Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 3 van 131

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] AI vanaf zijn"geboorte zijn er bij hem zeldzame dingen gebeurd, en nu, nu hij eigenlijk als een echte dokter, die zijns gelijke op aarde met heeft, een reis heeft ondernomen, is zijn manier van genezen, waarbij hij slechts één enkel woord spreekt, zodanig, dat alleen Jehova dat zou kunnen evenaren!
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg jullie uit de levende bron van alle waarheid: Wie om een dom mens lacht, die geeft daarmee aan dat hij net zo dom is; want de een doet domme dingen omdat hij dom is, en de ander lacht omdat hij dom is; en zo heeft de ene domme plezier om de andere, waarbij uiteindelijk blijkt dat de ene het eigenlijk helemaal niet leuk vindt, als de andere ophoudt dom te zijn en verstandig wordt.
Hoofdstuk 107: Over het wereldse blijspel en de kinderen Gods. (5.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Petrus zegt: 'Ja Heer, nu is het ons volkomen duidelijk; maar wij zouden nu ook nog graag willen weten, wie U nu eigenlijk wel bent; want U spreekt altijd over de Vader in de hemel als over een tweede persoon, terwijl wij sinds Sichar U heimelijk ook zagen als de Vader! Bent U soms ook een korenschop of een ander werktuig in de handen van de Vader?'
Hoofdstuk 109: Korenschoppen in de hand van God. ( 11/ 12.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De overste zegt, geheel doordrongen van de waarheid van Mijn toespraak: 'Vriend, het is me uit uw toespraak duidelijk geworden, dat u een van de wijste mensen van deze aarde bent, en ik zal daarom ook alles doen, wat u mij aangeraden hebt; maar alleen zou ik nu graag van u zelf horen, wie u eigenlijk bent! Want u hebt me door de u begeleidende jongemannen een zeer smadelijke totale nederlaag toegebracht, die ik slechts kan verklaren door aan te nemen dat deze jongemannen goden of beschermgeesten uit de hemel zijn, die me daardoor op wonderbare wijze op de vlucht hebben doen slaan. Afgezien daarvan is het mij echt wel duidelijk, alleen al door uw buitengewoon grote wijsheid, dat u beslist méér bent dan zo maar een heel eenvoudig mens! Aan veel van uw leerlingen heeft u waarschijnlijk al verteld en laten zien wie u bent; u ziet echter dat het mij nu volkomen ernst is om in ieder geval naar de geest een leerling van u te worden! Vertel mij daarom ook, wie u bent! Wie en wat en waarvandaan bent u nu eigenlijk?
Hoofdstuk 70: De waarheid die alles doordringt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Op de plaats waar de uitgekozen en geroepen profeet leefde en waar men hem kende, was hij helemaal niet in tel en kon daarom ook weinig tot stand brengen. In het algemeen denken de mensen namelijk, dat een profeet eigenlijk helemaal niet op de aarde moet wonen en ook geen mensengestalte moet hebben, hij moet ook niets eten of drinken en geen kleding dragen, maar hij moet minstens net als Elia in een vurige wagen door de lucht gaan, en van daaruit aan ieder mens alleen datgene verkondigen, wat die bepaalde mens graag hoort en wat hem vleit! Op zo'n echte profeet zouden zich zeker alle oren en ogen richten, zeker als hij tijdens zijn wonderbare reizen naar evenredigheid goud en zilvermunten onder de rijken en kleingeld onder het gewone volk zou strooien, waarbij dan de groten, rijken en machtigen geprezen en de arme duivels daarentegen meermalen ferm getuchtigd zouden worden, vooral als ze het waagden te morren tegen de rijken, groten en machtigen! Zo'n profeet zou dan voor de armen natuurlijk niet zo'n erg aangename verschijning zijn, en die zouden hem niet prijzen!
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Die vier zijn genoeg, maar Ik moet je nu toch op een foutje in het ordenen van je eigendommen wijzen. Het is eigenlijk niet zo belangrijk, maar omdat Ik meen dat alles nu eenmaal in een zekere orde moet gebeuren, vind Ik het niet zo slim van je dat je eerst je pak met schrijfmateriaal dicht bindt en dan aan Mij komt vragen hoeveel vellen Ik denk dat je nodig zult hebben. Als Ik nu eens gezegd had: ' Je hebt in Kapérnaum vijf vellen nodig!', dan zou je nu vanwege dat ene vel je hele pak weer los moeten maken, en dat zou je onnodig veel moeite bezorgd hebben. Maar, aangespoord door Mijn geheime beïnvloeding, heb je precies het juiste aantal buiten het pak gehouden, en je daardoor de moeite bespaard het pak weer open te moeten maken. Zoals Ik je echter al zei, het is niet zo belangrijk, maar overal vind je terug dat ordelijkheid veel nut heeft, ook al schijnt het nog zo onbelangrijk.
Hoofdstuk 92: Gods alwetendheid en Zijn leiding. (8/9.10.1851) Onderweg naar Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nadat we ons van de waarheid van al deze dingen overtuigd hadden, schoot ons een goede gedachte te binnen, en wij dachten aan u en zeiden tegen elkaar: 'Waarom vinden wij dat zo bijzonder?! We hebben toch ook priesters en schriftgeleerden die in alle Godsgeheimen ingewijd zijn, die zeker net als deze Jezus slechts door iets te zeggen een zieke kunnen genezen, als ze dat willen!' We waren eigenlijk al onderweg om onze zieken naar de Nazareeër te brengen; maar dachten toen aan de besnijdenis en het verbond, en dat willen wij niet loslaten zolang dat ons ook datgene kan geven, wat wij lichamelijk en geestelijk nodig hebben. Omdat deze Jezus nu echter zulke uitermate wonderbaarlijke tekenen doet, dreigt er voor ons gevaar als we niet dezelfde krachtige tekenen daar tegenover kunnen stellen!
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Maar omdat de leerlingen, net als vele anderen op het schip, bijna sprakeloos van angst waren, en zelfs Petrus alleen nog maar wat stamelen kon, zei Ik snel een bestraffend woord tegen de storm en de zee en daarop werd het ineens windstil! Het leek of de storm afgesneden was en de zee werd spiegelglad; alleen waar de roeispanen het water beroerden, zag je een geringe beweging. (Matth. 8,26) Het grote aantal mensen aan boord, dat Mij vrijwel niet kende, omdat het pas deze ochtend aangekomen was en eigenlijk alleen voor zakendoeleinden meevoer, was ontzettend verbaasd en klampte de leerlingen aan en vroeg hen: 'Wat -in de naam van Jehova -is dat voor iemand, dat wind en zee hem gehoorzamen?!' (Matth. 8,27)
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[24] Nathánaël zegt: 'En jij vond de moed. toch zo lofwaardig en je meende toch juist daardoor een bekwamer leerling te worden?! Maar ik zeg je dat moed eigenlijk een grote zonde is; want het is de vrucht van de hoogmoed, die alles veracht wat in de mens niet het eigen ik is. Daarom zal onze leer de alles verachtende moed van een mens nooit als een deugd aanprijzen, want dat is nu net precies het tegendeel van wat onze leer van de mens verwacht!
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Wees wat u wilt, en Ik zal ook zijn wat Mij goed dunkt! Overigens is het heel vreemd van u, dat u Mij nu uw vriendschap ontzegt, terwijl u Mij in de aard van de zaak nog nooit vriendschap bewezen hebt! Maar Ik ontzeg u Mijn vriendschap niet, hoewel Ik daar eigenlijk het volste recht toe zou hebben, gezien de weinig lofwaardige gedachten die u daarnet over Mij in uw hart koesterde!
Hoofdstuk 118: Onthullingen over de tempel. (25/26.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] De Farizeeën en schriftgeleerden verdrongen zich intussen voor de grote poort van het huis, om te kunnen zien wat Ik deed en sprak. Toen ze zagen, dat Ik zeer vriendelijk met de tollenaren en zondaren omging, ergerden ze zich inwendig behoorlijk en vroegen aan Mijn leerlingen, die buiten bij hen waren: 'Waarom eet jullie meester eigenlijk met tollenaren en duidelijke zondaren? Hoort hij daar in 't geheim soms bij?' (Matth. 9: 11)
Hoofdstuk 120: Aan de zee. Matthéus de tollenaar. (27.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Oorlogen, vervolgingen, verwoestingen vinden slechts plaats op de schrale en levensarme bast, terwijl het hout van de levende boom fris en gezond blijft. Daarom moet levend hout zich ook niet bekommeren om wat er in de eigenlijk alleen maar dode bast gebeurt; want de bast zal blijven liggen als het hout verzameld wordt.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik ken bijna alle plaatsjes langs de langgerekte Galilese zee, en haar inwoners ken ik dikwijls evengoed. Er zijn er veel onder hen, die Mozes en alle profeten allang vervangen hebben door Pythagoras; die zijn nu juist niet zo gevaarlijk voor Uw nieuwe leer. Maar er zijn ook families, die zo gezegd voor Mozes en eigenlijk nog meer voor de tempel, leven en sterven, - en meestal geldt dat meer voor de ouders dan voor de kinderen, hoewel het ook wel voorkomt dat het net omgekeerd is. Als nu kinderen van zulke aan de tempel verknochte Joden Uw op zo vele punten anti-tempelse leer aannemen, terwijl hun ouders dat zeer waarschijnlijk niet doen, - wat zal daar dan uit voortkomen?
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Toen we echter met ongeveer honderd mensen ongezien waren ontkomen aan de menigte, die voor het huis nog steeds wachtte tot Ik met de leerlingen naar buiten zou komen en daar mogelijk weer een wonder zou doen of een toespraak zou houden, waarbij ze Mij dan, volgens het plan van velen onder hen, tot Koning der Joden uit zouden roepen, kwam er een dienstmaagd uit Mijn huis naar de menigte toe en vroeg aan een man, die ze erg aantrekkelijk vond, wat al die mensen nu eigenlijk hier zochten. En de man zei: 'Wij zijn hier, om Jezus, de machtigste der machtigen en de wijste der wijzen, tot Koning uit te roepen! Want wij waren er bij, toen zee en wind Hem gehoorzaamden en de verschrikkelijkste menselijke en geestelijke duivels voor Hem moesten vluchten! Hij is stellig de beloofde gezalfde van God, die zou komen om het volk van God te verlossen van het harde juk van de tirannie van Rome! Daarom is het nu de tijd, om Hem uit te roepen tot de door alle Joden erkende en aanbeden Koning van Gods volk! Wel, daarom zijn wij hier! -Wat doet Hij eigenlijk zolang in huis, dat Hij niet even naar ons hier buiten komt?!'
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Een meer gemoedelijke Farizeeër zegt: 'Nou, nou, laten we deze zaak maar laten rusten en praten we liever eens met meester Jezus, die zou ons wel eens van dit voorval de beste verklaring kunnen geven, want hij staat in alle wetenschap en wijsheid hoog boven ons!' Hij wendt zich tot Mij en vraagt: 'Wat denkt u van deze geschiedenis? Want u schijnt daarvan toch wel iets geweten te hebben, omdat uw eerdere gesprek met de leerlingen van Johannes daarop schijnt te wijzen. Want haast op hetzelfde moment, dat u tegen de leerlingen van Johannes zei, dat God voor diegenen zorgt, die Hem waarachtig liefhebben en zonder twijfel op Hem vertrouwen, en de lelijkheid en de verwerpelijkheid van de zelfzucht zo goed over de hekel haalde, gebeurde het, en daarom geloof ik eigenlijk dat u daarover van buitenaf in kennis bent gesteld of dat u ongezien zelf de veroorzaker bent!'
Hoofdstuk 126: Gods onveranderlijkheid en Zijn zegen. (4.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...