen de uitgang met stenen af om te voorkomen dat hun achtervolgers ook maar ooit in dit wijde, mooie, vrije landschap zouden kunnen komen.
Hoofdstuk 179: Het volk van Abessinië en Subiet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De overste haalde zijn schouders op en zei: 'Op directe wijze zeker nog nooit; maar indirect vindt men in de geschriften en mondelinge overleveringen echte voorbeelden van heel rechtvaardige en vrome mensen, die in een zekere geestesvervoering gebracht zijn waarin zij de geest van God zagen als een licht dat alle ruimten der oneindigheid vervulde en waarbij zij waarnamen dat zij zelf een deel van dat licht waren. Allen die zo'n genade ten deel viel, getuigen dat zij in dit licht door en door gegrepen werden door een onuitsprekelijk geluksgevoel en begonnen te profeteren; en wat zij dan profeteerden, is ook steeds uitgekomen. Maar nog nooit heeft een sterveling de ware oergod in een andere vorm gezien!
Hoofdstuk 193: De grote rotstempel Jabu Simbil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (OUBRATOUVISHAR:) "Pas thuis in ons hete land kreeg ik de visioenen! Ik vertelde jullie deze precies zoals ze mij door de onmiskenbare genade van de allerhoogste geest ten deel vielen, en dat verblijdde jullie zozeer, dat jullie daarna rondsprongen als jonge lammeren in de wei. Hoe opgewekt en vrolijk jullie daarbij ook waren, toch benijdden jullie mij in jullie hart, wat heel edel was, omdat ook in jullie de wens zich steeds meer deed voelen, ook zulke visioenen te krijgen. Toen ik met de groep van twintig metgezellen hierheen op reis ging nadat ik zevenmaal geheime, innerlijke instructies had gekregen, konden jullie het thuis nauwelijks een halve dag zonder mij uithouden. Jullie reisden mij na en hebben mij hier op wonderbaarlijke wijze ingehaald.
Hoofdstuk 194: Oubratouvishar en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] En de ENGEL wees naar Cyrenius en zei: "Kijk daar, aan de rechterhand van de Heer zit de opperstadhouder van Rome! Hij gebiedt over Azië en een groot deel van Afrika; geheel Egypte valt onder hem en dus ook de overste van Memphis! Geef hem deze schat! En Oubratouvishar , ook jij zou de steen beter aan deze opperstadhouder kunnen overhandigen dan aan de overste in Memphis, die weinig of niets om zulke schatten geeft! -Maar dat is alleen maar een advies van mij, je kunt doen wat je wilt!"
Hoofdstuk 201: Schenking van de schatten aan Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Ten tijde dat op aarde zulke reusachtige schaaldieren de zee bewoonden, spoelden over het grootste deel van de lage landen van Afrika de golven van de grote oceaan. De oer-Egyptenaren vonden de moederschelp bij de graafwerkzaamheden voor de eerste piramide en toen zij de moederschelp openden, vonden zij daarin deze zeven parels, waarvan er een nu door de engel van haar korst is ontdaan.
Hoofdstuk 202: De oorsprong van de Jabusimbil-tempel, de sfinx en de zuilen van Memnon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] In de grotere plaatsen en gemeenten had men echter ook algemene kisten, die iedere zeven jaar weer voor een deel werden geopend. Hier werden dan iedere keer lijken bijgelegd, die weer geheel afgedekt werden, waarna dan boven op het deksel een flink vuur werd gestookt, waardoor de lijken in de grote kist natuurlijk tot as werden. Als zo'n kist vol as was, werd hij met meer geopend, maar hij bleef ter gedachtenis aan de vergankelijkheid van al het aardse als een monument staan waaraan men eer bewees.
Hoofdstuk 203: De zeven reuzen en de sarcofagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Kijk, hier voor ons staat direkt al een Zodiacus van Diathira op het mooiste en grootste vlak van de parel getekend! Daar staat een kolossale tempel; 365 massieve zuilen dragen een net zo massieve boog van roodgeaderd graniet, iets buitengewoons uit bouwkundig oogpunt bezien, en zeer degelijk geconstrueerd. Het hoogste deel van de boog bevindt zich gerekend vanaf de grond op 66 manshoogten. De gehele boog bevat precies 365 openingen, die zo exact zijn aangebracht, dat gedurende de tijd dat de zon zich in een teken van de dierenriem bevindt, haar licht precies op het midden van de dag op het middelpunt van een in het midden van de tempel rechtopstaande zuil moest vallen. Het licht door de andere gaten viel weliswaar ook op verschillende tijden van de dag op het altaar , maar nooit op het middelpunt, maar een of meer graden terzijde.
Hoofdstuk 205: De indeling van de tijd op de vijfde parel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar nu denkt een goede rekenaar onder jullie: ' Ja, als zo de voortplanting van het zonlicht en van ieder ander licht veroorzaakt wordt, dan moet het licht overal hetzelfde zijn en dan kan men onmogelijk het beeld van de zon afzonderlijk zien als iets dat een veel sterker licht geeft, dan het overige deel van het lichtende uitspansel! ,
Hoofdstuk 219: De werking van het zonlicht. Het menselijk oog. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Velen van jullie die nu bij Mij zijn, zijn aards goed bedeeld en bezitten een overmaat aan aardse schatten, en streven nu met alle ijver naar de geestelijke schatten, die niet uit de aardse goudmijnen gedolven worden! Zij vallen jullie nu overvloedig ten deel, -alleen moeten jullie niet denken dat een duidelijk inzicht afhankelijk is van de hoeveelheid.
Hoofdstuk 224: Honger naar geestelijk voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...