Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1614 resultaten - Pagina 3 van 108

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] ('Wie echter het water drinken zal, dat Ik hem geef, die zal eeuwig geen dorst meer hebben; want het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron van water worden, waarvan het water over zal lopen in het eeuwige leven!' Joh. 4:14) 'Want wie het natuurlijke water uit deze of alle andere bronnen drinkt, die heeft al gauw weer dorst. Wie echter het geestelijke water drinkt, dat Ik alleen maar geven kan, die heeft in eeuwigheid geen dorst meer. Want het water, dat Ik iemand geef, wordt in hem een waterbron, waarvan het water opwelt tot in het eeuwige leven.
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Kijk eens, je denkt dat Ik een trotse hoogmoedige Jood ben, maar weet dat Ik met Mijn hele ziel zachtmoedig ben en dat Mijn wezen één en al deemoed is. Deze deemoed is Mijn levende water; wie dus niet net zo deemoedig wordt als Ik, zal geen deel hebben aan het Rijk van God, dat nu neergedaald is op aarde.
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Tevens is het je aangeboden levenswater, ook de enig echte kennis van God en van het eeuwige leven uit God; het welt zo uit God, het leven van alle leven, in de mens op als het eeuwige leven. Daar wordt het een nooit opdrogende bron van eeuwig blijvend leven, dat weer in het leven van God terugstroomt; en het is een totaal vrij leven, dat gelijk is aan dat van God. Kijk, dat water bied Ik je aan; hoe kun je Mij zo helemaal verkeerd begrijpen?!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] (De vrouw zei tot Hem: Heer! Geef mij dat water, opdat ik nooit meer dorst zal hebben en ik niet meer hierheen behoef te komen om water te putten.' Joh.4:15) De vrouw zegt: 'Graag wil ik dat water van u hebben, zodat ik nooit meer dorst zal hebben en ik die vermoeiende weg om water voor mij uit deze bron te scheppen niet meer hoef te gaan! Want weet u, ik woon aan de andere kant van de stad en het is dus hierheen nog een behoorlijk stuk lopen!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] (Jezus zegt tot haar: 'Ga heen en roep je man en kom hier.' Joh. 4:16) Ik zeg: 'O vrouw, je bent bijzonder dom, er is met jou niet te praten, want je hebt geen besef van geestelijke dingen! - Ga maar naar de stad en roep je man en kom met hem weer hierheen; met hem wil Ik praten, hij zal Mij zeker beter begrijpen dan jij! Of is je man soms net eender als jij, dat hij zijn natuurlijke dorst zou willen lessen met het geestelijke water van de deemoed?'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (Dan zegt de Samaritaanse vrouw tegen Jezus: 'Hoe kunt u, die toch zo gezien een Jood bent, aan mij, een Samaritaanse vrouw, om water vragen? Joden hebben toch geen omgang met ons Samaritanen.' Joh. 4:9) De vrouw zet grote ogen op omdat ze ziet dat Ik een Jood ben, en zegt na een poosje: 'U behoort toch ook tot degenen, die mij stad inwaarts ontmoetten en vroegen waar men ergens eten kon kopen? Dat waren trotse Joden; u bent beslist ook een Jood, zoals aan uw kleding te zien is, en ik ben een Samaritaanse vrouw! Hoe kunt u nu van mij verlangen dat ik u water te drinken geef?! Ja ja, jullie trotse Joden, als u in nood zit is een arme Samaritaanse vrouw goed genoeg, maar in alle andere gevallen tellen we niet mee! Nu, als ik met deze kruik water heel Judéa kon verdrinken, dan zou ik u met groot genoegen uit deze kruik het gevraagde water laten drinken; maar anders zie ik u liever sterven van dorst, dan u ook maar een druppel uit deze kruik te geven!
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (De vrouw zegt: 'Heer! U heeft toch niets om mee te putten en de put is diep! Waar haalt u dan het levende water vandaan?' Joh. 4: 11 ) Maar de vrouw antwoordt: 'U kent de Schrift nogal goed! Maar, zoals ik kan opmaken uit uw vraag om een slok water uit mijn kruik, en omdat u zeker niets hebt waarmee u het water uit deze bron scheppen kunt, en u met de hand het water niet kunt bereiken omdat de bron te diep is en niemand met de hand bij het water kan komen, daarom zou ik wel eens willen zien met welke truc u dat water uit het niets te voorschijn kunt toveren!? (Of wilt u mij misschien heel bedekt te verstaan geven, dat u zin heeft om het met mij aan te leggen? Ik ben nog jong genoeg en aantrekkelijk ook, want ik ben nog geen dertig! Zo'n vraag van een Jood aan een verachte Samaritaanse zou echter toch wel een groot wonder zijn, want jullie vinden de beesten aangenamer dan ons Samaritaanse mensen! Werkelijk daartoe zou ik me nooit over laten halen!)'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] ('Bent u soms meer dan onze vader Jacob, die ons deze heerlijke put heeft gegeven, waaruit hij, zijn kinderen en zijn vee hebben gedronken?' Joh. 4:12) Wie en wat bent u dan, dat u op zo'n manier met mij durft te spreken? - Bent u soms meer dan onze vader Jacob, die ons deze bron gegeven heeft, waaruit hij, zijn kinderen en zijn vee gedronken hebben?! Wie denkt u wel dat u bent? - Zie, ik ben maar een arme vrouw; want als ik rijk was, dan kwam ik niet zelf in deze hitte om een koele dronk voor mij te halen. Zou u als Jood mij nog ellendiger willen maken, dan ik toch al ben?! Kijk eens naar mijn kleren, die nauwelijks voldoende zijn om mijn schaamte te bedekken en dan zal het u toch wel duidelijk zijn, dat ik erg arm ben! Hoe kunt u van mij verlangen, dat ik arme ellendige vrouw u, een trotse Jood, zelfs zou smeken om uw lusten te mogen bevredigen?! Bah, als uw zinnen daarop gericht zouden zijn! Maar ik zie u er toch niet op aan; daarom moet u me wat ik zei maar niet kwalijk nemen! Maar omdat u dit gesprek met mij begon, moet u me nu maar eens uitleggen wat u met dat levende water bedoelt!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] (Jezus antwoordde en zei tot haar: 'Ieder, die van het water uit deze bron drinkt, die zal na een poosje weer dorst hebben.' Joh. 4:13) Ik zeg: 'Ik zei al dat je geen besef hebt en daarom is het ook wel begrijpelijk dat je Mij niet verstaan kunt en wilt. Kijk, Ik zei je ook: Wie Mijn woorden gelooft, uit diens lichaam zullen stromen levend water stromen! Nu, Ik ben al dertig jaar in deze wereld en heb nog nooit een vrouw aangeraakt; waarom zou Ik dan nu opeens jou begeren?! 0, jij begripsloze zottin! En gesteld dat Ik het met je aan wilde leggen, dan zou je dorst toch weer terugkomen en zou je weer moeten drinken om je dorst te lessen. omdat Ik je echter levend water aanbood, daarom is het wel duidelijk dat Ik daarmee jouw levensdorst voor eeuwig wilde lessen! Want weet je, Mijn woord en Mijn leer is dat water!'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De vrouw zegt: 'Ja Heer, nu heeft u duidelijker gesproken! Maar zeg mij: Heeft u nu geen dorst meer en wilt u niet meer uit de kruik van een zondares drinken?' Ik zeg: 'Beste vrouw, laat dat maar rusten, want zie je, jij bent Mij liever dan je kruik of je water! Toen Ik je te drinken vroeg, bedoelde Ik niet je kruik, maar je hart, waarin een veel kostbaarder water zit, dan in deze bron en in je kruik. Met het water van je hart kun je ook je hele lichaam genezen; want dat deel van jou wat Mij goed doet, dat zal je genezen, als je het geloof daarvoor hebt!
Hoofdstuk 28: De Heer maakt Zich bekend als de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De vrouw zegt: '0 Heer, hoe moet ik dat doen, hoe moet ik het water van mijn hart in mijn schaamte brengen? Heer, vergeef mij dat ik zo vrij met u praat; maar ik ben een ongelukkige vrouw, en weet u, de ellende ziet de schaamte niet als schaamte, maar ziet alleen maar zichzelf en maakt het spreken gemakkelijker naarmate de nood hoger is. Als ik niet zo ongelukkig was, echt dan zou ik u mijn hart geven! Maar - o God, heilige Vader, Die mij helpen moge! -ik ben toch zo ellendig ziek en mag aan mijn vele zonden geen nieuwe meer toevoegen; want het zou zeker de grootste zonde zijn om aan een rein iemand zoals u een onrein hart aan te bieden!'
Hoofdstuk 28: De Heer maakt Zich bekend als de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] 'Mijn beste vrouw', zeg Ik, 'je bood weliswaar je hart niet aan, maar Ik heb het Zelf genomen toen Ik je om water vroeg! Daarom mag je je hart toch aan Mij aanbieden, want Ik neem ook de harten van de Samaritanen aan! Als je Mij liefhebt, dan is het goed; want Ik heb je allang, nog voor je aan Mij denken kon, liefgehad!'
Hoofdstuk 28: De Heer maakt Zich bekend als de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Waarop Ik hem antwoord: 'Maak je daarover maar niet druk! Want geloof Me, datzelfde zal ons lichamelijk en vooral geestelijk nog heel vaak overkomen, als wij door de dorst van onze liefde gedreven aan de deuren van de mensen zullen kloppen om een kruik te zoeken voor het scheppen van het levende water; maar wij zullen de harten afgesloten en leeg vinden! Begrijp je deze beeldspraak?'
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Al een uur geleden ging ik naar buiten naar de Jacobsbron om voor deze middag water te halen, en zie, daar vond ik een mens, van wie ik eerst echt dacht dat het een Jood was, zittend op de borstwering van de bron! Toen Ik haast zonder op hem te letten mijn water uit de bron geput had, sprak de mens mij aan en wilde dat ik hem uit mijn kruik zou laten drinken. Ik stond hem dat niet toe, omdat ik dacht dat hij een Jood was.
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] (Toen zeiden de leerlingen onder elkaar: 'Heeft iemand Hem dan al iets te eten gebracht?' Joh. 4:33) Toen keken de leerlingen elkaar aan, hielden ruggespraak en zeiden: 'Heeft iemand Hem dan al ergens vandaan iets te eten gebracht? Wat kan Hij gegeten hebben? Heeft Hij het dan al opgegeten? Er is niets te zien - behalve de kruik vol met water. Heeft Hij misschien het water in wijn veranderd?
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...