Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5822 resultaten - Pagina 3 van 389

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] En ik geloof dat tussen U en ons, blinde en niets wetende mensen, bijna hetzelfde het geval is. U bent duidelijk de bouwmeester, die de wereld, het heelal en ook de mens zoals hij is, geestelijk en materieel in zekere zin gebouwd heeft, en derhalve ook het beste moet weten wat goed voor hem is en wat hij als redelijk denkend, zelf oordelend en zichzelf bepalend wezen moet doen en laten. En als U de mens dan nu door woorden en daden toont, dat U onherroepelijk Dezelfde bent aan wie hij zijn bestaan te danken heeft, en U hem verder laat zien wat hij moet doen om datgene te bereiken waarvoor U hem geschapen heeft, dan is het alleen maar de schuld van de blinde en domme mens zelf, als hij om onbelangrijke, materiële redenen het eeuwige leven verspeelt en hem dan de dood ten deel valt. En zo ben ik van mening dat ieder mens, die door Uzelf eenmaal is onderwezen en U heeft herkend als Degene die U bent, het onmogelijk meer kan nalaten om met alle liefde en vreugde precies zo te leven en te handelen als U hem bevolen heeft.
Hoofdstuk 219: Epiphanes' moed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] Er zijn echter ook zieke mensen die vanwege de zonden van hun ouders of ook wel voorouders reeds vanaf de moederschoot ziek ter wereld gekomen zijn. De zielen van zulke zieken zijn meestal van boven afkomstig en maken slechts een tijdelijke proef in het vlees door; voor hen is echter aan gene zijde in het rijk van de geesten toch al goed gezorgd, en ieder die voor hen zorgt en hen met liefde en geduld behandelt zullen zij ook aan gene zijde met dezelfde liefde en hetzelfde geduld in hun hemelse woningen opnemen.
Hoofdstuk 56: De voornaamste oorzaken van de ziekten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[13] DE REUS zei: 'Ellendige schurk, je bent het ook eeuwig nooit waard deze ware Godmens ook maar op tienduizend passen te naderen, laat staan met Hem te spreken! Ik weet precies wat de ellendige schurken in Jeruzalem en jij en je kwaadaardige handlangers tegen de hoogst verheven Godmens hebben. Wee jullie, als jullie het ooit zouden wagen Hem met jullie Beëlzebubklauwen aan te raken! Dan zullen jullie de grote Romein leren kennen!' - Daarop zette hij de overste weer op de grond en zei toen nog tegen hem: 'Heeft deze pure, almachtige Godmens hier bij jullie dan nog geen tekenen gedaan, zodat jullie hadden kunnen geloven dat Hij dezelfde Messias is als waarvan al jullie profeten voorspeld hebben dat Hij juist in deze tijd en in dit land ter wereld zou komen om de mensen van de eeuwige dood te verlossen? Spreek, ellendeling!'
Hoofdstuk 141: De mislukte overval van de overste van de synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] IK zei: 'Dat had je wel uit Mijn uitleg kunnen opmaken. Als God eeuwig is, dan zal Hij ook beslist van eeuwigheid geschapen hebben! Want wat zou Hij anders in de eeuwigheid vóór de tijd van de doorjou veronderstelde schepping van deze wereld, van de zon, de maan en alle sterren gedaan hebben, terwijl Hij toch eeuwig op dezelfde wijze volmaakt was?!
Hoofdstuk 226: Gods wezen en eeuwige scheppingsvreugde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Ik weet dat zeer goed en weet ook maar al te goed hoezeer jullie allemaal geheel en al afgeweken zijn van Gods woord, -en daarom ben Ikzelf nu in het vlees van een mens, zoals beloofd, naar deze wereld gekomen, Ik, die in de geest Dezelfde ben die op de Sinaï aan Mozes de wetten gaf, evenals eens aan Adam en later na de zondvloed aan Noach, Abraham, Isaak en Jacob, en zoals na Mozes ook aan de vele profeten. Ik ben gekomen om jullie allen door Mijn leer en daden uit jullie gericht en dood te verlossen, omdat jullie ondanks alle vaderen, ondanks Mozes en alle profeten in de harde gevangenschap van de zonde en de dood terecht zijn gekomen.
Hoofdstuk 190: Het eeuwige leven van de zielen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] Ik verrichtte als klein jongetje waarlijk grote tekenen om de mensen kenbaar te maken, dat Ik als Heer uit de hemelen naar deze wereld ben gekomen; maar in de loop der tijd hechtten de mensen er niet zoveel waarde meer aan en ergerden zich zelfs als Ik voor hun ogen een teken verrichtte. Maar toch ben Ik Dezelfde gebleven die Ik ben en zal voor de mensen weer tekenen verrichten om hun kenbaar te maken dat Gods rijk nabij gekomen is. Wanneer Ik dat echter zal doen, zal door Mijzelf te juister tijd bepaald worden. Heil degene die aan Mij zal geloven en zich niet aan Mij zal ergeren!
Hoofdstuk 206: De houding van de Heer als jongeling tegenover de priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Het is ook moeilijk om te bewijzen dat de ziel van de mens na de dood voortleeft, maar het is nog altijd gemakkelijker dan met zekerheid aan te tonen of, hoe en wanneer een enkel mensenpaar of misschien ook wel meerdere mensenparen in dezelfde tijd of in zeer verschillende tijden op deze aarde zijn gezet. Alleen een God kan dat weten, maar nooit een kortzichtig en ook veel te kort levend mens; want als hij dank zij zijn vele ervaringen misschien net tot het beschouwen van diepere waarheden zou kunnen komen, moet hij de wereld al verlaten! Omdat ik dat maar al te goed ken, geef ik werkelijk niets meer om zulke dingen en onderzoeken! Kortom, hoe het hele leven op aarde is ingericht, is en blijft voor denkende mensen slecht.
Hoofdstuk 216: Kritiek van de Romein op de aardse toestanden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Julius Caesar zei: 'Op deze aarde zal dat door mij beschreven gebied zich wel nergens bevinden, maar toch is het zo dat het plaatselijk overal kan zijn; want waar ik ben, is ook dat gebied. Zo langzaam aan heb ik wel geleerd dat de plaats, de omgeving en alles wat mij in onze wereld als schijnbaar levenloze materie omgeeft, uit mijzelf is gegroeid -zoals in zekere zin een boom uit de aarde- of met andere woorden: ikzelf ben de schepper van de wereld die ik bewoon. Ik en mijn vrienden bewonen daarom ook eenzelfde landschap, omdat wij eenzelfde liefde, dezelfde wil en derhalve ook eenzelfde denkwijze hebben; maar op dezelfde plek kunnen ook nog talloze andere geesten wonen, en ieder in een andere omgeving. Dat is het grote verschil tussen ons, geesten, en jullie, nog aardse mensen.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] En dat is ook hetzelfde en eindeloos grote verschil tussen God en ons mensen, die op Hem gelijken, dat slechts God alleen vanuit Zijn grote gedachten volkomen, zelfstandige en geheel vrije mensen in het leven kan roepen, terwijl wij, geesten, wel fantomen maar geen realiteiten in het leven kunnen roepen. Zo is ook de wereld die een geest bewoont, eerder een fantoom dan werkelijkheid; want geesten met een grotere volmaaktheid hebben mij ook hun wereld laten zien op een en dezelfde plaats, en die wereld zag er heel anders uit dan de wereld die ik bewoon. Maar dat zul je pas helemaal begrijpen en inzien alsje zelf een bewoner zult zijn van je eigen innerlijke geesteswereld.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Je kunt dus kriskras door een dergelijke door jouzelf geschapen wereld heen reizen, je blijft als individu niettemin onveranderlijk op één en dezelfde materiële plaats.
Hoofdstuk 33: De plaats van de geestenwereld (19.11.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[27] Toen zei Ik: 'Martha, Martha, jij bent nog steeds dezelfde, alhoewel Ik je al een paar keer om dezelfde reden Mijn mening gezegd heb! Jij maakt Je erg bezorgd om datgene wat van de wereld is, maar Maria heeft de beste plaats gekozen; daarom moet zij ook hier bij Mij blijven. We hebben immers toch eten en drinken in overvloed. Wat maak je je nu bezorgd om nog meer?'
Hoofdstuk 67: De Heer wekt een knecht op uit de dood (7.1.1861 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Maar Ik ben niet alleen naar de Joden gekomen, die vanaf het allereerste begin het volk van de ene ware God waren en zich ook nog zo noemen hoewel zeer velen vanwege hun slechte daden al sinds lange tijd een volk van de hel zijn geworden -maar ook naar de heidenen. Weliswaar stammen die ook af van dezelfde eerste mens op deze aarde, maar ze hebben zich in de loop van de tijd zo door de verlokkingen van de wereld laten verleiden, dat ze daardoor afvallig werden van de ene ware God, Hem niet meer kenden en vervolgens van dode en vergankelijke materie naar hun lust en believen zelf goden maakten en die vereerden en aanbaden, wat tegenwoordig nog heel veel het geval is, zoals jullie wel weten.
Hoofdstuk 4: De Heer getuigt over Zichzelf - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Daarop zei de Romein, wiens gemoed al veel beter gestemd was: 'O Heer en Meester van alle leven en bestaan, bij iemand die zich in zichzelf in Uw eeuwige helderheid van bestaan en leven bevindt en de grote wereld aan gene zijde met dezelfde alles doordringende macht van licht aanschouwt als U, zal de aanblik van zo'n mooie omgeving zeker niet de minste weemoed in zijn gemoed tevoorschijn roepen; maar onze menselijke kortzichtigheid, met name op het gebied van het innerlijke geest en zielenleven, valt zo'n weemoedigheid niet al te kwalijk te nemen. Want waar zou een mens, die in volslagen levensduisternis geboren en daarna opgevoed wordt, denkbeelden en zienswijzen over het ware, innerlijke wezen van het leven van de ziel vandaan moeten halen, aangezien hij immers al vanaf zijn vroegste kinderjaren met niets anders dan alleen de materie en de veelsoortige vormen daarvan te maken heeft gehad?
Hoofdstuk 168: De wens van de Romein - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Het is dus volkomen onmogelijk dat er ook maar een stipje vernietigd zou kunnen worden van wat er eenmaal is, omdat alles wat eenmaal bestaat in de eindeloze. .overvloed aan gedachten en. ideeën van de Heer en eeuwige Meester, Zijn onvernietigbare realiteit bezit. Dat de vormen, verschijnselen en bestaande dingen en wezens, die in de materiële wereld voorkomen, aan veranderingen en schijnbare vergankelijkheid onderhevig zijn, is door de Heer net zo vastgesteld als bij een wijze bouwmeester, die een grote, stevige burcht moet bouwen. Daarbij zul je bij het begin van de bouw ook een heleboel en allerlei ruwe bouwstenen, bakstenen, balken en nog een groot aantal andere voor. de bouw noodzakelijke dingen zien; maar al die op zichzelf afzonderlijke dingen zullen volgens de aanwijzingen van de bouwmeester eerst nog aan geweldige veranderingen onderworpen worden, voordat ze geschikt zijn om gebruikt te kunnen worden voor de bouw van de grote burcht, wat je uit het genoemde beeld veel gemakkelijk zult opmaken en begrijpen. Op precies dezelfde manier zijn alle dingen in de natuur, waarvan de mens de sluitsteen vormt, het voorafgaande bouwmateriaal, waaruit dan pas het wezenlijk bestaande en onverwoestbare van de geestelijke wereld voort moet en zal komen.
Hoofdstuk 176: Over bestaan en niet-bestaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Kijk, Degene die nu in Mij met jou spreekt, heeft ook al zo met het eerste mensenpaar van deze aarde gesproken en het dezelfde geboden gegeven die Ik nu weer geef aan jullie mensen, die de ene ware God en Heer helemaal vergeten zijn. Maar de met een volkomen vrije wil begiftigde mensen lieten zich maar al te gemakkelijk verblinden door de wereld en haar verleidende geest, vluchtten weg van God en handelden naar waar ze zin in hadden. Daardoor raakten hun zielen verduisterd en hun hart raakte verhard.
Hoofdstuk 12: De voortdurende inspanningen van de Heer voor de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...