Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9032 resultaten - Pagina 3 van 603

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[12] ('Want Wie God gezonden heeft, Die spreekt Gods woord. God geeft echter Zijn geest niet volgens de maat.' Joh. 3:34 ) 'Zo is het nu ook met Hem, Die van God gekomen is om van God te getuigen en het zuivere woord van God te spreken. Hijzelf is de onmeetbare zee. Als Hij aan iemand Zijn geest geeft, dan geeft Hij deze niet volgens de oneindige maat, die alleen maar in Gods eindeloze volheid bestaan kan, maar naar de maat die in de mens is. Maar als de mens de geest behouden wil, mag zijn eigen ruimte niet beschadigd en onafgesloten zijn; maar deze ruimte moet dicht en goed afgesloten zijn!
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Dit is het laatste en belangrijkste getuigenis van Johannes over Mij en het behoeft geen verdere toelichting, omdat het op zichzelf al goed begrijpelijk is.
Hoofdstuk 24: Enon. Het grote getuigenis van Johannes de doper. Bekering van de Samaritanen. Genezing van de koningszoon. Onderweg in Samaria. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (De vrouw antwoordde en zei tot Hem: 'Ik heb geen man.' Jezus zegt tot haar: ' Je hebt terecht gezegd: Ik heb geen man.' Joh. 4: 17) De vrouw antwoordt daarop heel bits: 'Ik heb geen man', waarop Ik dan enigszins glimlachend tegen haar zeg: 'Kort, goed en waar, je hebt nu helemaal de waarheid gesproken.'
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] In de ogen van de priesters te Jeruzalem waren de Samaritanen daarom dan ook het verachtelijkste en het godslasterlijkste volk der aarde. Daar stond tegenover dat de priesters uit Jeruzalem bij de Samaritanen zo'n aanzien hadden, dat zij gewoonlijk iemand met 'tempelpriester' aanduidden, als deze persoon in hun ogen zeer slecht was. Als bijvoorbeeld een opgewonden Samaritaan zonder reden tegen iemand 'Jij Farizeeër' zei, dan bracht de uitgescholdene dit voor het gerecht en de belediger moest dan zijn onbezonnenheid vaak met een forse geldboete of een jarenlange gevangenisstraf bekopen. Het is dus wel te begrijpen dat het voor een Farizeeër of een soortgelijke priester niet geraden was ook maar een voet in Samaria te zetten. Dat kwam Mij, en allen die Mij volgden, goed van pas, want in Samaria waren we voor de kwade vervolging van de tempeljoden veilig.
Hoofdstuk 25: De Heer trekt door Samaria naar Galiléa. Bij Sichar aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] (Dan zegt de Samaritaanse vrouw tegen Jezus: 'Hoe kunt u, die toch zo gezien een Jood bent, aan mij, een Samaritaanse vrouw, om water vragen? Joden hebben toch geen omgang met ons Samaritanen.' Joh. 4:9) De vrouw zet grote ogen op omdat ze ziet dat Ik een Jood ben, en zegt na een poosje: 'U behoort toch ook tot degenen, die mij stad inwaarts ontmoetten en vroegen waar men ergens eten kon kopen? Dat waren trotse Joden; u bent beslist ook een Jood, zoals aan uw kleding te zien is, en ik ben een Samaritaanse vrouw! Hoe kunt u nu van mij verlangen dat ik u water te drinken geef?! Ja ja, jullie trotse Joden, als u in nood zit is een arme Samaritaanse vrouw goed genoeg, maar in alle andere gevallen tellen we niet mee! Nu, als ik met deze kruik water heel Judéa kon verdrinken, dan zou ik u met groot genoegen uit deze kruik het gevraagde water laten drinken; maar anders zie ik u liever sterven van dorst, dan u ook maar een druppel uit deze kruik te geven!
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] (De vrouw zegt: 'Heer! U heeft toch niets om mee te putten en de put is diep! Waar haalt u dan het levende water vandaan?' Joh. 4: 11 ) Maar de vrouw antwoordt: 'U kent de Schrift nogal goed! Maar, zoals ik kan opmaken uit uw vraag om een slok water uit mijn kruik, en omdat u zeker niets hebt waarmee u het water uit deze bron scheppen kunt, en u met de hand het water niet kunt bereiken omdat de bron te diep is en niemand met de hand bij het water kan komen, daarom zou ik wel eens willen zien met welke truc u dat water uit het niets te voorschijn kunt toveren!? (Of wilt u mij misschien heel bedekt te verstaan geven, dat u zin heeft om het met mij aan te leggen? Ik ben nog jong genoeg en aantrekkelijk ook, want ik ben nog geen dertig! Zo'n vraag van een Jood aan een verachte Samaritaanse zou echter toch wel een groot wonder zijn, want jullie vinden de beesten aangenamer dan ons Samaritaanse mensen! Werkelijk daartoe zou ik me nooit over laten halen!)'
Hoofdstuk 26: Bij Sichar. Aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Jezus zei tot haar: 'Vrouw, geloof Mij, er komt een tijd dat je noch op de berg, noch in Jeruzalem God de Vader zult aanbidden.' Joh. 4:21) Ik zeg: 'Vrouw, Ik ken je armoede, je nood en je slechte lichaam wel; maar Ik ken ook je hart, dat nu juist niet best, maar toch ook niet slecht te noemen is, en kijk, dat is de reden waarom Ik nu met je spreek. Waar het hart ook nog maar een beetje goed is, daar is ook nog iedere hulp mogelijk! -Maar je bent wel heel verkeerd bezig als je twijfelt over waar men God waardig zou moeten aanbidden, om door Hem verhoord te worden!
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Daarop zeg Ik: 'Hoor Mij goed aan en begrijp wat Ik je zeg! - Waarom twijfel je en beef je? Denk je dat God ook zo ontrouw aan Zijn beloftes is als de mensen onderling zijn?!'
Hoofdstuk 27: Het echte aanbidden van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De vrouw zegt: 'Ja Heer, nu heeft u duidelijker gesproken! Maar zeg mij: Heeft u nu geen dorst meer en wilt u niet meer uit de kruik van een zondares drinken?' Ik zeg: 'Beste vrouw, laat dat maar rusten, want zie je, jij bent Mij liever dan je kruik of je water! Toen Ik je te drinken vroeg, bedoelde Ik niet je kruik, maar je hart, waarin een veel kostbaarder water zit, dan in deze bron en in je kruik. Met het water van je hart kun je ook je hele lichaam genezen; want dat deel van jou wat Mij goed doet, dat zal je genezen, als je het geloof daarvoor hebt!
Hoofdstuk 28: De Heer maakt Zich bekend als de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] 'Mijn beste vrouw', zeg Ik, 'je bood weliswaar je hart niet aan, maar Ik heb het Zelf genomen toen Ik je om water vroeg! Daarom mag je je hart toch aan Mij aanbieden, want Ik neem ook de harten van de Samaritanen aan! Als je Mij liefhebt, dan is het goed; want Ik heb je allang, nog voor je aan Mij denken kon, liefgehad!'
Hoofdstuk 28: De Heer maakt Zich bekend als de Messias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De leerling zegt zeer ontroerd en pijnlijk getroffen: 'Heer, goede Meester, jammer genoeg heb ik U goed begrepen! Maar als het zo zal zijn, dan zullen wij geen grote vorderingen maken!'
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De mannen voelen de ernst van de situatie en zeggen: 'Ja als dat zo is, dan is deze tijd werkelijk zeer ernstig en zeer belangrijk! Dan moeten we echter wel met meer mensen gaan en er moeten er ook een paar bij zijn, die de Schrift goed kennen; het is wel jammer dat al onze rabbijnen zich op de berg ophouden! Maar misschien kunnen we Hem overhalen een paar dagen in ons midden te blijven en dan kunnen zij Hem ook toetsen!'
Hoofdstuk 29: Genezing van de vrouw aan de Jacobsbron. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Nu kijken de Samaritanen elkaar verbaasd aan en zeggen tegen de vrouw: 'Goed, goed, wees maar niet zo boos, we hebben het eerlijk gezegd niet zo kwaad gemeend; om het goed te maken beloven we je dat je nu ereburgeres van Sichar wordt. Zeg eens, ben je nu tevreden over ons?'
Hoofdstuk 31: Het echte ereteken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Dat de vrouw de Romeinse taal zo goed kende is niet zo verwonderlijk, want de Samaritanen spraken bijna doorlopend Romeins en ten dele ook Grieks, omdat ze zelfs in de taal iedere overeenkomst met de Joden wilden vermijden.
Hoofdstuk 31: Het echte ereteken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zei echter: 'ook al slapen de mensen, dan waakt toch de Heer, en de Heer zorgt voor alles, en degenen, die bij Hem zijn, behoeven er alleen maar voor te zorgen dat ze bij Hem blijven. Maakt u daarom gereed, zodat we deze Samaritaanse stad in kunnen gaan! Daar zullen we allemaal goed onderdak vinden. Deze vrouw hier, die Mij vanmiddag geen water wilde geven, heeft een ruim huis en zij zal ons, naar Ik meen, twee dagen onderdak niet weigeren.'
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...