Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8736 resultaten - Pagina 3 van 583

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[9] Maar zij schudden hun hoofden en zeiden: ' Johannes is je meester en jullie zijn leerlingen van hem, daarom bevestigen jullie wat hij heeft gezegd. Wij zijn daarentegen geleerd en wijs in alle zaken van de Schrift die door Mozes en de profeten van God is ontvangen, en wij zien aan jullie manier van doen dat jullie en je meester dwazen zijn, die niets zien en niets weten en met je dwaasheid veel mensen het hoofd op hol brengt op een manier, die al geruime tijd hoogst ongewenst lijkt, blijkens de verhalen die de hoogsten uit de tempel daarover horen. Het beste zal zijn als jullie gedwongen worden hiermee op te houden.
Hoofdstuk 6: Johannes doopt de Heer met water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Dit alles gebeurde niet omstreeks de tijd, waarop de tegenwoordige christelijke kerken gewoonlijk aannemen dat de veertig dagen vasten plaatsvonden, maar twee maanden later. Toen wij het onderkomen bereikten, was het volgens de toenmalige tijdrekening ongeveer tien uur; dat is volgens de huidige tijdrekening ongeveer drie uur 's.middags, want in die tijd bepaalde het opgaan van de zon het eerste uur van de dag. Omdat de zonsopgang echter steeds verschuift, kunnen de toenmalig aangegeven dagtijden, uren genoemd, niet exact, maar slechts benaderend met de tegenwoordige dagindeling vergeleken worden; daarom zei Ik hierboven: Het was ongeveer drie uur 's middags toen Ik met de beide leerlingen het onderkomen bereikte. -Omdat de beide leerlingen deze dag tot zonsondergang bij Mij doorbrachten, zal zeker bij onderzoekende lezers de vraag opkomen, wat wij drieën gedurende die tijd van drie tot ongeveer acht uur in en bij Mijn onderkomen gedaan hebben, want daarover staat niets geschreven. Nu, dat laat zich haast vanzelf raden: Ik onderwees deze beiden over hun toekomstige bestemming en vertelde hen ook, hoe en waar Ik het eerst met Mijn onderwijzingen zou beginnen en hoe Ik in deze omgeving nog meer mensen, die wat geest en wil betreft gelijk waren aan hen, tot Mijn leerlingen zou op en aannemen. Tevens gaf Ik hen de opdracht om onder hun collega's, die merendeels ook vissers waren, na te vragen en te overleggen, of er nog bij waren die zich bij Mij wilden aansluiten. Dat bespraken wij gedurende die tijd. Toen echter de avond viel, liet Ik de beiden gaan en ze begaven zich, ten dele zeer opgewekt, ten dele echter ook zeer nadenkend, naar de hunnen terug, want ze hadden vrouwen en kinderen en ze wisten niet wat ze daarmee aan zouden vangen.
Hoofdstuk 8: Bethabara. De Heer roept Andréas en Petrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Philippus was ongehuwd en omdat hij tamelijk veel van de Schrift wist gaf hij onderwijs aan de arme vissers. Hij kende Jozef van Nazareth persoonlijk, en kende Mij ook en wist daarom veel van wat er bij Mijn geboorte en in Mijn jeugd was voorgevallen. Hij was ook een van de weinigen, die in Mijn persoon heimelijk de Messias verwachtten; maar omdat Ik vanaf Mijn twaalfde jaar niets wonderbaars meer deed, maar net eender leefde en werkte als ieder ander heel normaal mens, verdween bij veel mensen de eerste wonderbare indruk die Mijn geboorte achterliet, geheel en al. Zelfs de meest enthousiasten van toen, zeiden nu, dat Mijn geboorte slechts door een opmerkelijk samenvallen van alle mogelijke omstandigheden en verschijnselen zo wonderlijk beroemd was geworden, maar dat Mijn geboorte daar beslist niets mee te maken had gehad. Ook zou Ik het geniale uit Mijn jeugd zo totaal verloren hebben, dat er, nu Ik man was geworden, niets meer van te ontdekken viel! -Maar Philippus en nog enkelen hadden een zekere hoop behouden, want ze kenden de voorspelling van Siméon en Anna, die bij Mijn besnijdenis in de tempel uitgesproken werd, en daar verwachtten ze veel van.
Hoofdstuk 9: Jordaan. Ook Philippus en Nathanaël volgen. De bruiloft te Kana in Galiléa. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De goede Maria en Mijn hele aardse familie dacht dat de Messias een overwinnaar van de Romeinen en andere vijanden van het beloofde land zou zijn; immers de brave mensen hadden van de beloofde Messias ongeveer dezelfde foute verwachting, die veel eerbare mensen in onze tijd ook hebben van het duizendjarige rijk. Maar het is nog niet het juiste moment om hen tot andere gedachten te brengen.
Hoofdstuk 10: Kana. De drie stappen tot wedergeboorte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Daarop verwijderde deze Jood zich en loofde God, want hij hield Mij na dit gesprek voor een profeet; hij ging naar zijn eigen groep mensen en vertelde hen datgene, wat hij van Mij gehoord had, en deze groep die uit ettelijke honderden mensen bestond, jong en oud, juichte en begon God luid te prijzen, omdat Hij weer een groot profeet had doen opstaan
Hoofdstuk 13: Jeruzalem. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Op dit moment hief Ik Mijn rechterhand met de gevlochten gesel op en begon deze met goddelijk geweld boven hun hoofden te zwaaien; degene, die door de gesel geraakt werd, kreeg ogenblikkelijk de heftigste, bijna ondraagbare pijnen te verduren en dat gebeurde ook met het vee. Er ontstond in een oogwenk een ontzettend gebrul van mensen en beesten, en het vee ging er razend vandoor en liep alles wat in de weg kwam omver, en zo vluchtten ook de verkopers en kopers onder het slaken van hartverscheurende kreten van pijn. Ik gooide echter alle wisselkramen omver en verstrooide al het geld wat er op lag, terwijl de leerlingen mij bij dit werk hielpen.
Hoofdstuk 13: Jeruzalem. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Toen zeiden de Joden: 'Welk teken toont u ons, dat u dit moogt doen?' Joh. 2: 18) Terwijl Ik nog sprak met Mijn bange leerlingen, kwamen er al enige Joden naar Mij toe en zeiden: 'U heeft nu wel iets geweldigs gedaan, mensen en vee vlogen voor uw hand weg als kaf in de storm, en er kwam niemand terug om zijn rondgestrooide geld te halen! Maar wie bent u en waarmee kunt u zich legitimeren, om uw optreden te rechtvaardigen?! - U kent toch wel de onverbiddelijke strengheid van de wetten, die u voor zoiets te gronde kunnen richten?!'
Hoofdstuk 14: Het afbreken en opbouwen van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] (En Jezus zegt verder tegen hem: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie, -van nu af aan zullen jullie de hemelen open zien en de engelen Gods zien opstijgen en nederdalen op de Zoon des mensen! (Joh. 1:51) En Iet op, Ik zeg jullie: van nu af aan zullen jullie allen de hemelen open zien en de engelen van God op zien stijgen en af zien dalen naar de Zoon des mensen, -wat zoveel wil zeggen als: In het vervolg, als jullie uit Mij de wedergeboorte van jullie geest zullen verkrijgen, dan zullen de levenspoorten geopend worden. Jullie zullen dan, zelf engelen zijnde, de door Mij in de wedergeboorte tot engelen en daardoor tot 'kinderen Gods' gemaakte mensen, van de dood naar het eeuwige leven zien trekken. Daarentegen zullen jullie ook veeloorspronkelijk geschapen hemelgeesten uit alle hemelen naar beneden naar Mij, de Heer van al het leven, zien afdalen en daar in Mijn voetstappen, de voetstappen van de Mensenzoon, zien treden, Mijn voorbeeld en Mijn getuigenis volgend.
Hoofdstuk 9: Jordaan. Ook Philippus en Nathanaël volgen. De bruiloft te Kana in Galiléa. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Toen deze leerlingen opgenomen waren en Mij aan Mijn woorden en door de enthousiaste verhalen van degenen, die bij Mij waren, herkend hadden, startte Ik met het formele onderwijs aan de mensen, en Ik begon hen tot boetedoening te manen omdat het Rijk van God dichtbij gekomen was. Ik ging in hun synagogen en gaf daar lessen. Velen geloofden, maar nog meer ergerden zich en wilden Mij grijpen en van een berg in zee gooien. Ik ontliep hen echter, tesamen met allen die bij Mij waren, en bezocht een paar kleine plaatsjes aan de Galilese zee. Ik verkondigde daar het Rijk van God en genas veel zieken; en de armen en het gewone volk geloofden in Mij en namen Mij liefderijk op. Een aantal van hen sloot zich bij Mij aan en volgde Mij overal, zoals de lammeren hun herder.
Hoofdstuk 12: Naar Kapérnaum. Begin van het prediken. In Jeruzalem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En Hij vond in de tempel de verkopers van runderen en schapen en duiven, en de wisselaars. Joh. 2:14) Bij Mijn aankomst in Jeruzalem was de situatie zo, dat het gewone volk nauwelijks meer in de tempel durfde te gaan vanwege al het vee en de veeverkopers, omdat vaak een van de ossen wild werd, waarbij zowel de mensen, als de aan God gewijde zaken, vertrapt werden. Ook was het voor de meesten daar niet uit te houden van de stank en het lawaai, en men raakte er niet zelden alle noodzakelijke bezittingen kwijt. Deze schandalige gebeurtenissen begonnen Mij tenslotte erg te hinderen en Petrus en Nathánaël zeiden tegen Mij: 'Heer, heeft U dan geen bliksem en donder meer?! Kijk toch eens! Deze beklagenswaardige mensen staan te huilen voor de tempel; ze komen van ver om God de eer te geven en kunnen door al die ossen en schapen, waarmee de tempel volgepropt zit, zelfs niet binnenkomen, en veel van degenen, die met moeite en gevaar in en ook weer uit de tempel kwamen, klagen dat ze daar van alles beroofd en van de stank bijna gestikt zijn! - Ach, dat is toch wel te erg en te slecht! -Aan zo'n schandaal moet tot elke prijs een eind gemaakt worden; want het is daar nog veel erger dan in Sodom en Gomorra!'
Hoofdstuk 13: Jeruzalem. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] (En zei tot degenen, die duiven te koop hadden: 'Draag dat weg en maak het huis van Mijn Vader niet tot een handelshuis!' Joh. 2: 16) Daarop ging Ik de tempel in, waar nog een groot aantal duivenverkopers met hun duivenkooien vol duiven van allerlei soort en klasse op kopers wachtten. Omdat deze verkopers meestal arme mensen waren en daar niet zaten om winst te maken, en omdat de verkoop van duiven in de tempel al heel lang ingeburgerd was, hoewel dit vroeger alleen in de eerste voorhof gebeurde, vermaande Ik deze armen slechts en zei: 'Draag dat weg en maak Mijns Vaders huis niet tot een handelshuis; de buitenste voorhof is de plaats daarvoor!' Deze armen gingen daarop zonder tegenspraak weg en namen hun plaats in de buitenste voorhof als vanouds weer in. Hiermee was de tempelreiniging een voldongen feit.
Hoofdstuk 13: Jeruzalem. De tempelreiniging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Daarop zei Ik: 'Het doet Mij ook erg pijn, dat Ik u zo totaal blind en doof moet aantreffen! Want iemand, die blind is, ziet niets en iemand, die doof en stom is, hoort niets! Ik stel voor u een daad, die vóór Mij nog nooit iemand gedaan heeft en spreek de volle waarheid, en dan zegt u, dat Ik een domme, in de heidense toverij geoefende praalhans ben en Mij hier wil verrijken, of geld verdien in dienst van Rome of van de sluwe priesters. O, wat stelt u onbehoorlijke eisen! - Kijk die kant eens op, daar staat een grote groep mensen, die Mij uit Galiléa hierheen gevolgd is! Hoewel u zegt, dat de Galileeërs het ongelovigste en slechtste deel van de Joden vormen, hebben zij Mij herkend en zij volgen Mij; hoe komt het dan dat u Mij niet herkennen wilt?'
Hoofdstuk 14: Het afbreken en opbouwen van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Dit slaat op de uiterlijke deugden, zoals die te vinden zijn in allerlei ceremoniën, fatsoen, hoffelijkheid, complimenteusheid, enz., die betrekking hebben op de puur wereldse omgangsvormen en die de blindheid van de mensen verheffen tot een innerlijke levensvervulling, en waarin men probeert het echte leven van de mens te laten wortelen.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] En daarom worden de duivenverkopers verwezen naar de plaats waar ze thuishoren, ten teken dat de mensen alle uiterlijke deugden niet tot iets geestelijks moeten verheffen, waardoor de edele mens verlaagd wordt tot een sprekende pop. Parallel daaraan moeten in ruimere zin alle uiterlijkheden, en in engere zin al de voorvechters van deze uiterlijkheden, die hun waren tot innerlijke levensbehoeften trachten te verheffen, door Mij, op een wat vriendelijker manier, uit en naar hun juiste plaats worden gestuurd.
Hoofdstuk 16: De geestelijke betekenis der tempelreiniging. Jezus spreekt met Nicodemus. Johannes spreekt over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Dan zeg Ik: 'Zeer zeker niet! Want er kwamen, zowel overdag als 's nachts, uit alle lagen van de bevolking massaal mensen uit de stad naar Mij toe. De armen kwamen meestal overdag, de machtigen, voornamen en rijken echter meestal 's nachts, want die wilden aan hun kennissen niet laten merken, dat ze zwak en onzeker waren.
Hoofdstuk 17: De slaapwandelaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...