Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2241 resultaten - Pagina 21 van 150

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[14] De steenbok was voor de Egyptenaren te kostbaar om hem zo zonder meer zijn stoutmoedige bezoek aan het dal toe te staan! Kortom, er werden allerlei wachten uitgezet tegen de tijd dat men het dier in eerdere jaren vaak op de eenzame weiden grazend en rondspringend had waargenomen. Zodra er ergens ook maar één werd ontdekt, kwam na het ontvangen signaal alles wat maar lopen kon op de been.
Hoofdstuk 105: Verklaring van de drie laatste tekens van de dierenriem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] Omdat de steenbok dus bij de Egyptenaren in zo'n groot aanzien stond, waarvan men zich in dit land nog heden ten dage kan overtuigen, is het erg begrijpelijk dat de oude Egyptenaren deze periode waarin zij bezoek van de steenbok kregen, in de eerste plaats opdroegen aan dit kostbare dier en ook daarnaar noemden, evenals het sterrenbeeld waaronder de zon in die periode kwam te staan.
Hoofdstuk 105: Verklaring van de drie laatste tekens van de dierenriem. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar Helena kan door ontroering geen woord uitbrengen en schreit terwijl haar hart zich in een staat van hoogste verrukking bevindt. Dat duurt geruime tijd en nog steeds is Helena zo-ontroerd van vreugde omdat Ik bij haar kwam, dat tranen van vreugde haar het spreken beletten zodra zij verder wil gaan met Mij te bedanken.
Hoofdstuk 110: Het zoeken naar God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] Jij werd meteen al door de liefde gedreven, hoewel je meende te zondigen door Mij lief te hebben, en zie, je vond Mij. -Ik kwam jou en ook je vader Ouran meer dan halverwege tegemoet. Op gelijke wijze zullen in de toekomst allen die Mij willen vinden, Mij óók moeten zoeken en zij zullen Mij vinden zoals jij Mij hebt gevonden.
Hoofdstuk 110: Het zoeken naar God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] De Caesareeërs waren erg bang want zij verwachtten verschrikkelijke dingen, die naar hun mening over de hele wereld zouden komen. De Joden verwachtten het door Daniël voorspelde gericht en de heidenen de oorlog der goden, en het gewone volk kwam in opstand tegen de leidinggevende figuren door hun alle verdere gehoorzaamheid op te zeggen en het begon zelfs alles te vernielen wat het maar tegenkwam. Kortom na een paar uur ontstond er in de stad een grote chaos, waaraan echter de domme priesters het meest schuldig waren.
Hoofdstuk 115: De gevolgen van de natuurverschijnselen in Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Daarop kwam Cyrenius met Julius in aller ijl naar Mij toe en vroeg Mij angstig wat er in de stad aan de hand mocht zijn, want het leek wel op een volksopstand! Ik vertelde hem en Julius echter heel in 't kort de gehele toedracht van de zaak, zoals Ik die zojuist uit de doeken deed.
Hoofdstuk 115: De gevolgen van de natuurverschijnselen in Caesarea Philippi. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Daar is iedereen mee tevreden en rust daalt weer neer. op de uitloper van de berg, die door een klein, lager gedeelte afgescheiden is van het zich verder naar het zuiden uitstrekkende, hogere gebergte. Maar beneden aan de zee spelen zich al levendige taferelen af, want er zijn inmiddels bij de oude Marcus reeds verscheidene groepen mensen uit de stad aangekomen, die daar, zoals te verwachten was, in schrille kleuren hun nood beschrijven en klagen over het ongeluk dat over hun onschuldige hoofden kwam.
Hoofdstuk 132: Priesters en hun waardigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] Dan zegt de OVERSTE tenslotte: "Heer, de belastering is te groot! In zo'n geval kan men niet zo snel zijn kalmte herwinnen en weerwoord geven, maar daarbij moet men zich helemaal beheersen en bedenken hoe zo'n laster mogelijk is, en zinnen op de krachtigste middelen om deze neer te slaan en tot niets te reduceren. Wie kan bewijzen dat wij het volk dwongen te offeren?! Wij droegen slechts uit wat wij zelf ondervonden en vreesden! Wie kan bewijzen dat wij anders handelden dan wij volgens de profetie moesten aannemen?! Waren de tekenen er niet naar?! Of toont de geschiedenis ons niet voorbeelden in overvloed, waar Gods geduld ophield en plotseling een verschrikkelijk gericht over de mensen kwam?! Maar wij hebben ook genoeg voorbeelden, dat God, ondanks een zeker en onherroepelijk aangekondigd strafgericht, weer zijn grote genade en erbarming schonk aan de berouwvollen, als het volk terugkeerde tot ware boete en berouw.
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] Maar als uw wijze man, die die paar mensen tegen ons opzette, echt zo eerlijk was, waarom kwam hij dan niet naar óns en vertelde hij aan óns, wat hij aan een paar ontevredenen die ons steeds vijandig gezind waren, heeft verteld? Alleen een mens die onze verheven godsdienst niet kent en geen benul heeft van het goddelijk woord door de mond van een profeet en van het effect daarvan op een door hemelse tekenen bedreigde tijd, kan zo schandalig lasterlijk tegen ons te keer gaan! En kan een opperstadhouder van Rome zo'n mens dan eerder geloven dan ons!? Men kan nu wel zeggen: ' Als die wijze man naar jullie was toegekomen en jullie dat verteld had, wat hij het vertwijfelde volk heeft verteld, zouden jullie niet naar hem hebben geluisterd, maar hem hebben veroordeeld of zelfs gestenigd!' Maar wie kan dat al van ons zeggen nog voor hij het bij ons heeft uitgeprobeerd!? Wij plegen pas na de daad te oordelen en recht te spreken, maar nooit vóór de daad, bij vermoedens of bij kwaadsprekerij! Onze godsdienst rechtvaardigt ons gedrag. Wie staat dan op en bewijst dat wij anders geloven en handelen?! Kwaadwillige laster of alleen ernstige vermoedens bewijzen bij ons niets, en uw getuige kan hebben gezegd wat hij wil, maar wij verklaren zijn aanklacht zólang van nul en gener waarde tot hij ons kan bewijzen, dat wij werkelijk anders deden dan wij zelf geloofden en dat wij de man, die het volk met zijn praatjes tegen ons heeft opgehitst, onaangehoord zouden hebben laten gaan als hij naar ons toe was gekomen!
Hoofdstuk 135: Gesprek met de orthodoxe Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Als ik echter bij jou kwam en je mijn ellende voorlegde, luisterde je helemaal niet en zei steeds in je grote hoogmoed: 'Zo staat het geschreven!', en ik kon onverrichter zake met een treurig en een geërgerd gezicht en gemoed weer afdruipen.
Hoofdstuk 136: Marcus klaagt de overste der Farizeeën aan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] CYRENIUS zegt: "Nou, dan beleven we nu toch wel een heel gedenkwaardige zitting, die waarschijnlijk onder zulke omstandigheden geen tweede keer op aarde zal plaatsvinden! Als de plaatselijke bestuurder nu maar eens kwam!"
Hoofdstuk 140: Alarmerende berichten uit Caesarea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[12] NB.: Dat Cyrenius hier zo kon spreken, kwam omdat Ik hem de woorden in het hart en de mond legde. Wat hij sprak, waren vrijwel Mijn eigen woorden, aangepast aan Cyrenius' manier van spreken.
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[24] CYRENIUS zegt: "Maar beste, wijze Mathaël, zeg jij me nu toch eens op welke wijze deze menselijke, veelkoppige hydra geheel buiten mij om aan een door de keizer ondertekend veiligheidsdocument kwam?! Ja, we kunnen nu niets anders doen dan op de een of andere wijze onze kalmte te bewaren! Ik ben toch wel benieuwd, wat de Heer daarvan zal zeggen!"
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Aan de oever zegt de OVERSTE tegen zijn collega's: "Dat hebben jullie goed gedaan, want jullie schijnbare optreden tegen mij, waarvoor ik jullie met mijn zwijgen het teken gaf, kwam net op tijd! Nu zijn ze uitgeteld en weten niet meer wat ze moeten doen! Kwamen die drie aangekondigden nu maar niet; dat zijn de enigen, die het ons nog wat moeilijk kunnen maken! Stel je voor dat ze ook nog de beroemde Nazareeër bij zich zouden hebben! Ja, als dat zo zou zijn, vallen we reusachtig door de mand! Dan helpt ons niets meer!
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Dan begeeft de OVERSTE zich naar Cyrenius en zegt: "Hier staat nu een machteloze voor u. Deze beeldde zich een tijdlang in, dat hij als mens van deze aarde ook al die rechten, waarvan zich slechts mensen van deze aarde bedienen, voor zichzelf kon gebruiken. Maar hij verrekende zich, hoewel hij zelf een rekenkunstenaar was, en kwam tot de overtuiging dat de verhevenen geen andere verhevenen naast zich dulden! Daarom wil ik van nu af aan een van de allernederigste zijn, misschien ben ik dan aanvaardbaarder voor de verhevenen!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...