Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1529 resultaten - Pagina 20 van 102

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[6] Maar het is nu allang middag geworden, de spijzen staan op tafel, laten we daarom gaan en onze lichamen een matige versterking geven, opdat niemand zegt dat iemand bij Mij gebrek zou hebben geleden. In Jeruzalem zijn wel mensen die allerlei vastendagen hebben en zich daar ook streng aan houden, in de veronderstelling dat ze daardoor het hemelrijk verdienen; maar deze vergissen zich zeer omdat ze na hun lichamelijke dood een rijk verwachten dat waarlijk nergens aanwezig is.
Hoofdstuk 222: De leerlingen verwonderen zich over de veranderde omgeving. Over het vasten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] Kijk naar dit allerheerlijkste gebied dat nu van ons is! Amper een uur geleden was het een onherbergzame dorre streek, een waar beeld van de dood evenals wij dat waren in onze voormalige zielstoestand, die Hij ook door Zijn woord in een levende toestand heeft veranderd -, en nu haalt de ondoorgrondelijk wonderbaarlijke macht van Zijn woord zelfs uit de harde steen, die eerst tot goede vette aarde werd vermalen en omgevormd, de weelderigste planten tevoorschijn.
Hoofdstuk 223: Vijandelijke verkenningsschepen in zicht. De storm als afweermiddel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Het komt daarbij op het niveau van de innerlijke ontwikkeling aan waarop een ziel haar lichaam verlaat. Is dit in overeenstemming met de bestaande goede wetten, dan zal de toestand van de ziel aan gene zijde zeker meteen zodanig zijn, dat ze zich dadelijk naar een hogere voleindingstrap van het vrije leven kan begeven en aldoor naar een hogere trap verder kan gaan.
Hoofdstuk 225: Kinderen van God (van boven) en kinderen van de wereld (van beneden) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Kijk, dit soort zielen heeft zich toch wel strafbaar gemaakt, wat ieder enigszins rechtschapen denkend mens moet toegeven! En toch worden ze door Mij niet gericht, maar in een toestand en een leven geplaatst dat helemaal overeenkomt met wat ze op deze wereld hadden, alleen met dit verschil dat hun buren tot in de verre omtrek geheel hetzelfde hebben, zijn en willen als degenen die hier pas zijn aangekomen. En dan duurt het niet zo lang tot er een uiterst verbitterde oorlog begint; want ieder waant zichzelf de hoogste en machtigste, wil over allen heersen en beschouwt ieder als een strafbare muiter, die zich niet wil schikken naar zijn bevelen en wetten.
Hoofdstuk 226: Het leven van de wereldmensen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Als de een of andere ongelukkige en zeker ook onzalige ziel zich dit aantrekt, zal deze ook meteen in een betere toestand overgaan; maar wil ze dat door haar innerlijke geheime hoogmoed niet, wel, dan blijft zij de oude dwaas en zal bij een volgende gelegenheid weer hetzelfde te verwachten hebben. En dan kan men zoals de Romeinen zeggen: Volenti non fit iniuria *, (* Degene die het zo wil geschiedt geen onrecht) -ook al zouden zulke vrijwel onverbeterlijke zielen zichzelf gedurende aeonen aardse jaren zo willen kwellen!
Hoofdstuk 226: Het leven van de wereldmensen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Zoals jullie nu ervaren hebben, is de allersterkste reus tot niets in staat zonder een vast steunpunt, dat we een tegenkracht of een tegenpool zullen noemen, dat zien jullie nu zeer goed in. Diezelfde toestand strekt zich tot in het eindeloos grote, tot aan het allerhoogste Godswezen uit!
Hoofdstuk 228: De tegenpool van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK zeg: 'Wanneer het er voor de vreemde naties en volkeren werkelijk zo uit zou zien als jij het in je vraag stelt, zou het wel wat treurig gesteld zijn met het zieleheil van de mensen op aarde; maar het ziet er toch wel een beetje anders uit, en derhalve is aan ieder mens de gelegenheid gegeven om zich, van welk geloof hij ook is, meer op het geestelijke dan op het materiële te richten. Als dit het geval is, kan een ziel aan gene zijde al niet meer helemaal door de materiële pool worden aangetrokken, maar verkeert met haar altijd volkomen vrije wil in een soort zweeftoestand, waarin ze noch tot de ene, noch tot de andere pool behoort. Deze toestand van de zielen noem Ik een middenrijk, waarin de zielen door reeds voleindigde geesten meestal naar de betere pool geleid worden.
Hoofdstuk 232: Leiding aan gene zijde en wederbelichaming - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] En nu zijn we weer bij de koning van ons voorbeeld wiens ziel zo'n weg heeft doorgemaakt als Ik jullie nu heel in het kort precies heb beschreven. De naar deze wereld teruggekeerde ziel van zo'n eenmalige koning uit de vroege geschiedenis, die bijvoorbeeld in het uiterste Oost Azië zich zo misdragen heeft, komt nu op een heel ander deel van de wereld via de gewone weg van het vlees in het lichaam van een kind ter wereld, natuurlijk geboren uit een arme vrouw. Dan is zo'n ziel weer helemaal kind en weet van haar vorige toestand niet het geringste, en het zou ook helemaal verkeerd zijn als ze er maar de minste herinnering aan zou hebben.
Hoofdstuk 232: Leiding aan gene zijde en wederbelichaming - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Heeft dit eenmaal met zekerheid plaatsgevonden, dan zal de volle éénwording hiermee ook niet lang op zich laten wachten. Wanneer dit gebeurd is, keert pas weer het volle bewustzijn in zo'n ziel terug en hiermee de heldere herinnering aan alle vorige toestanden; zij looft dan Gods wijsheid, macht en liefde die haar zelfs uit de meest jammerlijke toestand weer heeft teruggeleid naar het ware eeuwige leven.
Hoofdstuk 232: Leiding aan gene zijde en wederbelichaming - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] Wij landden, maakten ons schip vast en gingen nog op klaarlichte dag aan land. Op deze dag was er een grote jaarmarkt en er was veel volk aanwezig.
Hoofdstuk 240: Genezing van een bezeten jongen (Ev. Matth. 17, 14-21) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[15] Er lag daar waar we aan land gingen een plaats die overwegend door vissers bewoond werd, die voor het grootste deel Joden waren en voor een derde deel Grieken die daar met allerlei zaken handel dreven. Toen we aan de oever kwamen en aan wal gingen, was er veel volk, omdat er enkele Farizeeën uit Jeruzalem aanwezig waren om hun tienden in deze plaats te innen. Het spreekt vanzelf dat het volk naar ons toeliep en enkele iets beteren van deze vele mensen ook al gauw vroegen wie wij waren, wat we hier kwamen doen en of we misschien het een of ander wilden inkopen.
Hoofdstuk 252: De Heer vaart met Zijn leerlingen naar de overkant van de zee (Ev. Matth. 19,1) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Toen we dus in deze plaats aankwamen zagen al gauw meerdere inwoners ons en ze riepen snel hun oudste en leider, om ons te vragen waarom we hierheen gekomen waren. De leider, een reeds grijs geworden jood, was terstond aanwezig, hij bekeek ons en vroeg toen wat wij hier van plan waren en wat ons ertoe had gebracht om naar deze van de hele wereld afgesloten en ontoegankelijke plaats te klimmen.
Hoofdstuk 260: De Heer bezoekt met Zijn leerlingen een plaats in het gebergte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] EEN van hen zei toen: "O Meester en Heer! Ziet U, wanneer iemands gemoed vol is van duizend maal duizend gedachten over U, over Uw daden en Uw leer en men in zichzelf nog lang niet volledig tot een heldere rust kan komen, dan is het moeilijk om te spreken, omdat men in 't geheel niet weet waar men moet beginnen en waar ophouden! En dan komt er ook nog bij, dat U hier Zelf aanwezig bent en U zeker iedere gedachte van ons eerder kent dan hij in ons is opgekomen en wij er ons van bewust zijn. Hoe kunnen we in Uw persoonlijke aanwezigheid dan spreken en waarover moeten we dan praten? Ja, wanneer U hier nog iets wilt zeggen zouden wij wel graag naar U luisteren, hoelang U ook zou willen spreken; maar wanneer wij nu zouden praten, zou het er wel heel erg mager uitzien!"
Hoofdstuk 271: Over bescheidenheid, zachtmoedigheid en deemoed. De gulden middenweg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Maar wie in de Schrift enkel de pure materiële beelden voor alles aanziet, bewijst dat hijzelf nog puur materie is, die gericht is en ook wel moet zijn, en dat hij het gericht van de materie in zijn bewustzijn en in zijn gevoel gedurende zijn leven steeds behoudt, en in de voortdurende vrees en angst leeft dat hij ook met zijn ziel na het afvallen van zijn lichaam in die puur materiële toestand terechtkomt waarin de Schrift door middel van beelden de toestand van de materie voorstelt en beschrijft.
Hoofdstuk 272: De beeldspraak van de profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Dit omhulsel echter moet in de materiële wereld overal aanwezig zijn waar maar iets is, opdat het binnenste, goddelijke, nergens, nooit en door niemand ooit verontreinigd kan worden. En omdat overal in al het natuurlijk geestelijke het hemelse en goddelijke aanwezig is, wat immers de alomtegenwoordigheid van de goddelijke wil duidelijk bewijst, bestaat er ook overeenkomst tussen alles wat in de wereld, in het geestenrijk, in de hemel en uiteindelijk in God Zelf aanwezig is.
Hoofdstuk 272: De beeldspraak van de profeten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...