Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1972 resultaten - Pagina 3 van 132

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[11] En nu, Mijn kleine groep leerlingen en jullie allen, die vanaf Galiléa en Jeruzalem hierheen meegegaan zijn, maak je klaar voor de reis, en wel naar Galiléa, waar jullie weer kunt gaan zorgen voor het bebouwen van je velden!'
Hoofdstuk 83: De macht van het woord. De reis naar Galilea. Reis naar Kana in Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Daar naar het zuiden staat een ceder aan de verste rand van de bergenrij; vergelijk diens kleine schijnbare hoogte met de hoogte van een pol gras hier, die maar net een handbreedte hoog is, en je zult zien dat deze graspol, als je haar voor je gezicht houdt, schijnbaar vele malen hoger in de lucht oprijst dan die verre ceder, die in werkelijkheid verscheidene honderden malen hoger is dan deze graspol! En Iet op, dat komt door de afstand! Als je goed lopen kunt, dan bereik je die ceder binnen tien uur. Zoveel invloed hebben die tien uur op de indruk die je oog daarvan krijgt!
Hoofdstuk 84: Naar Galilea. De zonsverduistering. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] En zo brachten wij de twee dagen door met het houden van menige goede bespreking en veelvuldige bezoeken van de kant van de burgers uit deze kleine stad.
Hoofdstuk 89: Twee rustdagen in Kana. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Nu gaan we echter op stap, als jullie klaar zijn voor de verdere reis naar Kapérnaum! Wie mee wil, die volge ons; wie echter blijven wil, die blijve! Ik moet gaan, want er is daar veel ellende, en ook in de kleine plaatsjes die om het meer, de Galilese zee, liggen.'
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De overste zegt: 'Als die kerels nog tien jaar zo doorgaan, dan zullen er in Judéa niet veel mensen in leven blijven. Het is maar goed dat er in hun hoge raad een gematigd persoon zit, anders was er niet lang nadat U zo dapper de tempel gereinigd heeft van het gespuis, een kolossale herrie ontstaan! Maar een echt rechtschapen man, Nicodémus genaamd, is het gelukt om deze kerels, waarvan er nu al bijna net zoveel zijn als er gras is op de aarde, in toom te houden. Het was bijna om je dood te lachen, hoe buitengewoon slim hij het voor elkaar kreeg hen te doen geloven, dat deze tempelreiniging met opzet door God werd toegelaten om Zijn dienaren daardoor veel geld te verschaffen, ten nadele van de verkopers, wisselaars en duivenverkopers, die behalve hun kleine plaatshuur nooit een offer in de tempelkas deden terwijl ze toch het meeste geld van heel Jeruzalem bezaten! De meesten waren het daar mee eens, en sommigen zeiden zelfs: 'Nu, laat die op het volgende feest maar weer komen met zijn toverkracht; we kunnen hem gebruiken!' Maar degenen, die zelf in de tempel als bijverdienste ook via vertrouwde agenten wisselhandel bedreven hadden, waren het natuurlijk met deze wens helemaal niet eens. Maar desalniettemin sta ik er toch voor in, dat U wegens een eventuele tempelreiniging bij een volgend feest door het gespuis geen haar gekrenkt zal worden; want U heeft hen de laatste keer aan een aanzienlijke som gelds geholpen. Wanneer U daarom bij een zelfde gelegenheid weer eens naar Jeruzalem zoudt gaan, sluip dan maar heel in het geheim naar binnen, anders zult U de tempel van zelf al gereinigd vinden; want deze kooplui, wisselaars en veehandelaren hebben naar alle richtingen spionnen uitgestuurd, die al Uw doen en laten in de gaten moeten houden, net zoals de ons bekende ontzettend slechte tempeldienaars dat doen. Degenen, die ik onderweg gevangen liet nemen, waren voornamelijk dat slag kerels en ik geloof niet dat er ook maar twee eerlijke bij waren!
Hoofdstuk 88: Overste Cornelius en de tempelreiniging. (4.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] (Hier moet naar aanleiding van het woord 'gisteren' een kleine verklaring bijgevoegd worden om haarkloverijen te voorkomen. Het was namelijk zo, dat de dag, speciaal in Galiléa, slechts duurde tot de zonsondergang. Na de zonsondergang sprak men over de afgelopen dag al als 'gisteren'. Met zonsondergang begon de eerste nachtwake voor de komende dag; een nachtwake duurde net zo lang als drie uren bij ons, en een uur overdag was in de zomer haast zo lang als twee uren bij ons en in de winter nauwelijks één, want de tijd tussen zonsopgang en zonsondergang moest altijd twaalf uren duren, of de zon nu lang of kort aan de hemel stond. Als daarom hier gezegd wordt, dat de vorstelijke persoon in één uur van Kapérnaum naar Kana ging, dan zou dat met onze tijdrekening neerkomen op bijna twee volle uren. -Deze korte ingelaste uiteenzetting is hier even noodzakelijk, omdat anders verscheidene voorvallen in dit Evangelie nauwelijks goed te begrijpen zouden zijn, omdat de overeenkomstige tijdsaanduidingen alleen op de toenmalige en niet op de huidige tijdsrekening betrekking hebben.)
Hoofdstuk 90: De genezing van de vorstenzoon. (5/6.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Judas zegt tegen hem: ' Jij bent nog net zo dom als je altijd al was! Want je gelooft ieder bakersprookje, of je gelooft als je dat zo uitkomt helemaal niets! Denken kun je niet en rekenen nog minder! Neem nou eens die vissen, die je op de markt bracht. Je vroeg vaak voor grote en voor kleine vissen dezelfde prijs, zodat de kopers je daarom in je gezicht uitlachten! Zoals je altijd al was, zo ben je nu nog, je denkt niet en je rekent niet, maar je leeft zo lekker dom de hele dag maar door, zoals je dat altijd al gewend bent.
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Maar wat heeft mijn vishandel daarmee te maken?! Ik heb nota bene altijd als eerste mijn vis uitverkocht, terwijl jij, ondanks je goede lessen, de helft van de jouwe meestal weer naar huis moest dragen! Ik verkocht zowel de grote als de kleine tien stuks voor twee penningen en kon altijd nog wel vijfmaal zoveel verkopen, gesteld dat ik dat naar de markt gebracht had! En het lijkt me dus wel duidelijk, dat ik beter gerekend heb dan jij, die wijzer dan God denkt te zijn, maar tevens een gierigaard bent en je hele heil in het geld zoekt; voor die wijsheid geef ik geen stater!'
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Sommigen klommen wel in kleine bootjes en voeren ons een stukje na. Maar toen de wind steeds harder ging waaien, keerden ze al gauw terug en het kostte hen moeite, om vóór het uitbreken van de storm de vaste oever weer te bereiken.
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Maar Ik antwoordde haar: 'Vrouw, maak je over Mij niet bezorgd, noch over Mijn gezelschap en over voldoende mondvoorraad! Want zie, Degene Die de hele grote aarde voedt en de zon, de maan en alle sterren met Zijn liefde verzadigt, Die weet alles van dit kleine huis en Hij weet heel precies, wat dit huis nodig heeft! Bemoeit u zich er daarom maar niet mee en maakt u zich geen zorgen; want waar u zich nu zorgen over maakt, daarvoor is van boven al gezorgd!
Hoofdstuk 108: Maria de moeder van de Heer. (8.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Aan beide zijden van het huis lag een goed omheinde tuin, waarin men alleen door een kleine achterdeur van het huis kon komen. Die deur gebruikten we dus en ontkwamen op deze manier aan de nieuwsgierige ogen van de duizenden, waarvan meer dan driekwart slechts door sensatiezucht werd gedreven, en zich alleen maar eens wilde vergapen aan wonderbare gebeurtenissen.
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Nadat Ik dat aan de, Farizeeën en schriftgeleerde verkondigd heb, klinkt uit het volk een machtig bijvalsgeroep, en men wil de Farizeeën en schriftgeleerden molesteren. Dat verhinder Ik echter en Ik ga met de leerlingen en al de Farizeeën en schriftgeleerden door het kleine zeepoortje naar buiten aan de zee. En omdat hier al verscheidene schepen klaar liggen, scheept men zich meteen in, en we varen met een matige, goede wind snel van de oever weg, opdat de grote volksmenigte ons niet bereiken kan.
Hoofdstuk 119: Het voorbeeld van de reis naar Rome. Aan de zee van Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Het meisje gaat terug en zegt dat tegen de vissers. Deze komen de gelagkamer binnen en gaan meteen aan een kleine tafel zitten die net vrijgekomen is.
Hoofdstuk 122: De twijfel van Johannes de doper. (28.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik hef nu Mijn hoofd omhoog naar het firmament en zeg luid: 'Jullie hemelen! Kijk naar beneden en leer van deze kinderen hoe jullie God en Vader geprezen wil worden! O schepping, hoe eindeloos groot en oud ben je, en hoe ontelbaar veel wijze burgers bezit je, en toch kon je de weg naar het hart van je schepper, van je Vader, niet vinden zoals deze kleine kinderen! Daarom zeg Ik jullie: 'Wie niet tot Mij komt zoals deze kleinen, die zal de Vader niet vinden!'
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Toen we daar met z'n allen aan land gestapt waren, en naar de kleine stad Gadara wilden gaan, die op een heuvel aan het meer op ongeveer zes duizend pas van onze landingsplaats verwijderd lag, liepen tegenover de stad, vanaf een kleine aan het meer gelegen berg op wiens helling de begraafplaats van de bewoners van deze omgeving en stad lag, ons twee naakte personen met gruwelijk vertrokken gezichten tegemoet. Zij werden door een heel legioen boze geesten bezeten en waren zo woest dat door hun toedoen bijna niemand deze doorgang kon passeren. (Matth: 8,28) Zij woonden in de graven van het kerkhof op de berg. Niemand kon ze vangen of met ketens gebonden houden. Want ook al werden ze zo nu en dan door een groot aantal sterke mensen overweldigd, met kettingen gebonden en in de boeien geslagen, dan werden die kettingen toch in een oogwenk verbroken en de boeien tot poeder gewreven! Dag en nacht waren ze op de berg in de graven, schreeuwden verschrikkelijk en sloegen zichzelf ontzettend met stenen.
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...