Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

851 resultaten - Pagina 3 van 57

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[27] Judas neemt weer het woord en zegt: 'Dat is allemaal heel wijs en mooi gezegd, en het is in die vorm ook beslist waar; maar wat helpt dat allemaal? De leer is buitengewoon heerlijk, zuiver en waar - dat staat als een paal boven water -, en ook Uw daden zijn in ieder geval voor ons zoals we hier samen zijn, een meer dan voldoende bewijs van Wie Degene is, Die deze doet. Maar bij de gegeven gedragsregels zal de leer en zullen haar daden bezwaarlijk ooit algemeen op en aangenomen worden. Omdat ze eigenlijk zonder meer onvrede brengt in ieder huis dat haar aanneemt, zal ze zeer streng door de staat vervolgd, of geheel verboden worden, en dan zijn wij nergens meer. Wat dan? Als wij dan als aardse verkondigers van Uw leer en daden zeker maar al te gauw onder stenen of onder het zwaard, in het vuur, of misschien wel aan het kruis of in de leeuwenkuil opgehouden hebben te bestaan, wie zal dan wel onze plaats innemen en ons werk doen?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Ik zeg jullie echter bovendien, dat wie jullie opneemt, ook Mij opneemt; wie Mij echter opneemt, die neemt ook Hem op, Die Mij tot jullie gezonden heeft (Matth. 10:40), -en dat moet je goed begrijpen!'
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik mag en Ik kan met Mijn wil niemand Mijn kracht en macht schenken, tenzij iemand komt en ze zelf neemt; want Ik zal niemand ooit verhinderen zich naar eigen keus van het leven te beroven of het oordeel over zich af te roepen, en zo kan men ook Mijn macht en kracht nemen als men die voor een goed doel nodig heeft.
Hoofdstuk 145: De geest en de ziel van Johannes de doper. In Kis en op de berg van Kis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Toen Ik ook nog tegen de avond de uitnodiging aannam, om 's nachts daar te blijven, en Ik Kisjonah tenslotte vrijwillig beloofde, dat Ik minstens gedurende drie dagen en misschien nog langer bij hem zou blijven, toen was de boot helemaal aan bij de Farizeeën en aartsjoden. 'Zo -', zeiden zij, 'met zulk gespuis, met zulke aartszondaars en tollenaars geeft hij zich af, eet en drinkt met hen op de vriendschap, bedrinkt zich letterlijk en wandelt dan als een voornaam heer met de zondige dochters van de aartszondaar, doet aardig tegen ze, en gebruikt tenslotte heel zoete en tedere woorden om zulke aartshoeren het evangelie van God te prediken, in plaats dat hij ons gebiedt om deze monsters op te pakken en te verbranden! Dat zou een mooie Messias voor ons geweest zijn! Nu die vijf wulpse hoeren hem ingepalmd hebben, wil hij daar nog God weet hoe lang blijven.
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Kortom, hij is niets anders dan: ten eerste een geraffineerd magiër uit de school van Pythagoras, die z'n werk goed verstaat! Daarbij is hij een welbespraakt persoon, wat iedere magiër wel moet zijn om zijn kunst beter aan de man te kunnen brengen. Weliswaar neemt hij daarvoor geen geld aan; maar is dat nu wel zo prijzenswaardig? 0, dat doen alle magiërs het eerste jaar, om zo des te eerder beroemd te worden; maar als ze dat eenmaal zijn, dan hebben koningen vaak geen schatten genoeg om zulke kunstenaars tevreden te stellen!
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] In één woord, wij weten nu genoeg, en het is hoog tijd dat we bij hem weggaan; anders behekst hij ons nog en zijn we reddeloos aan de duivel overgeleverd! - Kijk nu toch eens, hoe hij de vijf dochters van die gehate tollenaar vleit, en hoe ze hem letterlijk aanbidden! Ik zet duizend pond tegen een stater, dat deze profeet en heiland, als hij nu naar Jeruzalem komt, maar al te gauw met de koningin van alle hoeren, de wereldberoemde Maria van Magdalon, zeer intiem kennis zal maken en met haar een hele hartelijke vriendschap onderhouden zal, - en misschien ook nog wel met Maria en Martha van Bethanië, waarvan men zegt dat die na Maria van Magdalon de meeste bezoekers krijgen!'
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] De tweede zegt: ' Als je zulke oudewijvenpraat als richtsnoer voor je leven neemt, dan is er met jou ook geen zinnig woord meer te spreken! Waar vind je dan de os of de ezel, die ooit een satan in het gewaad van een engel van God heeft gezien of gesproken? Waarlijk, nu doe je samen met al je andere femelaars, deze man onrecht aan!
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Dit zaad van de kennis gaat echter als volgt te werk: het wekt de levenskracht die in de aarde sluimert, en deze verzamelt zich dan meteen steeds meer rondom het zaad en maakt, dat dit ontkiemt en een plant wordt die veel vrucht geeft. Of wel, de echte kennis wordt in het hart omgezet in de daad, en uit de daad volgen dan allerlei werken; en daarover heeft Mozes het met zijn wijze woorden in zijn Genesis, en wel in het al hiervoor woordelijk besproken eerste hoofdstuk, de verzen 11 en 12.
Hoofdstuk 159: De derde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Een van de Farizeeën zegt: 'Verheven wijze vriend en Meester! Persoonlijk onderschrijf ik ieder van Uw aan ons allen gegeven woorden, want ze zijn volledig waar en moeten dat ook zijn. Maar als U naar Jeruzalem gaat en op deze wijze in de tempel de. Genesis uitlegt, dan wordt U en Uw gehele aanhang gestenigd als U Zich met heel duidelijk beveiligt door Uw goddelijke macht! Maar als U deze macht tegen. de tempelpriesters gebruikt, dan zijn ze ook veroordeeld, en die veroordeling zal dan weinig afwijken van een direkte totale vernietiging door bliksem en vuur van de hemel!
Hoofdstuk 159: De derde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Zoals gezegd, het is hoe dan ook een zeer hachelijke zaak. En daarbij is Uw wijze en scherpzinnige uitleg van de eerste drie in de Genesis beschreven scheppingsdagen zo goed, dat daar geen speld tussen te krijgen is. Maar nu is de vierde dag aan de beurt, waarop God zoals geschreven staat, heel duidelijk zon, maan en alle sterren schiep! Hoe wilt U dat op een andere wijze verklaren? Zon, maan en sterren zijn er nu eenmaal, en niemand kan op een andere manier dan zoals dit in de Genesis beschreven staat, verklaren hoe al deze grote en kleine lichten aan het firmament ontstaan zijn,
Hoofdstuk 159: De derde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Op dit moment klinkt er vanaf het nabijgelegen gebergte een luid gebrul van veel beren. Bij het horen daarvan zoeken de Farizeeën en aartsjoden snel hun toevlucht aan zee, klimmen daar haastig in vissersboten en duwen ze van de oever. Maar een harde wind drijft ze weer naar de oever, waar zich hier en daar een paar beren vertonen. Wel twee uur vechten ze tegen de wind, die hen iedere keer hardnekkig weer tegen de oever duwt zo dikwijls ze bij het wegvallen van de wind een paar vadem daar vandaan zijn gekomen. Na twee uur vertwijfeld vechten met de wind en de zee komt er tenslotte een groter schip; dat neemt de bijna vertwijfelde en haast van vermoeidheid omvallende mensen op en vaart met hen weg onder een zware storm, waardoor het schip bijna ieder ogenblik dreigt te vergaan. Zo worden ze een hele dag en een hele nacht gepijnigd en ze bereiken pas tegen de middag van de volgende dag de oever in de buurt van Kapérnaum.
Hoofdstuk 150: De bestraffing van de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] 'Wat leest u dan in Genesis? Staat er niet het volgende:
Hoofdstuk 160: De vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Kijk, zo luidt woordelijk het scheppingsverhaal van de vierde dag volgens Genesis.
Hoofdstuk 160: De vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Volgens Genesis schiep God toch al op de eerste dag het licht, en zo ontstond uit de avond en de ochtend de eerste dag. Zeg dan eens welk licht drie dagen lang voldeed om voor dag en nacht te zorgen? En op de vierde dag zegt God weer: 'Laat er lichten aan de hemel zijn!' Dan vraag Ik: Wat zijn dat dan voor lichten die dag en nacht moeten scheiden? Als het op de eerste dág geschapen licht al drie dagen tengevolge gehad heeft; waarom moeten er dan nu op de vierde dag nog meer lichten komen voor datzelfde doel? Daarbij is er alleen maar sprake van 'lichten'; maar over een maan en een zon wordt helemaal niets gezegd! Deze lichten veroorzaken daarbij ook nog tekenen -wat voor tekenen dan? -, vervolgens tijden -welke dan? -, en dagen en jaren -wat voor dagen en jaren dan? -Is de nacht dan niets? Telt de nacht dan niet net zo goed mee als de dag?
Hoofdstuk 160: De vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Wel, dat is dan de vierde scheppingsdag waarover Mozes in zijn Genesis spreekt. Net als de vorige drie is deze, zoals wel te begrijpen is, ontstaan uit dezelfde avond en ochtend van de mens.
Hoofdstuk 161: Vervolg van de vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...