Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2241 resultaten - Pagina 3 van 150

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] (Hij moet méér, maar ik minder worden.' Joh. 3:30) Daarom moet ik nu minder worden; Hij als Heer moet echter méér worden bij de mensen van deze aarde! Jullie waren steeds mijn leerlingen sinds ik als afgezant tot je kwam; wie van jullie heeft ooit uit mijn mond gehoord dat ik mij daarop heb laten voorstaan?! Altijd bewaarde ik de werkelijke eer voor Degene, Die deze toekomt. Toen ik getuigde, dat ik niet waard was Zijn schoenriemen los te maken, was dat beslist geen zelfverheffing, maar ik gaf Hem alleen alle eer, die ik zelf, omdat de mensen zo blind zijn, had kunnen krijgen. En daarom zeg ik nogmaals: Nu is mijn taak ten einde! Als de Heer zelf komt, dan heeft de voorloper geen nut meer; daarom moet de afgezant nu minder worden en Hij, de Heer, moet boven al het vleselijke uitgroeien! Er is een groot verschil tussen de afgezant en Degene, Die macht heeft om de afgezant te zenden waar Hij maar wil.'
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar dat had ook het onvermijdbare vervelende gevolg, dat alles in de grote oren van de Farizeeën terecht kwam en zoals reeds gezegd, tesamen met veel toevoegingen en overdrijvingen, waaronder er enige zo vreemd klonken, dat daardoor zelfs enige Romeinen begonnen te geloven, dat Ik of Zeus zelf of minstens een zoon van hem zou zijn.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] In de ogen van de priesters te Jeruzalem waren de Samaritanen daarom dan ook het verachtelijkste en het godslasterlijkste volk der aarde. Daar stond tegenover dat de priesters uit Jeruzalem bij de Samaritanen zo'n aanzien hadden, dat zij gewoonlijk iemand met 'tempelpriester' aanduidden, als deze persoon in hun ogen zeer slecht was. Als bijvoorbeeld een opgewonden Samaritaan zonder reden tegen iemand 'Jij Farizeeër' zei, dan bracht de uitgescholdene dit voor het gerecht en de belediger moest dan zijn onbezonnenheid vaak met een forse geldboete of een jarenlange gevangenisstraf bekopen. Het is dus wel te begrijpen dat het voor een Farizeeër of een soortgelijke priester niet geraden was ook maar een voet in Samaria te zetten. Dat kwam Mij, en allen die Mij volgden, goed van pas, want in Samaria waren we voor de kwade vervolging van de tempeljoden veilig.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] (Toen kwam Hij bij een stad in Samaria, Sichar geheten, dichtbij het dorpje,dat Jacob zijn zoon Jozef had) De weg ging door Sichar, een stad gelegen bij het oeroude dorpje dat Jacob als geboortegeschenk aan zijn zoon Jozef gaf. De bewoners van dit dorpje, die merendeels herders waren, kreeg hij toen hij met Rachel trouwde. Hoewel de stad Sichar niet bepaald de hoofdstad van het land was, woonden er toch wel zeer veel en zeer welvarende Samaritanen en ook menige rijke Romein, want deze stad was zeer mooi gelegen en de omgeving was erg gezond
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Hij bekeek mij echter en zei: 'Vrouw, ik zou de hele wereld er voor geven, als ik je kon helpen, want mijn oog zag nog nooit een mooiere vrouw dan jij! Hoewel ik je er niet van af kan helpen, kan ik je ziekte toch wel verzachten! Hij kwam in mijn armelijke huis wonen, gaf mij iedere dag verzachtende middelen en zorgde voor mij; maar hij heeft mijn zieke lijf nog nooit met slechte bedoelingen aangeraakt, zoals jullie dat geheel ten onrechte schijnen te denken!
Hoofdstuk 31: Het echte ereteken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De Samaritanen zeggen: 'Heb je dan een bevoorrechte positie, omdat je toevallig als eerste uit het dorp kwam en hier de Christus aantrof? Wij hebben Hem nu ook gevonden en prijzen Hem nu in onze harten net als jij, en Hij beloofde ons ook, net als aan jou, om hier twee dagen in onze stad te blijven. Dit alles in overweging genomen, hoe kun jij het dan hebben over een eerste eer, die jij nog voor ons kreeg?'
Hoofdstuk 31: Het echte ereteken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Zelfs de leerlingen, die zich het eerst bij Mij gevoegd hadden, zoals Petrus, Mijn Johannes de evangelist, Andréas en Thomas, Philippus en Nathánaël vielen alsof ze bijna halfdood waren op het malse gras onder de bomen neer; alleen Ik zette Mij, hoewel ook erg moe, op de stenen borstwering van de bron, want Ik wist al vooruit dat er zich aan de bron weldra een goede gelegenheid zou voordoen om met de halsstarrige, maar overigens met weinig vooroordelen behepte, Samaritanen een zeer nuttig debat aan te gaan. Tegelijkertijd was Ik ook al erg dorstig en wachtte op een kruik om water mee te scheppen, waarvoor een leerling het dorpje ingegaan was, maar waarmee hij nog steeds niet te voorschijn kwam.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] ('Bent u soms meer dan onze vader Jacob, die ons deze heerlijke put heeft gegeven, waaruit hij, zijn kinderen en zijn vee hebben gedronken?' Joh. 4:12) Wie en wat bent u dan, dat u op zo'n manier met mij durft te spreken? - Bent u soms meer dan onze vader Jacob, die ons deze bron gegeven heeft, waaruit hij, zijn kinderen en zijn vee gedronken hebben?! Wie denkt u wel dat u bent? - Zie, ik ben maar een arme vrouw; want als ik rijk was, dan kwam ik niet zelf in deze hitte om een koele dronk voor mij te halen. Zou u als Jood mij nog ellendiger willen maken, dan ik toch al ben?! Kijk eens naar mijn kleren, die nauwelijks voldoende zijn om mijn schaamte te bedekken en dan zal het u toch wel duidelijk zijn, dat ik erg arm ben! Hoe kunt u van mij verlangen, dat ik arme ellendige vrouw u, een trotse Jood, zelfs zou smeken om uw lusten te mogen bevredigen?! Bah, als uw zinnen daarop gericht zouden zijn! Maar ik zie u er toch niet op aan; daarom moet u me wat ik zei maar niet kwalijk nemen! Maar omdat u dit gesprek met mij begon, moet u me nu maar eens uitleggen wat u met dat levende water bedoelt!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En tegelijkertijd kwamen Zijn leerlingen, en zij verwonderden zich, dat Hij met de vrouw sprak. Toch zei niemand: 'Wat vraagt U, of waarover praat U met haar?' Joh. 4:27) Toen Ik dit zei, schrok de vrouw erg, temeer omdat net op dit ogenblik de eten brengende leerlingen uit de stad terugkwamen en heel verwonderd keken, toen ze Mij in gesprek met deze vrouw aantroffen. Ze durfden echter noch aan Mij, noch aan de vrouw te vragen, wat wij gedaan hadden of waarover wij met elkaar gesproken hadden. De andere tochtgenoten inclusief Mijn moeder, die ook nog hier was, sliepen nog dermate vast dat ze nauwelijks wakker te krijgen waren, want de lange tocht had hen allemaal erg vermoeid. Tenslotte kwam ook de leerling, die naar een kruik om water mee te putten gezocht had, met lege handen uit het dorpje terug: Hij verontschuldigde zich en zei: 'Heer, het dorpje telt toch zeker twintig hulzen, maar U kunt het geloven of niet, voor U is er niemand thuis en alle deuren zijn afgesloten!
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] De vrouw antwoordt: 'Ik heb in al die tijd heus niet zoveel gezondigd, als jullie tot mijn spijt nog steeds veronderstelt. Voordat ik met een man trouwde, heeft er nog nooit een man mijn lichaam aangeraakt; en nadat Ik getrouwd was, leefde ik geheel zoals dat voor een gehuwde vrouw behoort. Dat ik geen kinderen kreeg en dat ieder van mijn rechtmatige mannen, na gemeenschap met mij, weldra moest sterven, daar kon ik werkelijk niets aan doen. Daarvoor kan men niet mij, maar hoogstens degenen, die mij besmet hebben, aansprakelijk stellen. Nadat mijn vijfde man gestorven was en ik mijn hartzeer nauwelijks verdragen kon, heb ik besloten om nooit meer een man te trouwen. Maar na een jaar kwam, zoals jullie wel weten, een dokter naar Sichar met kruiden, oliën en zalven en genas veel mensen; ik ging ook naar hem toe, gedreven door mijn zeer voelbare nood, in de hoop dat hij mij kon helpen.
Hoofdstuk 31: Het echte ereteken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik zag echter in het hart van deze vrouw, dat dit zeer verlangde dat Ik in haar huis zou trekken! Ik wenste dus niet om bij haar in te trekken, maar haar hart verlangde dat. Omdat het zich voor jullie niet luid dorst te uiten, kwam Ik dit hart tegemoet en wenste datgene, wat het Mij zo volliefde en levend verlangen bereidwillig wilde geven.
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar haar dokter, die gelijk met haar ook uit de stad was gekomen, liep ons snel vooruit om met zijn dienaren voor Mij een goed onderkomen en een zo rijk mogelijk avondmaal in gereedheid te brengen. Toen hij echter het huis binnenkwam, kon hij zijn ogen haast niet geloven, want hij zag dat zijn mensen al bijna klaar waren met alles wat hij wilde laten doen. Hij vroeg hen heel verheugd, wie dan wel daarvoor opdracht had gegeven. Zij zeiden: 'Een goddelijk uitziende jongeman kwam en zei met zeer zachte stem: 'Doe dat, want de Heer, die weldra in dit huis zal komen, heeft dat allemaal nodig!' Toen we dat op die wonderbaarlijke manier hoorden zeggen, lieten we alles liggen en staan, en deden en doen nu nog wat deze buitengewone jongeman gebood. ,
Hoofdstuk 33: De dokter en de Samaritaanse wetgeleerden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Als in jullie echter de geest opnieuw wordt geboren, zoals Ik dat in Jeruzalem aan Nicodémus heb uitgelegd toen hij 's nachts bij Mij kwam, dan zal je alles in je opnemen en begrijpen en geheel en al doorleven. Hiermee zijn ze allen tevreden en klaar met hun vragen.
Hoofdstuk 37: Bij Irhaël. Over de betekenis van de droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Met deze les is de opperpriester helemaal tevreden gesteld en hij zegt tegen zichzelf: 'Ja ja, Hij heeft in alles gelijk! Precies dat doen wat Hij heeft gezegd, is het allerbeste; wat daaronder of daarboven is, is slecht of dom. Want als ik nu alles weggaf, en er kwam morgen iemand voor mijn deur die nog behoeftiger was, wat zou ik die dan willen geven? Hoe hard en zwaar zou het mij om het hart worden, want ik zou dan de nog armere geen hulp meer kunnen bieden.
Hoofdstuk 46: Terug naar Sichar. De genezing van de melaatse. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Heb je dan nooit gehoord, dat er al van ouds her wordt gezegd: 'ledere heer heeft zijn dienaren en knechten!' Jij noemt Mij nu Heer, en dan is het dus passend, als ook Ik Mijn dienaren en knechten heb! Dat ze zeer beschaafd zijn getuigt ervan, dat hun Heer een wijze en liefdevolle heer moet zijn. De wereldse heren zijn harde en liefdeloze mensen en dus zijn hun dienaren net eender. Maar de Heer, Die een hemelse Heer is, en nu naar de aarde in de harde mensenwereld kwam, Die heeft Zijn dienaren ook vanwaar Hij gekomen is, en de dienaren lijken op Hem, omdat ze niet alleen Zijn dienaren, maar ook kinderen van Zijn wijsheid en liefde zijn. Heb je Mij goed begrepen?'
Hoofdstuk 47: Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...