Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 3 van 195

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[11] Mijn vijver heeft bovendien ook nog nooit de eer gehad dat kraanvogels, die alleen maar zuiver water drinken, met het enigszins troebele water daarvan hun dorst lesten; ze moeten dus wel aangevoeld hebben, dat U met Uw heilige en almachtige wil in stilte het water van de vijver gezegend en voor hen versterkt hebt. Ze hebben dat beslist duidelijk ervaren daarom verhieven ze zich na het drinken van het water om nogmaals rond deze heuvel te cirkelen om U zo in zekere zin dank te brengen voor het zegenen van het water, en pas nadat ze U die dank hadden gebracht verhieven ze zich jubelend tot hun voormalige vlieghoogte en zetten, aldus door U gesterkt, hun geordende vlucht verder voort.
Hoofdstuk 101: De vlucht kraanvogels - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Wij weten nu dat de in hun rust gestoorde ethergeesten heel gauw actief worden en zodoende het onweerstaanbare geweld en de macht te kennen geven die hun eigen is. En kijk, dat doen ze ook als ze in het water door een steeds toenemende activiteit van buiten van hun metgezellen, door vuur dus, onrustig worden. Wanneer ze dan bij het koken nog kunnen ontwijken en in een toestand van rust kunnen komen, dan is hun dat natuurlijk liever; maar als jullie water in een stevig gesloten vat op het vuur zetten, zullen de in het water rustende ethergeesten jullie weldra laten zien wat voor geweld ze in zich hebben, als ze actief beginnen te worden. Het zal niet lang duren voor het in stukken gereten wordt, al zou het vat ook van ijzer zo dik als een arm gemaakt zijn, en de geesten zullen zich met een harde knal vrij maken en zich daarna terugtrekken in de hun aangeboren rust. -Dat is een heel aanschouwelijk voorbeeld, waar jullie nu wel en beslist nog duidelijker kunnen opmaken, dat de ethergeesten ook in het water wonen.
Hoofdstuk 145: Elektrische verschijnselen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar juist toen wij bij wijze van spreken onze voeten in beweging wilden zetten, kwam er een groot aantal mensen uit de stad voor de deur van de herberg staan, die wilden informeren of de uit de dood opgewekte zoon van de weduwe nog leefde, en of de opwekking echt of misschien alleen maar schijnbaar was geweest. Want het gerucht ging dat ook grote tovenaars, die dikwijls uit de verre morgenlanden naar Judea waren gekomen, al eens dode mensen levend hadden gemaakt; maar dat leven was maar van korte duur geweest, omdat het maar een schijnleven en geen echt leven was, en daarom zouden ze nu graag direct willen vernemen of de zoon nog leefde of dat hij het leven weer begon te verliezen, zoals dat na alle wederopwekkingen door tovenaars steeds onvermijdelijk het geval was geweest.
Hoofdstuk 42: De weduwe en haar uit de dood opgewekte zoon getuigen tegenover het volk. (20.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] We bevonden ons aan de oever van het meer en keken naar het spel van de golven, en de leerlingen wasten hun voeten en handen met het schone water. De drie Romeinen zouden graag het een en ander willen vragen en waren daarom ook dicht bij Mij en Rafaël komen staan.
Hoofdstuk 18: De vraag van de commandant over het doden van dieren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Bij hem gekomen, vroeg ik hem direct: 'Jij schijnt je in een soortgelijke toestand te bevinden als ik! Onder onze voeten niets dan een zandvlakte, waar geen einde aan komt, boven onze hoofden een meer donkere dan lichtgrijze nevel, en verder ziet men alleen zichzelf en zijn in het zand gedrukte voetstappen. Er is ook geen wind, en van water of een ander object is helemaal geen sprake. Ik dwaal nu naar aardse tijdrekening ongeveer twee jaar in deze zandwoestijn rond, en vind niets waarmee men zich zou kunnen verzadigen en zijn eventuele dorst zou kunnen stillen. Ik weet dat ik het tijdelijke verlaten heb en als een echte arme ziel in deze woestijn rondzwerf, wat ik werkelijk buitengewoon onaangenaam vind. Ik heb heel veel moeite gedaan om hier in deze wereld, die een geesten of zielenwereld moet zijn, alles te zoeken en te ontdekken waar ik in de wereld zo half en half in heb geloofd, maar niets van dat alles
Hoofdstuk 174: Belevenissen aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[5] Ik zei: 'Absoluut niet, Mijn beste vriend, want een teken is in zekere zin een noodrijping alleen voor diegene, die na dat teken onmiddellijk gelovig is geworden en zich daarna nergens meer om bekommerd heeft. Zie, dat was bij jou absoluut niet het geval, want ook nadat Ik die tekenen had gedaan, heb je Mij heel ongebruikelijke tegenwerpingen gemaakt, en toen heb Ik met Mijn woord zelfs heel wat moeite moeten doen om jou op de juiste weg te zetten, wat echt geen gemakkelijke opgave was. Want zelfs toen je al helemaal in Mij geloofde, heb je Mij nog scherpe kritiek voor de voeten geworpen ten aanzien van Mijn handelwijze met alle schepselen, en met name met de mensen op deze aarde, en als Ik je niet met de waarheid van Mijn woorden heel krachtig van repliek had kunnen dienen, zouden alle door Mij gedane tekenen jou er niet toe gebracht hebben volledig in Mij te geloven. jij bent dus veel meer door de kracht van de waarheid in Mijn woorden tot het ware geloof in Mij gekomen, en de tekenen die Ik daarvoor en daarna heb gedaan, heb je niet meer opgevat als een bekrachtiging van jouw geloof in Mij, maar alleen als een weldaad die Ik aan jou en aan deze stad heb bewezen, waarvan jij zelf nu even goed begrijpt hoe die tot stand gebracht kunnen worden als Ik en Rafaël -wat je zeer binnenkort nog beter zult begrijpen.
Hoofdstuk 222: Noodrijpe en volledig rijpe zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[20] Raël gaf zijn bedienden nu meteen opdracht om water te halen voor het wassen van onze voeten en een maaltijd klaar te maken. In een ruime eetzaal werd alles klaargezet, en binnen zeer korte tijd zaten wij, nadat we ons verfrist hadden, aan het brood en de wijn in de rijk aangeklede zaal van onze eerbiedwaardige waard, waar wij ons allen zeer behaaglijk voelden.
Hoofdstuk 19: De Heer neemt Zijn intrek bij Raël - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[13] Want de aarde met alles wat daarop was, was ondergeschikt aan de wil van Adam en de zee en al het water gehoorzaamde zelfs trouw aan de geringste wenk van Adam en was aan hem ondergeschikt van het oppervlak tot op de diepste bodem en bood vol eerbied zijn rug aan de voeten van zijn heer, zodat hij er naar believen stevig op kon lopen; en alle winden waren aan hem ondergeschikt en alle dieren in het water, op het land en in de lucht gehoorzaamden aan zijn stem.
Hoofdstuk 11: De geboorte van Kaïn en Abel - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Onthoud dan toch: de poorten van Mijn hemel heb Ik nu wijd open laten zetten. Wie er ook maar naar binnen wil, laat hem komen en spoedig komen en meteen komen; want de grote tijd van de genade is aangebroken en het nieuwe Jeruzalem daalt op aarde neer naar jullie allemaal, opdat allen die Mij liefhebben daar zullen wonen en verzadigd zullen worden door het brood met honing en melk, en met volle teugen het zuivere water van alle leven zullen drinken en het overvloedig uit de eeuwige bron van Jacob zullen putten!
Hoofdstuk 12: De belofte van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Zie, Ik wil hen (dat wil zeggen: jouw vrienden en broeders) je allen bij naam noemen: Hl B VI T Z L G D Z G *. (* De verklaring van deze tien letters staat aan het einde van dit boek ) Zij zullen allen Mijn vaderlijke groet ontvangen en vandaag nog, als ze dat willen, zullen de poorten van de hemel, dat zijn de ogen van hun geest, voor hen geopend worden en Ik wil nog heden in hun harten wonen. Slechts één ding moeten zij nog met volharding doen, namelijk, zij moeten hun vlees schoon wassen aan de bron waarin het levende water is en zij moeten een stok nemen die voor de helft zwart en voor de helft wit is; hiervan moeten zij de helft afbreken en het zwarte stuk moeten zij de wereld voor de voeten gooien en het witte stuk voor zichzelf houden als teken dat zij voor altijd met de wereld en met haar vlees gebroken hebben.
Hoofdstuk 3: De Heer als Vader van Zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] (N.B. Dergelijke en nog veel slechtere afschilderingen van Mij moet Ik heden ten dage horen uit de mond van vele honderdduizenden, die hun volslagen onbegrip vanwege hun geheel verduisterde verstand een vermogen dat alle dieren door middel van hun scherpe zintuigen hebben - op Mijn troon zetten en zichzelf tegenwoordig geen 'goden' meer noemen - omdat deze naam zo gewoon en kinderlijk nederig klinkt -, maar zich 'filosofen' of 'wereldwijzen' en verder nog 'geleerden' of allerlei soort 'doktoren' noemen. Dit verduisterde slag mensen wil Mij zelfs dwingen eerst bij hen in de leer te gaan, als Ik een God zou willen zijn in deze zeer verlichte tijd van de supergeleerden; Ik beweer echter dat een regenworm verstandiger is dan zij, ofschoon die slechts één zintuig heeft. Ik zeg jullie dat deze heren spoedig zeer grote ogen zullen opzetten en toch niet meer zullen zien dan een woelmuis in de aarde, en met gespitste en zeer lange oren niet meer zullen horen dan een vis in het water, omdat die geen stem en ook geen gehoor heeft.)
Hoofdstuk 27: De politiek van de raadsheren van Hanoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] (N.B. Vele en veel grotere dingen zijn nu ook al aan jullie gegeven; maar er is nog niemand echt in zijn hart naar Mij toegekomen om Mij te loven en in ware liefde te prijzen en om zich bovenmatig te verheugen over die grote nu zo rijkelijk neerstromende genade. En niemand hunkert heimelijk naar de inwijding van de knecht die een werktuig van Mijn genade moet zijn voor nauwelijks meer loon dan Mij in ware liefde te dienen, zoals ieder van jullie zou moeten doen. Ik heb ten aanschouwe van de wereld voor jullie er slechts één tot dwaas gewekt, opdat jullie tot grote eer verheven zouden mogen worden voor de engelen en deze ene is Mijn zwakke, arme knecht (J.Lorber). Hij is een dwaas, die vroegtijdig van het platteland naar je toe is gekomen en hij verkeerde lange tijd onder jullie en niemand werd gewaar dat hij voor de wereld een dwaas is. Maar de dwaas zocht Mij en Ik heb Me door hem laten vinden en heb hem voor jullie ogen opgewekt, opdat hij een lastdier voor je zou worden en jullie een nieuw brood uit de hemelen zou brengen. Het is een waarachtig brood, omdat het liefde geeft en liefde eist. Maar als het lastdier zich op Sion op een drassige weg bevindt, ga dan naar hem toe en neem gretig het brood uit zijn korf; maar jullie bekommeren je weinig om zijn voeten, terwijl deze voor het merendeel ter wille van jullie tot aan de enkels in de taaie leem vastzitten! Ik zeg je echter, indien het brood en het water van het leven je goed smaakt, laat het goedmoedige lastdier dan niet in de steek! Laat degene die er toe in staat is, zijn voeten uit de drek bevrijden zonder dat de wereld het merkt; want anders zullen in de loop van de tijd, als hij bij je zal blijven, zijn voeten uit angst zo zwak worden dat hij nauwelijks in staat is het brood voor je te dragen, tenzij Ikzelf hem daarvan bevrijden zal, maar dan zal Ik hem ook leiden waarheen Ik wil. Ik zal hem dan echter nooit bij jullie laten; want Ik heb weliswaar nog veel kinderen, maar daar zijn er weinige onder die zich als dwaas zouden laten gebruiken. Want het is beter en gemakkelijker van het brood te eten wanneer het reeds toebereid is; maar het is moeilijker om zich uit liefde tegen een gering loon als lastdier voor de ploeg te laten spannen. Bedenk dat wel en loof en prijs Mij door gehoorzaam te zijn! Wie van jullie daar iets aan doet, zal nooit een stuiver verliezen en het zal hem te gelegener tijd tijdelijk en eeuwig vergoed worden; Maar de knecht zal aan degene die het zou willen doen, zeggen waarin zijn voeten vastzitten. Amen.)
Hoofdstuk 44: De verklaring van Adam over zijn zwakte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Zo is het ook bij dit tafereel. Het is niet om wat het laat zien, zodat wij door de innerlijke overeenkomst van de geest de zeven geesten of de zeven machten van God daarin herkennen en dat ieder van hen geheel gevuld is met het levende water van de genade, dat voortdurend over het magere aardrijk van onze ziel neerregent en desondanks niet veel meer vruchten oplevert dan het voortdurend bewaterde aardrijk om de voeten van deze stenen kegels, - noch omdat de erachter staande tien kegels de heilige plichten van de liefde voorstellen, die steeds hetzelfde zijn omdat de zeven geesten eigenlijk slechts één geest zijn, hetgeen wordt bevestigd door dezelfde hoogte, dezelfde kleur, dezelfde vorm, dezelfde massa, dezelfde richting, hetzelfde water en hetzelfde harmonische ruisen, - maar alleen de kennis en het begrijpen daarvan in onszelf is verheven en waardig! Aan het tafereel is weinig gelegen!
Hoofdstuk 78: Asmahaëls woorden van dank - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] "O lieve vader Seth, zie, waar is de mens die als hij door een dwaling is gegrepen, zichzelf midden in die dwaling zou kunnen helpen?! Als hij spreekt, dan spreekt hij als in een droom; als hij handelt, dan handelt hij als een blinde; als hij loopt, dan loopt hij alsof hij geen botten in zijn voeten had; als hij zou willen staan, dan valt hij om als iemand die duizelig is; wil hij weer opstaan, dan ziet hij geen kans zijn voeten recht te zetten; en wil hij zien en horen, dan ziet en hoort hij de schaduw in plaats van de zaak zelf en het holle geluid in plaats van het levende woord.
Hoofdstuk 83: Henochs woorden over Seths vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] En meteen zetten beiden, zowel Adam alsmede Seth, hun nu vrij geworden voeten in beweging in de richting van Abedam.
Hoofdstuk 160: Gods hulp en de zorgen van de mens - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...