Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13994 resultaten - Pagina 3 van 933

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[40] Vraag het aan de stenen, vraag het aan het gras, vraag het aan de lucht, vraag het aan het water, ja vraag het aan alles wat je tegenkomt, alleen niet aan mensen, - en alles zal jullie de grote God verkondigen en over de oneindige wonderen van Zijn liefde vertellen; alleen jullie vrije mensen, die voor eeuwig in gelukzaligheid zouden moeten leven, konden jullie Schepper, jullie oneindige Weldoener geheel vergeten! - Geen wonder dat jullie geen namen hebben; met welke naam zouden jullie benoemd kunnen worden? Duivels kennen God en vluchten voor Hem; satans kennen God ook, haten Hem, omdat Hij God is en Heer over hun bestaan. Wie zijn jullie eigenlijk, die door Zijn oneindige liefde van duivelen en satans tot vrije mensen geworden zijn en Hem geheel en al vergeten zijn en jezelf in je muggenkracht voor goden aanziet, terwijl jullie met stenen en knuppels op elkaar inslaan en holle steenhopen oprichten, die je dan steden noemt? Zie, zoals jullie zijn, zijn jullie niets; een grashalm is meer en een klauw van een hyena is een heiligdom vergeleken bij heel het talrijke gebroed van dergelijke mensen die jullie in Hanoch achtergelaten hebben en die zijn zoals jullie tot nu toe zelf waren!
Hoofdstuk 33: De afvaart van de Meduhedieten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[36] Geliefde Adam, zie, Ik, de eeuwige Liefde van God, uit wie al het leven stroomt, vraag dit van je: bederf voor Mij niet het grote werk dat Ik aan jou verrichtte! Je weet immers welke lange tijd der tijden er vervlogen is, sinds Ik je opving tijdens de eeuwige val van het leven naar de dood! Zie, er zouden wel een miljard aardse jaren verstreken kunnen zijn, als er toen reeds tijd zou hebben bestaan en Ik schuwde niets om jou, lieve geschapen broeder, te redden; maar omdat Ik al zoveel deed, doe jij dan nog het weinige en geef in jou aan Mij Mijn geliefde broeder terug, opdat wij voor eeuwig in God, onze heilige Vader, weer één liefde mogen worden. Amen'.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] Ik zeg jullie: Kenans droom zegt ons niets anders dan dat wij God, onze heilige Vader uit al onze krachten steeds meer lief moeten hebben en vol liefde ieder liefdeloos moment zouden moeten berouwen, dat ons dood gemaakt heeft zolang wij zonder liefde geweest zijn; want leven en 'lieven' is een en hetzelfde. Wie leven heeft, die leeft in de vreugde van zijn welbewuste bestaan en is tevens een vriend van zijn leven; maar als iemand geen vreugde meer zou beleven aan zijn eigen leven, zou hij immers ook uit het leven treden zodra hij de lust tot leven zou verliezen en dan zou hij zichzelf doden, zodat hij dan een zelfmoordenaar zou worden, net zo als Kaïn een broedermoordenaar werd. En hij zou bijgevolg tweevoudig sterven, ten eerste buiten Gods liefde en verder buiten zijn eigen liefde.
Hoofdstuk 43: Henoch verklaart de woorden van Adam en Kenan - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] O vaderen, zie welk een grootheid en diepte er in God heerst, - en ik, arm wormpje in het stof zou het na zulke woorden wagen deze voor jullie te verklaren, omdat deze tot onze grote troost toch voor een nieuwe hemel werden gezegd - en niet voor deze beperkte aarde?! Wij kunnen niets anders doen dan Hem liefhebben, die altijd heilig, heilig, heilig is en dat voor eeuwig zal zijn. Alles wat wij graag zullen willen leren kennen bestaat daaruit dat wij in staat mogen zijn Hem, onze heilige Vader, meer en meer lief te hebben - en laat onze grootste wijsheid daaruit bestaan, dat wij in staat zullen zijn Hem, die zo geheel en al de eeuwige liefde Zelf is, boven alles lief te hebben, - en dat wij en alles voor eeuwig door Hem worden bemint! Amen, amen, amen."
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Want wat ik spreek, is niet van mij, maar is alleen van de eeuwige Liefde van de allerbeste, heilige Vader, waarvoor mijn hele wezen Hem ook eeuwig zal loven, prijzen en danken; en er zal zich verder niets aan mij, buiten mij en in mij bevinden, wat niet gewijd zou zijn aan liefde, lof, prijs en dank tot onze zo buitengewoon goede, heilige en liefdevolle Vader, door Wie wij en alle dingen bestaan vanuit Zijn grote erbarming.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] Mijn wil is een dood willen en lijkt volkomen op die in een droom, waardoor ook juist alleen dat wordt bewerkstelligd wat men onvoorwaardelijk moet willen en wat een vreemde onnaspeurlijke macht je heimelijk dwingt te willen en te doen. Mijn liefde tot God komt mij voor als beminde ik de lucht en het water. Ik hoor het ruisen van de wind, maar er blaast zelfs nog geen vleugje zachtjes door mijn haar. Ik heb honger en dorst, maar wil eten noch drinken. Ik ben slaperig - en kan niet inslapen. Ik ben moe en mijn ledematen schuwen iedere rust. Ik bid tot God, maar mijn hart ligt als een steen onbeweeglijk op de grond. Ik kijk omhoog naar de lichtende hoogten, - zij zijn bedekt met de zwaarste wolkenmassa's. Ja, alles in me en buiten me komt mij zo heel vreemd voor! Ik ben, als was ik niets; en alles wat ik bekijk, schijnt slechts voor de helft te bestaan, of het is alsof het niet bestond, of alsof het spoedig zal vergaan.
Hoofdstuk 87: Eva berispt Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Hebben jullie die deemoed echter niet, wat is je liefde dan? - Een nachtelijke droom! - Wat Mijn erbarming voor jullie? - Het beroeren van een steen met een stok! - Wat Mijn genade? - Het licht voor een rottende boomstronk! - Mijn woord? - Een niet gehoorde klank voor een dode kluit aarde! - Wat Mijn liefde tot jullie? - Het waaien van een zachte wind over ongevoelige rolstenen! - Ja, wat tenslotte Ik Zelf? - Niets dan een verschaald denkbeeld zonder bestaan, of een zonnestraal voor een dier dat op de zeebodem of in het binnenste van de aarde slaapt!
Hoofdstuk 12: De grenzen van het leiderschap - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
[6] Hij leerde in de wereld of beter gezegd op de planeet aarde de mensen niets anders dan dat ze Hem boven alles moesten liefhebben en beloofde aan hen die dit doen, Zijn rijk, dat zou bestaan uit een steeds diepere kennis van God, uit een steeds groeiende liefde voor Hem en uit de uit deze kennis en liefde ontspringende onuitsprekelijke gelukzaligheid, die het eeuwige leven in God wordt genoemd.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] De verstandspreses zegt: beste vrienden, alvorens op deze vraag een deugdelijk antwoord te kunnen geven, is het noodzakelijk om verschillende zaken goed van elkaar te onderscheiden. Vooreerst moet het begrip `liefde' volkomen verstandelijk uiteengezet worden; pas dan zal men daaruit kunnen opmaken hoe ze zich verhoudt tot zichzelf en tot alles wat haar omgeeft. Het begrip `liefde' is niets anders en kan onmogelijk iets anders zijn dan een behoefte die zich uit en waarvan de oorzaak kennelijk niets anders kan zijn dan een gebrek aan datgene waarnaar de behoefte uitgaat. De behoefte lijkt op honger. Wanneer een mens een stevige honger heeft, dan heeft hij zo'n enorme eetlust dat hij er als het ware van overtuigd is dat hij op zijn minst een wereld moet opeten voordat zijn honger gestild zal zijn. Maar wat zegt de werkelijke ervaring over deze fantastische voorstelling? Niets anders dan: jij hongerige mens, eet maar een enkel pond brood en je zult voldoende verzadigd zijn! Kijk, precies hetzelfde is het geval met de meer geestelijke behoefte van het begrip `liefde'. De naar liefde hongerende mens is van mening dat hij de maag van zijn hart met de hele oneindigheid moet vullen voordat hij behoorlijk verzadigd wordt. Wat is echter de oorzaak van dit onzinnige verlangen? Deze is nergens anders te vinden dan in het niet verzadigd zijn van de horizon van eigen inzichten, waardoor dan noodgedwongen de ene leegte op de andere volgt; het ene gemis volgt op het andere en bijgevolg de ene behoefte op de andere. Liefde begeert verzadiging. Daar dit vermogen tot begeren echter een puur mechanische eigenschap van de geest is, woont in haar ook niet het vermogen om te beoordelen wat ze voor haar verzadiging moet verlangen. Omdat juist door dit vermogen tot begeren een leegte in het inzicht tot uiting komt, kan dit gebrek aan inzicht, wat hetzelfde is als helemaal geen inzicht, de voor zijn verzadiging noodzakelijke voeding dan ook niet beoordelen. Bij zo'n gelegenheid keren zulke leeghoofden zich dan met hun blinde vermogen om te begeren inderdaad naar het gebied van het oneindige en zijn dan van mening dat hen uit deze eeuwige hoorn van overvloed het ontbrekende als zogenaamde gebraden vogels in de mond zal vliegen. - Hoe ijdel zo'n echt waanidee eigenlijk is, ligt toch voor de hand, omdat zulke `oneindigheidliefhebbers' in plaats van een of andere volledige verzadiging slechts een steeds grotere honger krijgen. Dat is ook heel vanzelfsprekend en aan de hand van een natuurgetrouw voorbeeld ook goed te begrijpen. Stel je eens een gewoon hongerig mens voor met naast zich een korf met brood, terwijl hij zijn mond naar de oneindige ruimte toe steeds verder openspert, alsof hij de gehele aarde, de zon en de maan en de hele sterrenhemel zou willen verslinden, maar naar het brood naast zich niet omkijkt. Dan is het toch duidelijk dat hij met zijn honger naar de oneindigheid van uur tot uur hongeriger wordt en als hij niet spoedig naar de korf grijpt, tenslotte aan de hongerdood zal zijn overgeleverd. Hieruit kunnen jullie, geachte vrienden, toch zonder verdere uitleg gemakkelijk opmaken hoe het staat met de zogenaamde `liefde voor God'. De ware liefde voor God kan bijgevolg immers niets anders zijn en uit niets anders bestaan dan dat ieder willekeurig mens zijn inzichten tot aan de hem gegeven horizon moet naleven. - Deze verwezenlijking kan echter pas op gang komen wanneer de mens zich zelf en dus het hem gegeven domein heeft onderkend. Maar om dat te kun nen moet de mens heel zorgvuldig alle hindernissen uit de weg ruimen, zich van alle uiterlijke onbelangrijke behoeften bevrijden, en zich dan in zijcc eigen middelpunt begeven van waaruit het hem pas mogelijk wordt zijti hele horizon te overzien en zijn domein dan op te vullen met datgene wat hem is gegeven. Heeft hij dat met volharding en grote zelfverloochening tot stand gebracht, dan heeft hij ook zijn liefde of zijn begeren volkomen verzadigd. Wat hij van dit alles zal verteren, zal hij gemakkelijk meteen uit zijn eigen hem gegeven overvloed aanvullen. Dat is dan, vanuit het standpunt van het zuivere verstand bezien, een volledige en verzadigde liefde, die niet meer als honger maar steeds als een verblijdende verzadiging tot uitdrukking komt. Kijk, dat is nu voor mijn horizon de meest duidelijke opvatting. Kunnen jullie hier echter iets tegenin brengen dan kunnen jullie dat, zoals gezegd, even onbevangen doen als het mij vrij staat om te reageren op iedere tegenwerping.
Hoofdstuk 27: De overwinning en verlossing van een wijze stoïcijn - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Niets dan een bijna ondoordringbare buitengewoon ijzige nacht, door geen nog zo droevige dag meer afgewisseld, geen voedsel behalve wat zanderig mos en dit alles moet stroken met de door jullie priesters vaak gepreekte liefde, barmhartigheid en rechtvaardigheid van God?! Ik denk er nu al meer dan twintig jaar over na of er een God bestaat of niet, en als ik eens iemand ontmoet en met hem over dit onderwerp spreek, dan weet tenslotte toch niemand iets meer dan ik. Daarom verbaast het mij des te meer dat jij als gewezen priester, die toch steeds voor het zogenaamde rijk Gods hebt gewerkt, met precies hetzelfde lot bedeeld bent als ik. Ik denk dat we allemaal met Christus voor de gek gehouden zijn, want het is me vaak raadselachtig voorgekomen dat een God zich heeft kunnen laten doden! De oude, wijze Hebreeërs kenden Christus zeker beter dan wij en wisten Hem dan ook als een Joodse piëtistische dweper naar behoren uit de weg te ruimen om Hem daarna heel netjes de vroeger gelukkige Romeinen als een gezouten premie in de schoot te werpen omdat zij hun koningsstad hadden verwoest. Zij bleven bij hun oude God die toch kennelijk een veel goddelijker aanzien had dan onze gekruisigde. Alleen moesten wij naderhand ten gevolge van die geniale Joodse streek de God aannemen, die het door hen meest versmade wezen was. Ik denk dat dit laatste wel begrijpelijk is, want zou Christus werkelijk iets te betekenen hebben, dan moest hier in deze, ik kan je zeggen, eindeloos grote wereldsfeer toch iemand iets reëels over Hem weten. Maar je kunt er duizenden ontmoeten, die allen als louter nuchtere en bescheiden mensen zijn te beschouwen, maar niet één weet ook maar iets van Hem af. Ik kan je zeggen: ik heb al mensen ontmoet die zich reeds een- tot tweeduizend jaar in deze streek bevinden en ook al helemaal aan het mos eten gewend zijn. Deze waren toch tegelijk met Christus op aarde, als er onder ons gezegd ooit een Christus bestaan heeft, en toch weten zij evenmin iets van Hem af als wij. Sommigen van hen beweren zelfs deze naam nooit te hebben gehoord. Kijk, dat zijn zo mijn ideeën die ik mij in de loop van mijn verblijf hier en zo nu en dan ook al tijdens mijn aardse leven mij heel heimelijk heb gevormd. Hoe bevallen ze jou?
Hoofdstuk 29: In het rijk van de duisternis van het ongeloof - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] De vermeende tafeldienaar vraagt de woordvoerder: waaruit zal dit betekenisvolle onderwerp dan wel bestaan? Kijk, we hebben tot het paleis nog een flink stuk te gaan; daarom kun je het mij immers wel vertellen. Onze woordvoerder zegt: beste vriend en broeder, als je mij geduldig wilt aanhoren wil ik jou heel graag vertellen waaruit dit zowel voor mij als voor liet hele gezelschap meest belangrijke onderwerp bestaat. Je geeft me een wenk en zegt dat ik kan spreken; dus zal ik ook alles wat ik maar in mezelf kan vinden openhartig naar voren brengen. Op aarde had ik heel heimelijk ook al wel zulke denkbeelden, maar eigenlijk waren ze niets anders dan vluchtig voorbijtrekkende fantasieën die altijd weer, zoals het betaamde, plaats moesten maken voor mijn katholieke geloof. Mijn fantasieën bestonden en bestaan nu nog meer dan destijds uit het volgende: nummer één was voor mij altijd de zo hooggeplaatste, onbegrijpelijke drie-eenheid, tot Wie ik nooit de liefde van mijn hart geheel en al kon verheffen, wat ik ook maar deed of wilde. Ik had wel een erbarmelijke vrees, die samenging met een ongelofelijk heilig ontzag. Dat was dan ook alles wat ik voor dit allerhoogste, drievuldige Wezen voelde. Meer kon ik van mijn hart onmogelijk gedaan krijgen.
Hoofdstuk 56: Op weg naar Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] Waar ligt nu deze wortel? We zullen hem dadelijk vinden. Jullie weten, dat de liefde de oergrond en de basisvoorwaarde van alle dingen is. Zonder liefde zou er nooit enig ding geschapen zijn en zonder liefde zou er, hoe dan ook, geen bestaan denkbaar zijn, evenmin als er zich zonder wederzijdse aantrekkingskracht ooit een wereld volgens de wil van de Schepper zou hebben gevormd. Wie dat niet kan bevatten, moet zich maar eens een wereld voorstellen zonder deze wederzijdse aantrekkingskracht, en dan zal hij spoedig zien hoe zich alle atomen van een wereld plotseling van elkaar zullen scheiden en als het ware in het niets vervluchtigen.
Hoofdstuk 80: Over tweeërlei liefdes - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[16] Zo'n centrale zon is in zekere zin een hoofdzenuw van de grote wereldmens, en de kleinere zonnen en planeten zijn gelijk aan de kleinere zenuwen, de vezels en de draden. De hoofdzenuw wordt toch zeker door hetzelfde sap gevoed, waarmee de kleinere zenuwen, vezels en draden worden gevoed en onderhouden. Waar één Heer, één Schepper en een en dezelfde God is, daar kan in Zijn onmetelijke schepping ook slechts één goddelijke liefde, één goddelijke wijsheid en één goddelijke ordening bestaan! Tenzij jullie nog aan een of andere tweede God en Schepper zouden geloven, aangenomen dat jullie gemoed en jullie verstand tot zo'n dwaasheid in staat zouden zijn; dan zou het wel gerechtvaardigd zijn om een andere kijk op de ordening van de dingen te hebben en zou men eventueel een vraag zoals die van jullie kunnen stellen. Maar in de gegeven omstandigheden, waarbij het slechts volkomen om één God gaat, blijft het bij één kost, één wijsheid en één ordening. - Daar we dit alles nu toch zeker duidelijk inzien, zullen we ons dan ook weer dadelijk een verdieping hoger begeven en wel naar de zevende verdieping of achtste galerij. Ook al ziet deze wenteltrap er nogal luchtig uit, trek je daar maar niets van aan, want hij zal ons nog best dragen. Laten we daarom gaan!
Hoofdstuk 41: Liefde en wijsheid, hun onderlinge relatie en harmonie - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Wij burgers van deze aarde kennen alleen jouw verheven wetten der liefde, die we verplicht zijn trouw na te leven, zelfs ten koste van ons eigen leven! Het overige gaat ons weinig aan. Het is wel mogelijk dat er op een zonnewereld andere wetten gelden, die misschien wijzer of ook dommer zijn dan die jij, beste mensenvriend, ons hebt gegeven? Maar voor iedere burger van deze aarde zou het zeker al te gek zijn als hij zijn leven zou willen richten naar wetten die ergens op verre zonnen bestaan. Wij aanvaarden maar één wet als goddelijk waar en geldig, waaronder, naar het oordeel van het onbevooroordeelde zuivere verstand, iedere menselijke samenleving zo goed mogelijk moet kunnen bestaan. Wat een of ander fatum daar echter tussen strooit, is niets anders dan slecht onkruid tussen de heerlijke tarwe die jij, edele mensenvriend, op de ondankbare aarde hebt uitgestrooid. En dit onkruid verdient niets anders dan dat het wordt verbrand in de vuuroven van een volkomen rechtvaardig gericht!
Hoofdstuk 16: De Heer belooft de vervulling van rechtmatige wensen, maar maakt kritisch voorbehoud. Roberts vurige rede tegen tirannen - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
[6] De Godheid die echter ook zo'n wezen zijn vrijheid niet wil afnemen, kan in dat geval niets anders doen dan zulke afgedwaalde wezens in hun geaardheid aanroepen en met liefdevolle ernst hen de weg wijzen waarlangs ze weer in verbinding kunnen treden met de liefde en wijsheid van God. Buiten deze verbinding is geen absolute vrijheid en dus ook geen geestelijk, eeuwig leven denkbaar. Want zonder deze verbinding werkt alleen maar de almacht van de Godheid, waarin alleen de kracht van de liefde en de wijsheid van God als één wezen van de Almacht, als het oerleven kan bestaan. Ieder ander, van dit oerleven losgemaakte leven moet in haar te gronde gaan en eeuwig verstarren, omdat het als zodanig onmogelijk aan de immense kracht ook maar de minste weerstand kan bieden!
Hoofdstuk 29: Ware betekenis van de tekst: 'ga weg van mij, jullie vervloekten!' Iedere kwaadwillige geest vervloekt zichzelf. Zonde tegen de heilige geest - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...