Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5699 resultaten - Pagina 3 van 380

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[17] Daarop zei de waard: 'O Heer en Meester, wie zou dat niet begrepen hebben? Want wat David vanuit zijn door God geïnspireerde geest geschreven heeft, staat nu immers daadwerkelijk op wonderbaarlijke wijze voor ons en onthult ons ook al de verre toekomst, evenals de huidige tijd. Weliswaar bevallen het bruisen van de waterstromen en de grote baren van de zee mij in het geheel niet; maar wat is er tegen te doen en hoe is het te verhinderen? Want zolang de wereld moet blijven wat ze is, namelijk een louterend tranendal voor de zielen van mensen, en zolang op aarde de dag en de nacht elkaar afwisselen en de mens zijn vrije wil zal hebben, zal het ook nauwelijks ooit licht worden in de gemeenten en in de harten van de mensen. Heil aan degene die het licht ontvangt en het vervolgens in huis bewaart en goed verzorgt, tot geluk van zijn huis!'
Hoofdstuk 122: De Heer verklaart psalm 93 - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Als Ik jullie nu zo'n macht heb kunnen verlenen, zal Ik die dan de Essenen niet ook kunnen geven, omdat ze zich immers in alle ernst hebben voorgenomen om op aarde een hemelburcht, vrij van alle wereldse belangen, voor Mij te bouwen? En als zij een dergelijke macht van Mij zullen ontvangen -en in feite al hebben ontvangen -zullen zij ook hun oude wereldwijde reputatie niet hoeven uit te roeien, maar moeten die wel in een ander en waarachtig licht plaatsen; daarom zullen wij hier ook niet lang hoeven te blijven om al die vele hulp zoekende mensen -als het ware ieder afzonderlijk -te helpen. Zij zullen ook door Mij geholpen worden, doordat de Essenen hen in Mijn naam altijd zullen kunnen helpen. Kijk, je maakte je zorgen voor niets!
Hoofdstuk 197: Over het houden van feestdagen Vragen en bedenkingen van de leerlingen met betrekking tot de Essenen. (12.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Maar Ik heb Zelf gezegd en zeg nog steeds tegen al Mijn leerlingen: 'Ga uit over de hele wereld naar alle volkeren en verkondig hun het evangelie!' En als Ik dat zeg, kan Ik toch onmogelijk billijken dat de gerechtvaardigde vrijheid van reizen van de mensen op kwalijke wijze wordt beperkt, maar dan kan Ik die alleen maar tonen in het licht, waarin Ik die zie! Want bij een algehele inperking van de gerechtvaardigde vrijheid van reizen is het immers zo goed als onmogelijk om Mijn leer te verspreiden, en daarom zal Ik ook iedereen weten te tuchtigen, die daarin in strijd met Mijn wil handelt.
Hoofdstuk 199: Over het doel en het nut van reizen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[26] Er bestaan in het oosten echter ook nog grote aantekeningen, en op het juiste moment zullen er ook wel enkele aan het licht gebracht worden. Daarin staat nog veel wat in de tegenwoordig bekende vier evangeliën niet voorkomt; een chronologische volgorde is daarin echter niet te vinden, evenals ook in de vier evangeliën niet, maar dat maakt niets uit. Want de hoofdzaak is en blijft immers toch altijd de zuivere levensleer; wie die aanneemt en in Mij gelooft, zal door de geest ook in al het andere binnengeleid worden.
Hoofdstuk 217: De wonderdaden in de herberg voor de poort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Daarom staat er immers geschreven: In het begin was het zuivere Woord, en God was het Woord in de mond van de aartsvaders der aarde, alle waarachtige wijzen en profeten. Het eeuwige Woord, God Zelf dus, is nu echter vlees, dus een mens geworden, en zo kwam de Vader tot Zijn kinderen, maar die herkennen Hem niet. Hij kwam dus in Zijn eigendom, en men wil Hem niet als de enig ware en eeuwige Vader erkennen. Maar toch zijn er ook velen die Hem erkennen als Degene die Hij is en zich met alle liefde naar Hem alleen richten. Dat zijn zowel Joden als heidenen, en,de heidenen meer dan de Joden; daarom zal volgens Zijn woord het licht ook van de Joden worden afgenomen en aan de heidenen worden gegeven.
Hoofdstuk 52: Het wonder met de edelvissen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Zijn woorden lijken op die van een blinde die God er ook voor een deel de schuld van geeft dat hij blind is en niet begrijpt dat andere mensen kunnen zien, aangezien hijzelf immers niets ziet. Bij iemand die lichamelijk blind is zijn dergelijke woorden echter te verontschuldigen als hij zichzelf niet moedwillig blind heeft gemaakt; maar bij iemand die blind is aan zijn ziel zijn dergelijke woorden niet te verontschuldigen, aangezien hij net als vele anderen allang ziende had kunnen worden als hij de hem welbekende middelen daarvoor getrouw had gebruikt. -Maar we zullen dat nu laten rusten; morgen is er ook nog tijd om te praten over de middelen waarmee het innerlijke licht bereikt kan worden. De vier uur die we vannacht nog over hebben zullen we besteden aan de rust van ons lichaam!'
Hoofdstuk 78: De geestelijke duisternis van de schriftgeleerde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Want die wetenschap is immers het innerlijke schrift en de innerlijke taal van de ziel en van de geest in de ziel. Wie die taal is verloren, kan de Schrift onmogelijk begrijpen, en haar taal komt hem in zijn dode wereldse licht voor als dwaasheid; want de levensomstandigheden van de geest en van de ziel zijn van een heel andere aard dan die van het lichaam.
Hoofdstuk 93: Over de wetenschap der overeenstemmingen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Daarop zei een andere visser: 'O Heer en Meester, U zei dat het voor geen enkele ziel nuttig is als ze direct bij haar komst op deze wereld volledige innerlijke helderheid zou bezitten, omdat ze - wat wij nu goed begrijpen tot algehele traagheid en passiviteit zou vervallen; want als iemand iets kostbaars heeft verloren, zal hij het beslist net zo lang zoeken tot hij het wellicht weer vindt - en zo zoekt de ziel het door haar troebele uiterlijke zintuigen verloren gegane heldere innerlijke licht. Maar als ze die grootste levensschat weer gevonden heeft, hoe zal het dan met haar verdere activiteit gesteld zijn? Want als een mens datgene wat hij kwijt was gelukkig weer gevonden heeft, houdt zijn zoeken en derhalve zijn activiteit immers weer op! Als een ziel door haar actieve zoeken volkomen heeft gevonden wat ze zocht, vervalt ze hoogstwaarschijnlijk weer tot volledige traagheid en passiviteit; maar in dat geval zou ze als volledig passiefwezen weer opnieuw als het ware dood zijn, en dat zou haar zaligheid op geen enkele manier ten goede komen. In dit opzicht, o Heer en Meester, is het mij nog niet helemaal duidelijk.'
Hoofdstuk 142: De werkzaamheid van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Daarop zei de Romein, wiens gemoed al veel beter gestemd was: 'O Heer en Meester van alle leven en bestaan, bij iemand die zich in zichzelf in Uw eeuwige helderheid van bestaan en leven bevindt en de grote wereld aan gene zijde met dezelfde alles doordringende macht van licht aanschouwt als U, zal de aanblik van zo'n mooie omgeving zeker niet de minste weemoed in zijn gemoed tevoorschijn roepen; maar onze menselijke kortzichtigheid, met name op het gebied van het innerlijke geest en zielenleven, valt zo'n weemoedigheid niet al te kwalijk te nemen. Want waar zou een mens, die in volslagen levensduisternis geboren en daarna opgevoed wordt, denkbeelden en zienswijzen over het ware, innerlijke wezen van het leven van de ziel vandaan moeten halen, aangezien hij immers al vanaf zijn vroegste kinderjaren met niets anders dan alleen de materie en de veelsoortige vormen daarvan te maken heeft gehad?
Hoofdstuk 168: De wens van de Romein - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Ja, als het nog een tijdlang weifelt om zijn volkeren datgene te geven wat van Mij uit rechtmatig is -aangezien immers overeenkomstig Mijn woord de zuivere waarheid, waar ieder mens zich als enige aan dient te houden, iedereen vrij zal maken en nu moet maken -zal het ook delen in het lot van degene van wie het tot nu toe zijn heil verwachtte! De geldelijke middelen, die zeer noodzakelijk zijn voor een krachtiger hulp, heeft het niet; en als het nog op vermeende hulp vertrouwt van de kant van een zeven keer gewijd altaar en het wonderen verrichtende beeld daarvan, zal het ook weldra aan elke andere kracht gaan ontbreken! Laat het alleen maar kijken naar de gevolgen van zijn duistere concordaat, dan zal het hele buitenland zeggen: ' Als je je zo trouw verbonden hebt aan die door ons allemaal gehate vijand van het licht en de naastenliefde, dan is er met jou geen vriendschapsband meer te smeden! Laat degene voor wie jij al je oude vrienden vergeten hebt en die jij zozeer begunstigd hebt, dat je hem tot je eigen zeer grote nadeel meer dan de helft van jouw macht in handen hebt gegeven,jou nu helpen in je nood en verlatenheid!'
Hoofdstuk 27: De onmogelijkheid van meer godsdienstoorlogen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[16] Ik antwoordde: 'Ik heb je immers al gezegd dat zij steeds onderricht zijn door afgezanten van Mijn geest, die het licht vanuit Mijn hemelen overbrachten en de mensen al naargelang hun begripsvermogen onderwezen. Deze afgezanten hebben echter bovenal het inkeren in het innerlijk van de geest onderwezen, zodat iedereen die de waarheid in zichzelf wilde vinden, die ook kon vinden; maar dat is, zoals jullie weten, de wedergeboorte van de ziel. Dat inkeren heb Ik jullie ook vaak aanbevolen als een geschikt middel om de ziel vrij en schoon te maken van alle vlekken en smetten van haar zelfzucht en daardoor tot Mij te komen.
Hoofdstuk 52: De wedergeboorte van de geest - Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)
[5] Daarom, loof de Heer, omdat Hij de hoogste liefde en wijsheid in alle heiligheid Zelf is en bedenk dat een mens aan andere mensen niets kan geven dan dat wat hij tevoren van de liefde van de Heer heeft ontvangen, omdat Hij de enige Gever van alle goede gaven is! Als ik jullie iets goeds gegeven heb, dan heb niet ik, maar heeft de Heer je dat gegeven. Ontbreekt het je aan licht, kijk omhoog naar het licht van de hemel en dan zullen jullie immers heel gemakkelijk erkennen waar het licht der lichten onophoudelijk uit stroomt; want waar iemand een geschenk gegeven wordt, daar is ook de grote, heilige Gever niet ver weg. Daarom zoek Hem en jullie zullen Hem ook wel vinden en begrip voor Zijn genade zal niet achterwege blijven!
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Maar Seth en Enos gingen daar tegenin en zeiden: "Beste Henoch, weet jij dan niet wat Adam ons dikwijls geleerd heeft?! De vaderen hebben slechts met de zegen van de Heer in de lichamen van hun kinderen woningen voor onze jongere broeders verwekt; maar omdat wij verwekkers van de lichamen zijn en niet eveneens van de liefde, die een levende geest vanuit de liefde van God is, zijn wij in de liefde immers niets anders dan louter broeders en zusters onder elkaar en zijn zodoende veel meer kinderen van een en dezelfde meest heilige Vader in de hemelen van de hoogte, die een eeuwige woonplaats is van de heiligheid van God, die een ware Vader van ons allen is. Predik daarom maar verder vanuit jouw liefde en wees ervan verzekerd: wij zullen met de genade van God de tong van de broeder en die van het kind goed onderscheiden; want indien iemand de liefde predikt, spreekt hij als een broeder uit het hart van de eeuwige liefde en zijn woord zal zijn als een opgaande zon, waarvan het licht met haar warmte de nevelen uit de donkere voren van de aarde verjaagt. Degene echter die slechts zou prediken vanuit de aan hem verleende wijsheid, diens leer zou als het licht van de middagzon zijn, waarvan het licht niet meer verwarmt, maar slechts geweldig en onverdraaglijk brandt en men voor de uiterst felle stralen graag zou willen vluchten naar de diepste schaduw uit vrees voor zulke brandende stralen!
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Maar wie zou menen dat de broeder vanuit zichzelf en niet vanuit God spreekt, als zijn tong gezegend werd die zou in zijn eigendunk het gericht over zichzelf uitspreken, omdat hij denken zou dat ook hij zo goed was en God immers door ieders mond zou kunnen en moeten spreken en het zou nu niet bepaald die van Henoch moeten zijn; maar dat zeg ik je, als jullie aller lijfelijke vader en als de verwekker van je ziel vanuit God: zo ligt het niet! Kijk naar de bloemen op het veld! Is niet elke anders van vorm, kleur, geur en in het gebruik en van allen is toch alleen de roos met haar heerlijke geur en haar voor ieders zwakke ogen versterkende dauw de edelste, indien van tevoren het hart door de geur verkwikt werd?! En als je naar de talloze sterren aan de hemel kijkt, zul je bij nauwkeurige beschouwing opmerken dat er ook niet twee hetzelfde licht hebben; maar één onder al die sterren, die hun groep niet verlaten en die je 'ster van Abel' noemt, is het die straalt als een heldere dauwdruppel in de morgenzon! Het is voor God hetzelfde of het nu om een zonnestofje of om een zon gaat en het is voor Hem hetzelfde om een mug of een olifant te voeden; want als iemand veel heeft, kan hij daarvan met dezelfde wil en dezelfde liefde aan groot en klein geven: veel aan degene die veel nodig heeft en een kleine gave aan degene die maar weinig nodig heeft, en hij kan ook velerlei gaven uitdelen, aan de een dit en aan de ander dat en zodoende aan iedereen wat anders. Maar Henoch werd begiftigd met liefde en kreeg een gezegende tong en een zeer verlicht hart; daarom moet hij ook geven wat hij ontving. En daar Gods liefde zijn aandeel werd, moet hij nu ook liefde teruggeven, evenals de roos dat wat zij ontving teruggeeft en niemand twijfelt eraan, dat zij van tevoren van God gekregen heeft wat zij geeft, omdat het een goede gave is die onze zintuigen goed doet. Wie zou ooit kunnen twijfelen vanwaar Henochs gave komt, wanneer zijn tong van louter liefde voor God beeft?!
Hoofdstuk 45: Adam zegent zijn kinderen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] "Ja, zo is het!", zeiden Adam en al zijn aanwezige kinderen van de hoofdstam. En Adam sprak verder en zei: "Want alles wat op de aarde groeit, gedijt zeer goed en het voegt zich allemaal heel zacht en bescheiden naar de eeuwige ordening van de boven alles machtige God. Wij zien immers dagelijks hoe de zonnestraal met grote kracht het gras uit de donkere schoot van de aarde trekt en eveneens de planten, struiken en alle bomen, we zien hoe de zo tedere straal van de zon uit de vochtige diepten en uit de zee heel vriendelijk de wolkjes met een gedempt licht vervult, aan het firmament tot zich trekt en ze tenslotte verheerlijkt en met glans omstraalt, zodat zij overeenkomstig het licht zelf door onze grove zintuigen helemaal niet meer waargenomen kunnen worden, ofschoon zij voor het oog van de geest voor eeuwig onvergankelijk zijn. En hoewel het slechts een overeenkomstig aards beeld is, heeft het toch de volle gelijkenis met de hoge ordening van de mens, aan wie zintuigen en een ziel gegeven zijn, opdat daarin volgens de eeuwige ordening de edele vrucht gedijt tot het eeuwige leven in God, zoals de verwekking uit de ziel door de macht van de liefde uit God en Zijn ordening gedijt tot een nieuwe, onsterfelijke vrucht.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...