Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11480 resultaten - Pagina 21 van 766

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[4] Eens dacht ik bij mezelf: zou je wel een heel mooie vrouw kunnen liefhebben als zij ongeveer twee keer zo groot zou zijn als een kerktoren? In mijn fantasie stelde ik mij zo'n vrouw dan ook zo levendig mogelijk voor en - de hemel mag weten hoe het gebeurde - heeft mijn verbeeldingskracht dit gedaan of een of andere geest, hoe het ook zij, ik zag werkelijk een verschijning van zo'n immens grote vrouwelijke gestalte. Voorzover ik me kan herinneren, kon men deze gestalte werkelijk mooi noemen, maar in plaats van dat er in mijn hart iets van liefde ontwaakte, heeft zich enkel een helse schrik van mij meester gemaakt. Daardoor werd het mij duidelijk dat het menselijk hart niet in staat is al te grote dingen lief te hebben, maar dat het door iets dergelijks ontsteld raakt als een schuchter kind dat voor het eerst een gepantserde held ziet.
Hoofdstuk 56: Op weg naar Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Deze orde was eens een echt gerenommeerde boeteorde volgens de regels van de kerkleraar Augustinus die er, zoals bekend, veel aan gelegen was om het wezen van de drie-eenheid als een geconfirmeerd begrip vast te leggen. Deze overigens zeer ijverige christen is er zelfs door de Heer Zelf ernstig voor gewaarschuwd om het onderzoek naar de drie-eenheid verder voort te zetten. Maar desondanks stelde hij zich op één lijn met de roomse bisschop en stemde volkomen in met de te Nicea uitgebroede leer van de uit drie personen bestaande drie-eenheid. Hij probeerde dit beeld van de drie-eenheid door middel van zijn overigens grote wereldwijsheid binnen de kerk zoveel mogelijk rechtsgeldigheid te geven, waarom hij dan ook eervol tot kerkvader en kerkleraar werd verheven.
Hoofdstuk 65: Een monnikenklooster. Augustijnen en hun geloofsopvatting - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] Bij die gelegenheid wilde ik me over sommige religieuze onderwerpen nader laten informeren, maar men gaf me te verstaan dat ik moest zwijgen en uit de commissie zei men zo in het voorbijgaan: dank de opperste plaatsvervanger van Christus in alle deemoed voor zo'n grote genade van zijn kant en zet je reis voort, verlaat Rome zo vlug mogelijk, zodat je des te eerder thuiskomt om daar de wil van de heilige vader te vervullen. Ik volgde zijn raad op. Daarop werd mij zelfs de gunst verleend te worden toegelaten tot de voetkus. Maar met deze genade werd mij tevens meegedeeld, me niet langer dan 24 uur in Rome op de houden.
Hoofdstuk 74: Vraag naar de liefde tot Christus - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[8] Deze paradijsbewoners hebben wel nog de kloosterhemel voor ogen die we pas later zullen leren kennen, maar over die hemel hebben ze nog aanzienlijke bedenkingen. Daarom moeten deze hemelbewoners ook heel politiek zijn en de bedenkelijke kanten van hun hemel zo goed mogelijk geheimhouden, want anders zou het er met het paradijs, dat ook voor de hemel moet zorgen, gauw heel beklagenswaardig uitzien en onze montere engelen zouden de aanzienlijk grote tuin niet meer bewerken. Want jullie moeten weten dat de Heer om goede redenen toelaat dat deze mensengeesten hier evengoed als op aarde door de vlijt van hun handen en in het zweet van hun aanschijn hun brood moeten verdienen. Dus moeten ze werken, willen ze te eten hebben.
Hoofdstuk 70: Bij de paradijselijke augustijnen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[3] Kijk nu eens: de gasten die van alle kanten komen, gaan aan tafel zitten, grijpen met hun buitensporige reuzenhanden naar de kolossale vruchten en brengen die naar hun huiveringwekkende mond, die naar het lijkt groot genoeg is om bijna een aarde, als was het een aardbei, te verwerken. Jullie verbazen je erover hoe het mogelijk is, dat jullie dit fantastische drogfenomeen in zijn ontzettende omvang met jullie ogen met het grootste gemak kunnen overzien. Dat komt ten eerste omdat deze ogenschijnlijke grootte helemaal geen grootte is, maar enkel bedrog. Wij bevinden ons echter door de Heer in het helderste licht; daardoor kan zich voor ons ook niets zo bedrieglijk groot vertonen, dat wij het niet in al zijn valse facetten in één oogopslag kunnen overzien. Ten tweede heeft dat ook nog een andere reden en wel, dat voor deze geesten onze gestalten in gelijke mate vergroot en even waarheidsgetrouw zichtbaar zijn als hun grote, bedrieglijke verschijningsvorm. Dat is dus op deze manier te begrijpen.
Hoofdstuk 77: Komediespel in de kloosterhemel. De reuzentafel en het eten van werelden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk, het is best mogelijk dat de hemelbode al deze nu bevrijde broeders door zijn grote macht spoedig weer in hun vorige toestand zou willen brengen, omdat niet jij, maar Ik aan de door de hemelbode gestelde voorwaarde voor hun bevrijding heb voldaan. Maar Ik kan er wel voor zorgen dat de bode niet te weten komt dat Ik jouw arme broeders heb geholpen. In dat geval sta jij dan voor de bode als een volkomen gerechtvaardigd man, die zijn opdracht volgens de gegeven instructies perfect heeft uitgevoerd.
Hoofdstuk 92: Drie beproevingen om de dienstvaardigheid van de liefde te toetsen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] De prior zegt: o mijn Liefde, zal het water ons dan wel dragen? De Heer zegt: hoe kun je aan Mijn zijde daarnaar vragen? Weet je dan niet dat voor Mij alle dingen mogelijk zijn en dat Ik ook een Heer ben over alle wateren? Luister, Ik wil dat dit grote water meteen vast land wordt en dat zolang blijft en ons draagt, totdat we er allemaal overheen zullen zijn. Zodra we echter de bepaalde vlakte van het vaste land aan de overkant zullen hebben bereikt, zal dit vaste land weer overgaan in zijn golvende element. Aldus geschiede! Zie je nu nog water?
Hoofdstuk 98: Het geheim van de ware vooruitgang - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[13] De prior zegt: o vriend en broeder, dat zou verschrikkelijk zijn! Werkelijk, als dat mogelijk zou zijn, zou ik duizendmaal liever ofwel achter de vlammenkloof in de vuilste hoek zitten, of hier tenminste in de meest schamele kleding staan. Als de Heer me hier in deze kleding zou aantreffen en me misschien zelfs zou vragen: hoe kom jij, onwaardige aan dit gewaad van de hemelse eer? - Ja broeder, dan zouden honderd bergen nog te weinig zijn om me achter te verstoppen, zodat ik niet langer zo'n grote, welverdiende smaad voor het aangezicht van de Heer zou hoeven te verdragen. Als het jou misschien mogelijk is om mij een ander gewaad te verschaffen, dan zou je me zeker een grote liefdedienst bewijzen. Kleed al mijn broeders, die zeker waardiger zijn dan ik, in zulke hemelse gewaden, maar steek mij in gepaste lompen en laat mij dan helemaal achteraan staan als de Heer mocht verschijnen. Ik zal Hem dan onbespied in de grootste deemoed aanbidden, maar laat me niet op de voorgrond staan, want nu, zo gekleed, zie ik pas heel duidelijk in dat ik de allerminste onder mijn broeders ben!
Hoofdstuk 95: Verder op de proef gesteld. Het begin van de beloning - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[4] Onze jongedame merkt het, maar verbetert haar gedrag niet in het minst. Wel echter begint ze haar spel nog verder op de spits te drijven om zich te wreken op haar minnaar, die haar grote waarde juist begon te miskennen op het moment, dat zij deze het voordeligst voor hem wilde ontplooien. Bij die gelegenheid probeert de minnaar zich zo gauw mogelijk uit het gezelschap terug te trekken, met het voornemen in zijn hart: wacht maar gemene dame, als wij elkaar nog eens onder vier ogen spreken, dan zal ik jou eens mijn mening zeggen op een manier die je zal heugen! Want nu verlang ik niets anders meer dan mij voor jouw ontrouw passend op jou te wreken.
Hoofdstuk 115: Vruchten die voor de hel rijpen - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[1] Menigeen zou nu kunnen vragen: hoe kan men nu denken en voor mogelijk houden dat een of andere, in hoogste mate ondergeschikte levenskracht vanuit de sfeer van haar bewustzijn tegen een oneindige, absoluut volmaakte levenspotentie in opstand kan komen; want de lage levenspotentie moet er toch zeker iets van weten en er zich van bewust zijn dat een minimum aan levenskracht zich nooit staande kan houden tegenover het oneindige en dat er van een overwinning toch eeuwig geen sprake kan zijn! Goed, zeg ik, die tegenwerping klinkt niet slecht, maar berust nog in grote mate op onwetendheid. In een uitzonderlijk geval kan men haar wel bij benadering aanduiden, maar aangezien er in het zuivere geestenrijk geen hypothesen en dus ook geen benaderingen bestaan, maar slechts waarheden, kan ze dus ook geen volledig antwoord waardig zijn.
Hoofdstuk 108: In de hele schepping is niets voorhanden dat vernietigbaar is - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[10] Laten we eens kijken naar de bewoners van een grote stad en daarnaast naar die van een klein boerendorp. De bewoners van de grote stad weten zich van louter genotzucht geen raad; ze willen allemaal aangenaam leven, zich allemaal vermaken, allemaal pronken en indien mogelijk een beetje heersen. Komt een plattelandsbewoner in de grote stad, dan moet hij, wil hij niet grof bejegend worden, op z'n minst elke schoenpoetser en dergelijke lieden met 'weledele heer' aanspreken.
Hoofdstuk 81: Wat is hoererij? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[7] Als dit onweerlegbaar waar is, hoe is het dan mogelijk dat schepselen, ook al zijn ze naar hun aard volmaakt, het kindschap Gods verkrijgen, terwijl zij naar hun aard niet overeenstemmen met het hart van de grote God, omdat zij zich niet op een wereld bevinden die door God zelf in overeenstemming gebracht is met Zijn hart. Wat zou het een lichaamsdeel baten om in een hart veranderd te worden, al zou het ook nog zo'n sterke drang daartoe in zich voelen? Zal zoiets ooit gebeuren?
Hoofdstuk 60: Over de menswording van de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[20] De zon zelf is echter ook een dichte materiële, weliswaar immens grote klomp. Hoe is het dan mogelijk dat deze klomp niet onmiddellijk door de oneindig sterk oplosbare kracht vernietigd wordt? Kijk, waarom de zon zelf heel goed kan bestaan en ook andere wezens op haar, vinden jullie uitgebreid uitgelegd in de eerste inleiding tot de zon, die jullie door de Heer Zelf is meegedeeld. Ik zeg jullie dus hier alleen nog dat het licht van een stralend lichaam altijd naar buiten, maar nooit naar het stralende lichaam terug met zo'n vernietigende kracht werkzaam is.
Hoofdstuk 57: Elke wereld heeft haar ordening en bestaansgronden - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[3] Datgene wat jullie zozeer ter harte gaat, heeft niet zo'n grote betekenis als jullie wel denken, maar is van dien aard, dat het zonder meer bij de eerste aanblik boven in de open lucht vanzelf duidelijk zal worden. Wij zullen echter in die vrije ruimte heel andere dingen tegenkomen die verreweg van groter gewicht en een hoger geestelijk belang zullen zijn dan de twaalfde verdieping die jullie nog missen. Ga dus nu maar monter en vlug naar boven, zodat we zo vlug mogelijk onze vrije ruimte bereiken.
Hoofdstuk 54: Elfde verdieping. Het voortschrijden van de geest - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
[4] En als het nu derhalve van ons afhangt om hier ter plekke plotseling de grootste liefde voor de Heer op te wekken, dan zal het met de aanschouwing van de wonderbaarlijke dingen op deze galerij zeker eveneens grote problemen opleveren. Want we kunnen willen zoveel ons maar mogelijk is, toch kunnen we, ondanks al het diepste willen, ons hart op het moment van willen niet zo gemakkelijk laten ontvlammen als een kaars die we 's nachts aansteken. Dus hier, lieve vriend en broeder, zal goede raad hard nodig zijn.
Hoofdstuk 50: Over verliefdheid en over de liefde voor de Heer - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...