Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13994 resultaten - Pagina 20 van 933

...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...
[11] Als hij die gevonden heeft, zal hij in zijn hart ook weldra een gevoel van liefde voor God waarnemen en uit die liefde steeds meer beseffen dat God in Zichzelf met de grootste liefde vervuld moet zijn om met zo'n grote lust en vreugde een ontelbaar aantal dingen en wezens, die niet alleen maar getuigen zijn van Zijn bestaan maar veeleer van Zijn wijsheid, macht en liefde, zo wonderbaarlijk wijs te scheppen.
Hoofdstuk 87: De innerlijke ontwikkeling van de geestelijke mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Wel, Heer en Meester, ook dat roept weer vragen op, en wel ten eerste: Waarom moet zo'n gevaarlijk en eigenlijk totaal nutteloos meer op de aardbodem bestaan? Er kunnen geen schepen varen en het heeft nog nooit ook maar één vis opgeleverd. Het heeft geen zichtbare aanvoer en net zo min een afvoer, en is daardoor ook voor de bevloeiing van de omgeving helemaal niet te gebruiken. T en tweede dient het volgens de heilige, ware leer die U ons nu gegeven heeft, door die werkelijk magische lichtverschijnselen alleen maar voor afgoderij, waar ik als zodanig niets op tegen heb, maar nu vanuit een moreel gezichtspunt gezien heel veel. Want ook al zijn nu de drie onbeholpen beelden door Uw wonderkracht als levensmeester verdwenen, dan blijft toch de afgoderij zeker net zo voortbestaan als voorheen. Zou het voor U niet even eenvoudig zijn om aan dit afgodische meer op dezelfde manier een einde te maken als aan de drie beelden?'
Hoofdstuk 94: De vraag van de priester om herstel van de afgodenbeelden. Het heilige meer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen zei EEN AAN JICHT LIJDENDE GRIJSAARD: 'Goede, beste wereldheiland, als het u mogelijk was de zoon van Jored uit de dood op te wekken, geloven wij ook dat u ons gezond kunt maken! Dat wij die zo zeer lijden, allen echter weer actief en gezond willen worden, spreekt natuurlijk vanzelf. Als u, o goede, beste wereldheiland, ons gezond wilt maken, bewijs ons daarmee dan uw liefde en genade! Daarvoor kunnen wij u weliswaar niets geven; want u ziet immers onze grote armoede. We hebben weliswaar al alle goden aangeroepen, maar zij wilden ons niet verhoren omdat we daarvoor zeker geen groot genoeg offer konden brengen. Als u ons echter geneest, bent u meer en beter dan alle goden van de hemel!'
Hoofdstuk 97: De Heer geneest zieken in een vissersdorpje - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'O, zeer zeker; maar ook daarvoor is het hier niet de goede plaats, omdat deze mensen over onze Schrift weinig of zelfs niets weten. Bovendien doorgronden jullie zelf ook nog veel te weinig jullie -zeg maar -geest van gene zijde, en jullie zijn daar nog te weinig één mee geworden om inzicht te kunnen hebben in het visioen van de ziener Daniël, en het tot op de bodem te begrijpen. Want al zouden jullie desnoods de twee eerste dieren begrijpen, dan zouden jullie toch de twee laatste niet kunnen begrijpen omdat hun bestaan en hun daden weggelegd zijn voor toekomstige tijden. Hoe zou men nu aan jullie verstand, dat nog slechts natuurlijk is, iets duidelijk uit kunnen leggen wat nog niet op aarde is voorgekomen maar zich pas na vele eeuwen zal afspelen?!
Hoofdstuk 101: De Heer verklaart de geschiedenis van Daniël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] IK zei: 'Je zegt terecht dat jullie vrouwen erg dom zijn, maar de schuld van hun domheid ligt bij jullie. Jullie hebben dat veroorzaakt, en daarom ligt de schuld van het feit dat jullie vrouwen en kinderen zo zijn als zij zijn, bij jezelf, en jullie moeten nu, maar wel met liefde en geduld, zelf weer aan hen goedmaken wat jullie aan hen bedorven hebben! Ik zal het Mijne wel doen, maar daarna moeten jullie ook je eigen aandeel op je nemen. Met liefde en geduld zul je veel bereiken, -maar met jullie vanouds gebruikelijke strengheid helemaal niets!'
Hoofdstuk 102: De listige vrouwen van de heidense priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Jullie hebben door wat je hier gedaan hebt, je niet bezondigd aan de oude goden, die nooit en nergens -behalve in de fantasie van de domme mensen -bestaan hebben, maar enkel en alleen aan de grote, almachtige Godmens, die in Zijn grote liefde voor alle mensen speciaal ook naar ons is gekomen om ons uit onze lange, voortdurende, grote dwaling te bevrijden en het enige ware levenslicht te laten zien en te geven. Door Hem en in Hem werkt de ware, eeuwig ondoorgrondelijk wijze en almachtige God. Dat is een waarheid die door niemand, al was die ook maar vanuit de verte getuige van Zijn daden, meer ontkend kan worden. En ook al heeft iemand Zijn daden, die alleen een God mogelijk kunnen zijn, zelfniet gezien, maar alleen Zijn leer getrouwen onvervalst van een ander gehoord, dan zal hij daaruit toch snel en moeiteloos gewaar worden dat die leer nooit van een mens, maar alleen van de enige en eeuwige God afkomstig kan zijn; want alleen een goddelijke mond kan woorden spreken die als levende vlammen in het hart van de mensen dringen en daarin een bewustzijn teweegbrengen waarvan eerder nooit enig mens een vermoeden heeft kunnen hebben. Ga dus daarom zelf in alle deemoed en liefde naar Hem toe, vraag het Hem, en Hij zal jullie niet onverhoord weg laten gaan!'
Hoofdstuk 103: Het goede getuigenis van de priestervrouwen over de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Wel, hij stierf; maar het beloofde bewijs is hij ons tot op heden nog schuldig gebleven. Ja, we hebben heel vaak over hem gedroomd, en dan vroegen we hem wanneer hij zou komen om zijn belofte in te lossen. En hij bezwoer net zo levendig als tijdens zijn leven:'Ik kan niet anders dan alleen maar zo bij jullie komen!' Maar dan werden we wakker en dan beseften wij dat alleen onze steeds wakkere, levendige fantasie ons in de droom zijn sprekende beeld had laten zien, dat werkelijk niets anders was dan een in ons levende gedachte aan hem! Want dromen zijn immers niets anders dan zichtbare gedachten van de hersenen, die een vluchtig bestaan leiden zolang de oogleden van de mens gesloten zijn; maar wanneer de mens eenmaal volledig dood is en zijn hart niet meer klopt, houden ook zijn gedachten en dromen voor altijd op.
Hoofdstuk 104: De twijfel van de geleerde vrouwen aan het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Van God vervulde Meester, als de ziel van de mens aan gene zijde voortleeft -op grond waarvan toch het best al het zedelijke streven van de mensen op deze aarde te ordenen zou zijn -, waarom gebeurt er dan van de kant van een eventuele geestenwereld eigenlijk helemaal niets dat invloed heeft op ons nog sterfelijke mensen?! Geen mens kan er toch iets aan doen dat hij in deze wereld geboren is; maar als hij er al als verstandig wezen is en moet zijn, zou toch die hoogste, wijze macht, die hem tegen zijn wil in het leven heeft geroepen, er voldoende zorg voor moeten dragen dat hij vanuit een werkelijk ergens bestaande geestenwereld informatie zou krijgen over de reden van zijn bestaan en wat hij te verwachten heeft.
Hoofdstuk 104: De twijfel van de geleerde vrouwen aan het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarop zei de schriftgeleerde niets meer; maar IK zei tegen de priesteres: 'Luister, erg wijsgerige priesteres, het maakte niets uit of Ik of deze leerling met je sprak, want ieder van Mijn leerlingen die wat dan ook in Mijn naam zegt, kan alleen maar datgene zeggen wat Ik hem Zelf in de mond leg! Hij heeft je precies gezegd wat Ik je gezegd zou hebben! Dat jullie egocentrische stoïcijnen niets dan de dood en de uiteindelijke volledige vernietiging van jullie bestaan in je voelen, is alleen maar jullie eigen schuld.
Hoofdstuk 111: De weg om God te Ieren kennen en lief te hebben - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Toen zei DE HOOFDMAN tegen Mij: 'Verheven, wonderbare heiland, kijk, dat was weer zo'n treurig stukje uit de geschiedenis van de natuur, waaruit op de hele lieve aarde niets dan vijandschap en nog eens vijandschap blijkt! Het ene dier is de vijand van het andere, en dat gaat zo door tot aan de mens, die tenslotte nog de grootste vijand is van alle andere dingen en wezens,ja zelfs zijn eigen soortgenoten niet ontziet in zijn toom en woede. Slechts gelijksoortige dieren schijnen een soort niet vijandige liefde voor elkaar te hebben; maar ongelijksoortige zijn steeds de grootste vijanden van elkaar. Dat geeft echter over een alwijze en algoede god duidelijk een ongunstig getuigenis.
Hoofdstuk 132: De klacht van de hoofdman over de oorlog in het dierenrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Deze man, die er heel onopvallend uitzag, vroeg ik toen zo in vertrouwen wat zijn mening over de goden was. Toen zei hij: 'Op de manier waarop ze nu door jullie bekeken en vereerd worden, zie ik er helemaal niets in, want zij bestaan nergens, noch in de natuur en nog minder in het een of andere rijk van zielen en geesten. Hun beelden zijn slechts mensenwerk, en de menselijke fantasie gaf er vorm aan. In de oudheid waren het alleen maar overeenkomstige voorstellingen van de bijzondere, uit de werking der natuurkrachten bekende, eigenschappen van de ene, eeuwig ware God, die de huidige mensen echter nu niet meer kennen.
Hoofdstuk 134: Het verhaal van de hoofdman over de wijze Illyriër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Het zekerste teken van de reeds bereikte levenszelfstandigheid van een mensenziel is, dat zij God erkent en Hem zelfs met al haar kracht liefheeft. Want zolang een ziel God niet erkent als een wezen dat buiten haar bestaat, is zij nog blind en stom, en nog niet bevrijd van de kracht van de goddelijke almacht; zij moet dan nog geweldig vechten om zich van die boeien te bevrijden. Maar zodra een ziel begint de ware God buiten zichzelf te herkennen en, door het gevoel van haar liefde tot Hem, Hem echt wezenlijk begint waar te nemen, dan is zij vrij van de banden van de goddelijke almacht en behoort zij ook steeds meer zichzelf toe en is zodoende zelf schepster van haar eigen bestaan en leven, en daardoor een zelfstandige vriendin van God voor alle eeuwigheden der eeuwigheden.
Hoofdstuk 133: Over de zieleleer. Wezen en doel van de materie. De vrije ontwikkeling van de mens tot het kindschap van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar IK zei: 'Ja, beste mensen, die vind je op aarde niet; maar als onder de mensen op aarde door het erkende woord van God eenmaal het juiste vuur van de liefde tot God en tot de naaste intensief aanwezig zal zijn, zullen de mensen bij dat vuur zeker ook spijzen voor zichzelf bereiden die net zo goed en vaak nog beter zullen smaken dan deze. Ik zeg jullie: De ware, zuivere liefde is het edelste heilige vuur; dat kan alles. Het is de beste kok, de beste waard, het beste kruid voor alle spijzen en de beste spijs zelf. Waarlijk, wie door de zuivere liefde gevoed wordt, wordt waarachtig goed gevoed, en wie daardoor verzadigd wordt, zal in eeuwigheid geen honger hebben! Als die liefde jullie levend zal maken, zullen jullie eeuwig geen dood voelen noch smaken. Doe daarom je best voor die zuivere liefde tot God en je naasten; want die liefde zal jullie alles geven wat je meer dan zalig kan maken! En hoe die liefde er uitziet, hebben jullie in de afgelopen drie dagen gehoord, en dus hoef Ik jullie daarover verder niets te zeggen.'
Hoofdstuk 138: De wondermaaltijd in het huis van de overste. Wezen en werking van de liefde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Toen zei ook DE OVERSTE: 'Ja,ja, beste mensen, de Heer heeft volkomen gelijk! Het gaat jullie hier voor zover ik weet erg miserabel en slecht, en ik kan jullie situatie echt niet verbeteren. Ga dus naar je eigen land, daar zullen jullie beslist beter ontvangen worden dan hier! Jullie gesjacher brengt je niets op, en ons werk kunnen jullie niet doen, omdat je daar geen ervaring in hebt, daarom zullen jullie je thuis veel beter voelen. Maar opdat jullie gemakkelijker in jullie land kunnen komen, zal ik jullie uit liefde voor deze Meester, die ook een Jood is, reisgeld geven.'
Hoofdstuk 139: De sjacherjoden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] En IK zei: 'Vriend, dat hangt af van de omstandigheden en de wil van Hem die Mij naar deze wereld gezonden heeft; want ook Ik, puur als mens gezien, moet Mij streng houden aan wat de Vader in de hemel Mij opdraagt! Alles wat van de Vader komt is weliswaar ook van Mij, en Ik en de Vader zijn eigenlijk één, -maar toch telt bij Mij de liefde meer dan haar licht, de wijsheid. Daarom kan ook Mijn wijsheid Mijn liefde niets voorschrijven, maar alleen omgekeerd. Je zult het echter nog wel te horen krijgen hoelang Ik hier nog zal blijven.'
Hoofdstuk 144: De afhankelijkheid van de mens van Gods genade - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33  ...