Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1060 resultaten - Pagina 3 van 71

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[14] Terwijl de opperrechter alles precies bekijkt, zegt hij: 'Ik geloof dat het nu wel duidelijk is, waar de belasting en schatting bleef, die van Pontus en Klein-Azië naar 'Rome is gezonden! Ondanks jullie geslepenheid zal het je erg moeilijk vallen, te bewijzen dat dit jullie rechtmatig bezit is; maar ik durf bij alle goden en hun hemelen te zweren, dat ik hier voor mij de zichtbare, en in Rome reeds lang verwachte, belastinggelden en andere schatten al zo goed als in handen heb. Blijven jullie dus nog maar netjes hier; als het gerechtshof bijeen is, zal ik met een grote ondervraging beginnen!'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als de Farizeeën deze woorden van de opperrechter horen, worden ze bleek om hun neus, en ze beginnen behoorlijk koorts te krijgen, hetgeen de oplettende opperrechter niet ontgaat; en hij zegt tegen de rechter van Kis: 'Broeder ik geloof, dat we de grote roofvogels al in ons net hebben.'
Hoofdstuk 234: Een goede vangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Als de beide commissarissen vertrekken om de bewuste schatten op te halen, beginnen wij meteen met de verdeling van de panden en de kinderen, die 's nacht al merendeels hun ouders gevonden hebben; maar er waren er toch een aantal, waarvan de ouders ziek thuis lagen van hartzeer en verdriet en daarom niet naar Kis konden komen om daar hun kinderen en andere zaken af te halen.
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Deze geesten houden zich aan elkaar vast en vormen weldra een bepaald soort geheel eigen intelligente zielen. Als zij zich tot op deze hoogte ontwikkeld hebben, verlaten zij weldra de eigenlijke ziel als bezitster van het lichaam en beginnen voorzieningen in het lichaam aan te brengen die ze voor hun eigen doeleinden denken nodig te hebben.
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Faustus beveelt nu meteen de dienaars om al deze schatten naar buiten te brengen. Maar als zij daarmee beginnen, zijn ze niet sterk genoeg om de vele zware metalen kisten op te tillen, en zij vragen Mij of ik hen de daarvoor nodige kracht wil geven!
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Tijdens, een goede nachtrust gaat de nacht echter snel voorbij en dat was ook hier het geval; men dacht pas een paar minuten te slapen toen het heldere morgenlicht allen reeds riep om de behaaglijke rustplaatsen te verlaten en weer met het dagelijkse werk te beginnen. Het reeds vroeg klaargemaakte morgenmaal nodigde iedereen uit de verschillende slaapvertrekken in de grote eetzaal. Daar gebruikten allen net als in de voorgaande dagen het morgenmaal en brachten Mij na de maaltijd voor het eerst gezamenlijk in de naam van Jehova dank en lof zoals David dat deed toen hij zei (Psalm 33):
Hoofdstuk 7: Het loflied van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Tijdens deze schitterende toespraak van Cyrenius worden degenen, die Mij voordien wilden stenigen, lijkbleek en beginnen te beven alsof een hoge koorts hen bevangen had, want ze dachten dat Ik nu volledig wraak op hen zou nemen en hen aan zou klagen bij Cyrenius, die zij meer vreesden dan de dood; want hij liet nooit met zich spotten! Zoals bekend waren de Romeinse rechters uitermate streng in de uitvoering van hun gevelde rechterlijke uitspraken en oordelen. De Joden, -maar vooral deze Nazareese oudsten, Farizeeën en schriftgeleerden, waarvan er een paar weet hadden van de Romeinse belastingroof -, waren daarom onbeschrijflijk bang voor hen.
Hoofdstuk 20: Sarah 's belevenissen in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] CYRENIUS zegt: "Hebben jullie gehoord hoe een uit de dood opgestane, jullie van nog ergere dingen beschuldigt dan van welke roof of moord dan ook? Wat moet ik na deze zeer ernstige beschuldiging nu met jullie doen? Aan het kruis hangen zou veel te gering zijn! Jullie tot op het gebeente een hele dag lang laten geselen en pas dan de koppen af laten slaan, zou ook veel te zachtzinnig zijn! Maar ik weet al wat ik zal doen, en jullie zullen je niet over mij behoeven te beklagen!" Als Cyrenius hen zo toespreekt worden ze allemaal lijkbleek en beginnen ontzettend te jammeren en te smeken.
Hoofdstuk 21: Cyrenius en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] CYRENIUS zegt: " Alles wat U mij nu zegt is ontegenzeglijk waar, maar ik vraag U toch nog terwille van mijzelf: Wat kan men dan doen tegen de weerspannigheid van de mensen, die net als deze Nazareeërs aan geen God en geen hogere openbaring meer geloven en de geboden van God met hun handelingen publiekelijk honen?! Moet men die dan ook nog zonder strenge wereldse wetten laten, zodat ze zonder enige vrees hun losbandige lusten naar believen kunnen botvieren? Daarbij houden ze zich al sinds lang niet meer aan welke goddelijke wet dan ook, en onder elkaar, en met hun buren, beginnen ze zich erger te gedragen dan de verscheurende dieren uit de woestijn en de bossen! Ik vind strenge wereldlijke wetten geheel op hun plaats, teneinde zulke totaal verwilderde mensen weer tot de orde te roepen en hen daardoor tot de kennis van God terug te brengen!"
Hoofdstuk 26: De mens en de wet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Als een mens, zonder onderscheid van geslacht, huidskleur en aardse belangrijkheid, door God geschapen is voor deze allerhoogste roeping -wat je nu wel volkomen duidelijk zal zijn -, kan zijn geestelijke ik nooit gedwongen worden tot datgene waarvoor God hem bestemd heeft. Ieder voorschrift moet zonder dwang zijn en alleen voor aanwijsbaar kwaadwillige tegenstanders van het vrije voorschrift moet er een deugdelijke, altijd op de vrijwillige verbetering van de mens gerichte straf gegeven kunnen worden. Deze straf moet echter altijd zodanig zijn, dat zij niet als een willekeurig, maar als een noodzakelijk gevolg van het niet opgevolgde ordevoorschrift ondervonden wordt. Dan zal de menselijke geest daardoor beginnen met zelfstandig te denken, en het gegeven voorschrift al gauw tot het zijne maken en ernaar handelen. Een geheel willekeurig vastgestelde straf voor een vergrijp, zal het menselijke gemoed altijd verharden en verbitteren en van de mens een duivel maken, wiens wraaklust niet eerder zal uitdoven tot hij zich, hetzij nog in deze, maar heel zeker in de andere wereld op de ergste manier zal wreken, -wat hem toegestaan moet worden, omdat hij anders in de hel van zijn eigen hart in der eeuwigheid niet zou zijn te verbeteren!
Hoofdstuk 30: Samenhang tussen straf en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Maar laten we nu eens zien hoe we het met de vissen zullen klaarspelen, want zoals jullie merken, staan we al op het strand, en vissersboten zijn hier genoeg voor ons gebruik aanwezig. Netten en ander voor het vissen nodig gerei ontbreekt ook niet, dus kunnen we beginnen. De beide jongemannen, waarmee Cyrenius nog zeer enthousiast in gesprek is, zullen ons ook goede diensten verlenen! Laten we dus maar meteen aan de slag gaan!"
Hoofdstuk 42: De jongste dag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] CYRENIUS zegt: " Als de Heer er niets op tegen heeft kunnen wij dat laten doen, maar ik denk dat wij in de eerste plaats aan de Heer en vervolgens ook aan de twee engelen een heel betrouwbare geheime politie hebben en dat het niet nodig zal zijn om zolang wij hier zijn een andere te gebruiken. Als we later weer gescheiden zijn van dit heilige gezelschap uit de hemelen, dan zullen wij ons jammer genoeg weer van geheime verkenners moeten bedienen om op de hoogte te blijven van de gezindheid van de mensen en dáár meteen voorzorgsmaatregelen moeten treffen, waar zich voor de staat ongunstige samenzweringen beginnen voor te doen. Maar zoals gezegd, als de Heer het goed vindt en Hij het wenst, ben ik direkt bereid het noodzakelijkste uit te vaardigen."
Hoofdstuk 48: Jeruzalem, de 'Godsstad'. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg tegen Cyrenius:"Houd maar op, want voorlopig weet Ik zo al van alpha tot omega wat er nu in de stad voor en tegen ons gezegd wordt. Over het geheel genomen is het zeker niet gevaarlijk, want dit volk is voor bepaalde boosaardigheden veel te blind en te dom. Houd er dus maar over op! Vanuit Nazareth zal nooit een opstand beginnen, daar kunnen jullie van verzekerd zijn. Overigens is Mijn vriend Borus steeds de betrouwbaarste geheime politie; hem ontgaat letterlijk niets, -hetgeen in de niet zo grote stad niet zo moeilijk is. Bovendien zou Ik Mijn engelen kunnen opdragen om te spioneren, en dan zouden jullie in één ogenblik meer kunnen ontdekken dan wanneer jullie tien jaar lang 4e pienterste spionnen zouden gebruiken. Maar zoals gezegd, hier is zowel het ene als het andere niet nodig, -en daarom gaan wij helemaal onbezorgd slapen. Alleen Jaïrus zal nog een bode naar Jeruzalem sturen en hem het bericht moeten meegeven van de ambtsafstand. Morgen zullen wij geheel andere zaken te behandelen krijgen."
Hoofdstuk 48: Jeruzalem, de 'Godsstad'. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] De sabbat in de tempel zal tijdens de bekende ceremonie meteen onderbroken worden en de veiling van de baan van overste te Kapérnaum zal direkt beginnen, en van de terugkerende bode zul je zelfs de naam van je opvolger vernemen.
Hoofdstuk 48: Jeruzalem, de 'Godsstad'. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar noch mijn, noch jullie duidelijke begrip vermindert het kwaad waarin wij ons zo zichtbaar bevinden. Het is en blijft de grote en belangrijke vraag, wat wij nu moeten beginnen.
Hoofdstuk 51: De nagemaakte ark des verbonds. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...