Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1405 resultaten - Pagina 3 van 94

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[11] En zo kunnen jullie niets aan de mens vinden wat vergankelijk en begrensd is, maar alleen wat veranderlijk is op weg naar een bepaald geestelijk doel, en zodoende is het best mogelijk dat een mens oneindige en eeuwige zaken, tijd, ruimte, kracht, licht en leven heel goed begrijpt, omdat dit allemaal in hem aanwezig is.
Hoofdstuk 211: De mens als onvergankelijk wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] En, zeg Me nu, Epiphanes, of je Mijn mening begrepen en opgenomen hebt! Daarna zal Ik je pas zeggen of Ik met Mijn geest wel de oneindige ruimte en de eeuwigheid doordring. Spreek nu geheel vrij en zonder schroom!'
Hoofdstuk 211: De mens als onvergankelijk wezen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Zoals niet moeilijk is te begrijpen, is het zieleleven van de mensen na het afvallen van hun lichaam in voortdurende ontwikkeling, omdat de voleinding ervan onmogelijk het werk van een moment kan zijn, en wel omdat de ziel evenals haar voormalig materiële lichaam wat ruimte en tijd betreft een begrensd wezen is, dat in zekere zin ingeperkt is in die bepaalde mooie mensenvorm en daarom het oneindige en het eeuwige zowel qua ruimte als tijd, en ook wat de absoluut onbegrensde macht van Gods geest en Zijn werken betreft, alleen maar stukje bij beetje in zich op kan nemen en bevatten.
Hoofdstuk 225: Kinderen van God (van boven) en kinderen van de wereld (van beneden) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] En zie, zo is het ook bij God, ofschoon Hij door Zijn almachtige wil alles wat de oneindige ruimte bevat heeft geschapen uit de eeuwige volheid van Zijn eeuwig talloze gedachten, ideeën en begrippen en het als buiten zichzelf heeft geplaatst door de vastheid van Zijn wil! En als dit alles voor eeuwig zo zou moeten blijven als het nu is, namelijk in het starre gericht en de dood, zou dit alles gelijk zijn aan het verloren schaap, dat echter nooit meer ergens te vinden zou zijn. En wat voor genoegen en vreugde zou een eeuwig dood, materieel schepsel God dan bieden?
Hoofdstuk 247: Het mysterie van Golgotha (Ev. Matth.18, 11-14) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Hoe kan dat bij een eeuwige tijdsduur, die zonder begin en einde is, en bij het bestaan van een oneindige ruimte die ook nergens een begin en nergens een einde heeft?
Hoofdstuk 26: De filosofische vragen van Philopold - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] Mocht dus God Zelf helemaal buiten tijd en ruimte bestaan, dan kan zelfs het zuiverste menselijke verstand zich onmogelijk van God iets anders denken dan: Of God bestaat helemaal niet, omdat er buiten de eeuwige tijd en buiten de eeuwige, oneindige ruimte onmogelijk iets kan bestaan, of God bestaat zoals wij allen binnen tijd en ruimte, en dan hebben de oude godgeleerden met hun definities de grootste waanzin opgeschreven.
Hoofdstuk 26: De filosofische vragen van Philopold - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Gods geest en alle engelen bestaan heus ook in de oneindige ruimte en blijven aldoor bestaan door de hele eeuwige loop der tijden; want zonder hen zouden er geen schepselen zijn, en zou er ook geen aardse ruimte zijn, noch aardse tijd. Maar deze puur geestelijke machten en hoogste intelligenties staan in alles eindeloos ver boven tijd en ruimte.'
Hoofdstuk 28: Tijd en ruimte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Want luister: Alle stoffelijke zaken die de hele oneindige ruimte in deze tijd bevat, zijn geestelijke dingen die gevangen en gericht zijn! Het zijn geesten die zich in het gericht van de kracht en macht van de goddelijke wil bevinden tot een vastgestelde tijd, waarop de goddelijke alwetendheid constateert dat zij die graad van zelfstandige sterkte bereikt hebben die nodig is voor de verdere geestelijke, zelfstandige ontwikkeling van het leven. Dat begrijpen jullie nu weliswaar niet, en jullie kunnen het ook niet begrijpen; maar eens zullen jullie het toch begrijpen.
Hoofdstuk 122: De Heer waarschuwt voor de terugval in het materiële. Het wezen van de materie. De oneindigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Denk je dan eens de eindeloos grotere ruimte van de hemelen van God in en het eveneens eindeloze aantal van haar gemeenschappen, die zo overeenkomen met de werelden in de materiële ruimte dat bijvoorbeeld van deze aarde, die vrijwel het kleinst is, er tot op heden al honderdduizend maal honderdduizenden als reeds bestaand kunnen worden aangenomen! Hoeveel mensensoorten er nog uit deze aarde gevormd worden, weet God alleen, omdat Hij de oneindige aantallen als een eenheid duidelijk voor Zich heeft. Als er echter uit de mensen van deze aarde zo talloos vele gemeenschappen in het grote hiernamaals gevormd kunnen worden, hoeveel dan wel niet uit al de ontelbaar vele werelden, waarvan er veel fysiek al zo groot zijn dat deze aarde daarbij vergeleken nauwelijks een zandkorrel is ?
Hoofdstuk 226: Gods wezen en eeuwige scheppingsvreugde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Rafaël zei: 'Wel, wel, dat je daar zelf niet opkomt! Is er dan buiten God iets wat niet uit Hem ontstaan zou zijn? Is niet alles wat van eeuwigheid de oneindige ruimte vult, Zijn gedachte, Zijn idee, Zijn wijsheid, Zijn wil?
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[13] In het begin moet God -natuurlijk eindeloos lang voordat er werelden werden geschapen -zeven grote geesten hebben geschapen, overeenkomstig de zeven geesten in God. Hij gaf hun grote macht en een evenzo grote wijsheid, zodat zij daardoor ook, zoals God, kleinere, volledig aan hen gelijke geesten in oneindige aantallen konden scheppen en de eeuwige ruimte werd zo met ontelbare heerscharen van geesten gevuld.
Hoofdstuk 17: De oerstoffen van de schepping - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Ik zeg je: als God deze geest niet zou hebben, dan zou er al vrijwel eindeloos lang geen aardse zon meer in de oneindige ruimte schijnen en in de wereld van de geesten zou het er heel vreemd, volkomen onwerkelijk uitzien. Het geduld is de moeder van de eeuwige, onveranderlijke barmhartigheid van God en als deze zesde geest niet in God aanwezig zou zijn, waar en wat zouden dan alle schepselen tegenover de enige almachtige God zijn?!
Hoofdstuk 18: De zeven oergeesten van God. De verlossing - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Kijk, toen je naar Mij toekwam, dacht je dat Ik één van de genoemde goden van de heidenen was en terwille van die hoge Romeinen eerde je Mij! Maar meteen dacht je aan de God van Mozes, die zegt: 'Je zult slechts in één God geloven en geen vreemde goden naast Mij hebben!' Het berouw overmande je, omdat je dat hardop had gezegd en zie, dat was dus duidelijk niet eerlijk van je! Want als je in de God van Abraham, Isaak en Jacob gelooft, dan kun je Mij niet als God begroeten. Geloof je nu echter werkelijk dat Ik een God ben, dan moet je je oude God laten varen, omdat er maar één God kan zijn en geen twee of nog meer, zoals er ook maar één oneindige ruimte en maar één eeuwige tijdsduur is, waarin alles bestaat en gebeurt.
Hoofdstuk 25: De jonge jodin vermoedt wie de Heer is - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Dus achter de substantie van de ether is het voor jouw zintuigen niet zichtbare geestelijke vuur een eeuwig heersende kracht, die van God uitgaand, eeuwig de oneindige ruimte vult en aan één stuk door werkt en schept. God Zelf echter is de eeuwige Oergeest en de eeuwige Oermens in Zijn centrum en vult de eeuwig uit Hem voortkomende oneindigheid met Zijn verheven gedachten en ideeën, die van Zijn liefde vervuld tot een aan Hem gelijk levensvuur worden, en door Zijn wijsheid tot geordende vormen en door Zijn wil tot van elkaar afgescheiden en op zichzelf bestaande wezens worden, waarin het vermogen gelegd wordt zichzelf als zodanig eeuwig voort te planten, verder te ontwikkelen en zich mettertijd op de ladder van Gods eeuwige orde te verenigen en op te klimmen tot een evenbeeld van God.'
Hoofdstuk 72: Het wezen van de ether - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Wie dus Mijn woord, dat Ik te allen tijde door de profeten tot de mensen gesproken heb, hoort, aanvaardt en daarnaar leeft, die komt daardoor bij Mij en dus ook tot het levende woord en zijn kracht; want Ikzelf ben immers het levende woord en de kracht daaruit, en alles wat de oneindige ruimte bevat, is immers ook alleen Mijn levende woord en de eeuwige kracht en macht daaruit. -Hebben jullie dat nu ook goed begrepen?'
Hoofdstuk 171: De Heer legt het tweede hoofdstuk van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...