Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

330 resultaten - Pagina 3 van 23

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23
[5] Ebahl komt terug en brengt ons meteen op de hoogte van de goede ontvangst die zijn uitgevoerde opdracht ten deel viel. Allen zijn daar blij om, en de HOOFDMAN zegt: "Ik verheug me heel bijzonder op de dag van morgen, maar ik zeg erbij, en daar geeft de merkwaardige droom van de lieve Jarah mij heel speciaal aanleiding toe, dat ik die kerels niet met me zal laten spotten. Zodra ze mij smoesjes vertellen, laat ik hen geselen tot het kwade bloed hen in stralen van de rug zal lopen! Want slaan met woorden haalt helemaal niets uit bij deze onmensen en het spoort hen tot nog meer wraak aan, maar een geseling op leven en dood zal hun kwade ijver zeer afkoelen. Het is nog niet zeker dat ik het doe, maar erg onzeker is het ook niet!
Hoofdstuk 121: Er kan een einde aan het geduld komen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] IK zeg: " Jawel, je hebt gelijk! Daarom liet ik hen ook inslapen, en zij zullen in de droom zien wat jij in werkelijkheid zult zien. Kijk, weldra zul je de hemelen geopend zien en alle engelen zullen ons dienen! Morgen zal deze berg naar het oosten toe een gemakkelijk beklimbare helling krijgen en wij zullen allen op een nieuwe natuurlijke weg van hier naar beneden naar Genezareth kunnen gaan. Let daarom goed op het tafereel dat zich voor je ogen zal ontvouwen!"
Hoofdstuk 133: De weg tussen hemel en aarde.(19.2.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[18] Ogenblikkelijk stond zij op het kurkdroge diepste deel van de zee, en de engel raapte een prachtige parelmossel op en gaf deze aan Jarah ter herinnering en ter lering van alle anderen, die lichamelijk wel vast sliepen, maar alles in een droom te zien kregen.
Hoofdstuk 134: De opheffing van de zee van Galiléa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Toen JARAH zich van daarvan had overtuigd zei zij: "Het geheel is zo wonderbaarlijk, dat ik mijn zintuigen begin te wantrouwen en zou gaan denken dat ik ook slaap en droom! Vertel me toch eens iets over hoe u dat deed! Zoëven heeft u de hele zee opgeheven en vrij als een zwevende druppel in de lucht gehouden, en nu heeft u de steile berg naar alle kanten toegankelijk gemaakt, en dat doet u allemaal in een oogwenk! Hoe, hoe kunt u dat? U heeft uw plaats geen ogenblik verlaten en toch is dat allemaal gedaan! -Ach, dat is toch te veel voor een arm aardwormpje zoals ik!"
Hoofdstuk 136: Engelenmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Dan richt JARAH zich tot de engel en zegt tegen hem: "Jouw Heer en mijn Heer heeft mij heel welwillend naar jou, vriendelijke en aardige jongeman, verwezen en tegen mij gezegd, dat ik je wat moest vragen en dan zou jij mij het goede antwoord geven. Daarom vraag ik nu, waarom deze aardse verwanten van mij en ook de leerlingen van de Heer moeten slapen, terwijl ik waak, en waarom moet ik dat met mijn lichamelijke ogen zien, of waarom kan ik dat, wat zij volgens de mededeling van de Heer alleen maar in de droom kunnen of mogen zien en horen?"
Hoofdstuk 141: De geaardheid van de menselijke geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] PETRUS kijkt meteen in alle richtingen en zegt: "O Heer, heus, werkelijk, daarvan heb ik gedroomd, en - kijk eens - alles uit die heldere droom is gebeurd!"
Hoofdstuk 143: Droom en werkelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] IK zeg: "Kijken jullie eens wat rond of er in werkelijkheid geen dingen zijn gebeurd die je in je droom gezien hebt!"
Hoofdstuk 143: Droom en werkelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De HOOFDMAN zegt: " Ja, ja, juist, ja, - van angst alleen al zou ik bijna die heerlijke droom vergeten zijn! Ja, als deze berg zo zou zijn als ik hem gisteren in mijn droom zag, dan zou het natuurlijk prettig zijn om hem nog wel duizend keer te bestijgen, maar een droom blijft een droom!"
Hoofdstuk 145: De werkelijkheid van de gezamenlijke droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] De naast hem staande EBAHL zegt: "Helemaal niet, vriend! Ik zeg je dat dit keer onze gezamenlijke droom helemaal werkelijkheid is geworden. Sta op en loop naar de randen van de top, dan zul je je overtuigen dat onze berg zelfs naar de zijde van de zee heel glooiend afloopt en overal zonder het minste gevaar begaanbaar is, naar beneden en naar boven! Ik heb mij overal al van overtuigd en zeg je de volle waarheid. Kom en overtuig jezelf!"
Hoofdstuk 145: De werkelijkheid van de gezamenlijke droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] En de beide ESSENEN zeggen: "Dat dachten wij al, want wij hebben, zoals jullie ons dat geleerd hebben, de Heer in onze harten hetzelfde gevraagd en ogenblikkelijk kregen wij heel duidelijk antwoord in ons hart. Daarom vonden wij het wat vreemd dat jullie het hardop vroegen. Maar zoals gezegd, wij dachten meteen dat zoiets bij jullie vaak nog puur uit gewoonte kan gebeuren en stelden ons daar volkomen mee tevreden. Wij hebben vannacht zulke merkwaardige droomgezichten gehad, zoals wij, zover wij ons kunnen herinneren, nooit eerder gehad hebben. En wat daarbij het wonderbaarlijkste is: ieder van ons heeft precies hetzelfde gedroomd, en alles wat wij in die zeer vreemde droom zagen, is nu op klaarlichte dag werkelijkheid! Nee, dat is nog nooit gebeurd!
Hoofdstuk 147: De stem van de Heer in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] EEN van de vijf zegt: "Ja, er gaat mij nu een licht op! Het lijkt wel alsof Ik een boze droom heb gehad en uit deze droom herinner ik mij nu, dat ik door een roversbende gevangen werd met nog vier anderen. Wij werden in een donker hol gebracht en daar in handen van duivels overgeleverd. Die bewerkten ons eerst van buiten, om roofmoordenaars van ons te maken, wat zij ook waren. Omdat wij ons daar erg tegen verzetten, namen de duivels bezit van onze lichamen. Toen verloren wij zo goed als geheelons eigen bewustzijn en een duivelse hunkering en aandrift maakte zich van onze harten meester en wij waren voor ons zelf zo goed als verloren. Wat wij toen in die verschrikkelijke toestand allemaal uitgevoerd en ondernomen hebben, daar weten wij niets van. Ik kan mij alleen nog herinneren dat wij pas kort geleden door Romeinse krijgslieden zijn gevangen genomen. Wat er echter daarna met ons gebeurd mag zijn, is mij in ieder geval geheel niet beken.d en ik weet beslist met hoe wij hier zijn gekomen en waarom eigenlijk! Men moet ons erg mishandeld hebben, want we zitten nog vol wonden en builen, die zover ik voel nu in ieder geval geen pijn meer doen. Ach, God, het moet ons toch wel erg slecht zijn vergaan!?"
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] Voorlopig is er dus nog helemaal geen sprake van een zogenaamd gemoedelijk leven dat net een zoete droom lijkt, maar er moet zonder ophouden gewerkt, gestreden en onderzocht worden!
Hoofdstuk 29: De wijsheid van Cyrenius tegenover die van Mathaël. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] MATHAËL zegt: "Heel goed! Die hadden ook allemaal een leer die voldoende was om de fantasie van de ziel actief te houden. Mettertijd wortelt de ziel in zo'n fantasie en leeft daar vervolgens in als in een droom en in die droom kan zij duizenden jaren leven.
Hoofdstuk 31: Mathaël over de weg naar het ware leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De overtuigende, andere kijk die Julius had op de zaak, maakte dat de verhoorden versteld stonden en SUETAL wist eerst niet wat voor commentaar hij daarop kon geven. Maar na een poosje zei hij toch heel ernstig: "U heeft volkomen gelijk, maar daarom staan wij niet minder in ons volste recht! Kijk, als u een kind al vanaf de wieg steeds voorhoudt dat twee noten en twee noten samen vijf noten zijn, dan zal het kind dat geloven en het u nazeggen en tenslotte zal het moeilijk zijn om de reeds volwassen geworden jongeling uit de droom te helpen. Wie heeft ons tot op heden de wet van Mozes zo uitgelegd als u nu? Wat bleef er voor ons over, dan de wet zo op te vatten als deze ons vanaf de wieg is uitgelegd? Onze ouden begrepen hem zelf niet beter en de gehele tempel begrijpt hem waarschijnlijk ook niet, of wil hem niet begrijpen. Waar zouden wij dan het juiste begrip vandaan hebben moeten halen? Bovendien hebben wij, leerlingen in de tempel, Mozes als zodanig nooit te zien gekregen, omdat dat alleen maar is toegestaan aan de oudsten en de schriftgeleerden! En zegt u ons nu dan eens waar wij de juiste betekenis van de wet vandaan hadden moeten halen! Wie zou hem ons, zoals u, op de juiste manier uit hebben moeten leggen?"
Hoofdstuk 39: Suetal vertelt over de kennis van de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Maar nog voor de vragers echt naar hem omkeken, was Raphaël al bij de oever met de drie tamelijk grote schepen en hij stond aan boord van het schip waar de vrome Griek zich met zijn nog vromere dochter vol verbazing en ontzetting bevond. Want in de eerste plaats kwam hem die onbegrijpelijk snelle landing aan een hem geheelonbekende kust voor als een droom, en ten tweede wist hij niet wat hij moest denken van de jonge schipper en hij kon zich over deze wonderbare verschijning ook geen rekenschap geven, want de verandering gebeurde te snel en te wonderlijk verrassend.
Hoofdstuk 82: Raphaël redt enige Grieken uit de verdrukking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23