Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

851 resultaten - Pagina 20 van 57

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[7] Maar er is er één, die Nikodemus een beetje in bescherming neemt; die zegt: 'Ik wil de mogelijkheid dat deze zuil op die wijze ontstaan is, niet direct uitsluiten, maar ik wil dit oordeel ook niet als een reeds uitgemaakte zaak zonder meer aannemen; want als de duivel op het grondstuk van elke Oudste die het niet in alles volledig met ons eens is, zoals bijvoorbeeld Lazarus van Bethanië, zo'n zuil uit de hel en de aarde omhoog moet schuiven, dan zou er nu wel een groot aantal van die zuilen in het hele joodse land staan.
Hoofdstuk 87: De heren van de tempel gaan op bezoek bij Nicodémus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Is het nooit in jullie opgekomen dat zo'n behandeling van je medemens een heel groot onrecht is? Jullie verkondigen aan het volk wel een allerhoogste god en ook een slechte god, die in een voortdurende strijd gewikkeld is met de hoogste goede god, maar zelf hebben jullie nog nooit in zo'n god geloofd, terwijl je je letterlijk als godenzonen door het volk laat vereren en aanbidden! Wat moet ik dan van jullie denken? Ik zegje: Jullie zijn nog veel erger dan de kwaadaardigste dieren op aarde! Want die leven en handelen zoals hun innerlijke orde hun leert en ingeeft; maar jullie, als wezens die met alle verstand en een helder begrip en met een volkomen vrije wil begaafd zijn, zijn erger tegen jullie medemensen dan de meest wilde en verscheurende dieren onder elkaar. - Wat vinden jullie daarvan, en wat hebben jullie daar op te zeggen?'
Hoofdstuk 96: Raphaël ontmaskert de magiërs - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Daarna verlieten zij ons plotseling en verdwenen letterlijk voor onze ogen. Daarbij hebben we wel gewonnen, dat we in ieder geval een sterker vermoeden van het bestaan van een ware God kregen, maar van enig duidelijker begrip over Hem was geen sprake.
Hoofdstuk 99: Het roepen van de Indiërs naar God wordt niet verhoord - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] Als iemand je echter met een zekere welbespraaktheid een andere leer wil opdringen, leg hem dan alles zo uit, als ik het je heb uitgelegd. Neemt hij aan watje zegt, beschouw hem dan als een mens die de waarheid zoekt, en behandel hem als een broeder; neemt hij de overduidelijke waarheid echter niet aan, beschouw hem dan als een onverlicht mens, die een heiden en een ketter is omdat hij de lichtende waarheid niet wil aannemen, en mijd hem en zijn gezelschap!
Hoofdstuk 114: De aarde als organisme - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] De mens die weinig of vaak helemaal niets denkt, is natuurlijk snel bevredigd; want hij neemt ook de leugen voor waarheid aan. Hij gelooft, en zijn blinde geloof maakt hem tevreden en zalig. Maar met de denkende en zoekende mens is het heel anders gesteld. Die kan niet blind geloven. Hij moet licht hebben om te zien en de waarheid te vatten, wil het leven iets voor hem betekenen; want zonder volledige bewijzen van de waarheid is de denker en zoeker het ellendigste wezen op de hele wereld, ellendiger dan een in het stof vertrapte en zich kronkelende worm, die beslist nauwelijks zal voelen dat hij bestaat.
Hoofdstuk 116: De vraag naar de waarheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] De magiër zei: 'O Heer, wat bedoelt U daarmee? Zullen er steeds veel geroepenen zijn, maar weinig uitverkorenen?! Dat klinkt als een woord uit Uw goddelijke mond dat voor het toekomstige heil van de mensen niet erg opwekkend is, als je het neemt zoals het gezegd is; want ik versta onder de weinige uitverkorenen die mensen, voor wie het ware levenslicht voortdurend helder zal schijnen en onder de vele geroepenen alle mensen, die weliswaar ook naar het licht moeten komen, maar door allerlei omstandigheden en oorzaken verhinderd worden en dus net als onze landgenoten nooit tot het ware licht zullen komen.
Hoofdstuk 123: Het aannemen van het woord van de Heer in Indië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De hoofdmagiër zei: 'O beste, mooie en zeer wijze jongeman! Wij ontkennen helemaal niet dat de zaken er bij ons helaas zo voorstaan; maar wij hebben die al zo, zoals ze zijn, aangetroffen en niet zelfingevoerd. Laat degene die het oorspronkelijk zo bedacht, ingevoerd en geregeld heeft, maar voor een ware God verantwoording afleggen voor al het onheil dat wij stichten! Ik ben als kind van een priester zo opgevoed en onderricht en kan er niets aan doen dat ik nu ben wat ik ben. Bij ons geldt vroom bedrog als een voortreffelijke deugd; want je hoeft de gewone mensen alleen maar door allerlei geheime kunsten tot een vast en sterk geloof te brengen - wat op zichzelf niet zo moeilijk is als je het maar goed aanpakt -, en kijk, dan is zo iemand volmaakt gelukkig, leeft binnen een bepaalde orde en heeft geen angst voor de lichamelijke dood, omdat hij vast en zeker gelooft in een leven na de dood! Neemt men hem dit geloof af, dan is hij ogenblikkelijk ongelukkiger dan welk verlaten dier dan ook! Eer men echter in staat zou zijn om van alle mensen pure wijsgeren te maken, zou men allang een offer zijn geworden van de woede van het volk. Voorlopig kan er dus niets anders gedaan worden dan alles zaak zo te laten gaan als het nu gaat. Moet het anders worden, dan moet een almachtige God dat doen; daar zijn wij mensen te zwak voor .
Hoofdstuk 97: De verdedigingstoespraak van de hoofdmagiër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Na verloop van tijd krijg je dan het gevoel van een zoon die zijn vader boven alles liefheeft, maar wiens vader vertrokken is naar zijn vele landerijen en heel lang wegblijft. De zoon wordt van dag tot dag banger. Hij probeert met het wereldse gezelschap dat hem omringt zo goed en zo kwaad als dat gaat zijn verdriet te verdrijven; maar de ene droeve nacht volgt op de andere en de dagen verstrijken, maar de vader komt noch op een nacht noch op de mooiste dag weer bij zijn zoon terug. Dan wordt het de zoon tenslotte zo ondragelijk bang om het hart, dat hij zich opmaakt om de vader, die hij zo innig liefheeft, te gaan zoeken. Hij bezoekt alle bezittingen van zijn vader en vindt onmiskenbare sporen, waaraan hij duidelijk kan zien dat zijn vader er geweest is. Kortom hij vindt letterlijk alles, -behalve zijn vader! Hij daalt afin de diepten van de aarde en klimt op de toppen van de hoogste bergen en roept luid: 'O lieve vader, waar bent u? Waarom, waarom mag uw zoon u niet vinden? Heeft hij tegen uw zelden gehoorde gebod gezondigd, vergeef hem dan, de arme, de zwakke, de blinde, en laat uw heilige vaderstem horen!'
Hoofdstuk 108: Het verlangen van de magiërs naar de ware God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Toen kwam er een derde, de minst goede van de tien knechten en zei: 'Heer, zie, het pond dat u mij toevertrouwd hebt, heb ik in een zweetdoek bewaard tot u terug zou komen! Ik was bang voor u, omdat u een hard man bent; want u neemt wat u niet opzij heeft gelegd en u oogst waar u niet gezaaid heeft.'
Hoofdstuk 124: Geroepenen en uitverkorenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] De magiër zei: 'Heer, ik ben nu op een punt gekomen, waarop het verstand de mens in de steek laat en zelfs bij de geduldigste de haren te berge beginnen te rijzen! U bent toch de koning niet, die als een tiran neemt waar hij niets heeft neergelegd, en oogsten wil waar hij niet gezaaid heeft? Want mij schijnt het toe dat juist alles van U afkomstig is, en dat juist U overal gezaaid heeft en daarom ook overal nemen en oogsten kunt, omdat alles van U is en ook van U zijn moet.
Hoofdstuk 125: De kritiek van de magiër op de gelijkenis van de toevertrouwde ponden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] Maar Ik zeg jullie ook, dat het bereiken van het rijk van God nu geweld vereist. Wie het willen bezitten, moeten het met kracht letterlijk naar zich toetrekken; wie dat niet zullen doen, zullen het ook moeilijk reeds hier op aarde volledig tot hun levend bezit kunnen maken..
Hoofdstuk 126: De juiste opvoeding van kinderen, afgestemd op hun verschillende aanleg. Het belang van innerlijke vorming voor het wekken van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Je hebt ons nu zelfs voor de voorname, hoge Romeinen van grote misdaden en ten hemel schreiende onrechtmatigheden beschuldigd, die wij zelfs met de beste wil nooit kunnen goedmaken; als jij echter de ellendige wereldse omstandigheden waarin wij leven daarbij in aanmerking neemt, dan zul je ook met jouw wijsheid inzien, dat geen mens tegen de stroom in kan zwemmen en dat ieder mens zijn huik naar de wind moet hangen.
Hoofdstuk 148: Raphaël onthult de zonden van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] En kijk, zo is het ook gesteld in een gemeenschap van mensen en geesten, die in haar geheel ook op een mens lijkt! Een deel vertegenwoordigt de ogen -dat zijn de zieners -, een deel de oren -dat zijn de hoorders -, een deel de handen -dat zijn de doeners -, een deel de voeten -dat zijn degenen die altijd naar het hogere licht voortgaan -, een deel het hart -dat zijn de machtigen in de liefde -, een deel de maag -dat zijn de opnemers van het goede en ware uit God, die daardoor de hele gemeenschap voeden -, een deel komt overeen met de hersenen -dat zijn de wijzen, die voortdurend de hele gemeenschap ordenen -, en zo gaat dat van het kleinste tot het grootste in het oneindige verder, en ieder nog zo gering onderdeel en iedere afzonderlijke vezel van de gemeenschap is op zijn wijze volkomen machtig en zalig en neemt deel aan de gaven en eigenschappen van de hele gemeenschap, zoals ook jouw voeten volkomen deel hebben aan het licht van je ogen en je ogen aan de bekwaamheid van je voeten. Je oog verheugt er zich over dat het met het hele lichaam door de voeten gedragen wordt, naar waar het nieuwe wonderen en dingen ziet en er zich in het hart en het verstand over verheugt; maar deze vreugde wordt dan ook aan de voeten meegedeeld alsof de voet zelf volledig het oog, het oor, het verstand en het hart zelf was!
Hoofdstuk 152: Verscheidenheid van gaven van de geest - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] Dat staat immers ook in jullie boeken geschreven, en wel zo: 'Zij die met de Heer zijn, hebben veel verloren. Maar dan komen er vreemdelingen uit verre landen en geven de kinderen de verloren parels en edelstenen van onschatbare waarde terug. En de Heer is daarom ook heel vriendelijk tegen de vreemdelingen en neemt hen op in de woningen van Zijn kinderen.'
Hoofdstuk 159: Het geestelijk oog van de mannen uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[11] De Farizeeën zeiden: 'Hoe zou dat kunnen? Je bent immers geen moment afwezig geweest! En hoe zouden onze families nu al in Bethanië kunnen zijn? Ze hebben meer dan een uur nodig om door de grote stad te lopen en vanaf de stad neemt de weg voor mensen die geen sterke benen hebben ook ruim twee uur in beslag, volgens Romeinse tijd! Zoiets kan dus wel als zuiver onmogelijk beschouwd worden!'
Hoofdstuk 164: Een snelheidswonder van Raphaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...