Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

839 resultaten - Pagina 21 van 56

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[4] Ik zei: 'O, met deze nietszeggende verontschuldiging van jullie bereiken jullie bij Mij niets! Het ontbreekt jullie nagenoeg geheel aan geloof en echt levend vertrouwen op God en daarom verhoort God jullie gebeden ook niet en slaat Hij geen acht op jullie offers. Waarom bidden jullie zelf eigenlijk niet vol geloof en vertrouwen? Omdat jullie dat te ongemakkelijk lijkt! Daarom hebben jullie in de gemeente bepaalde door de tempel gevolmachtigde voorbidders, die jullie betalen, opdat zij dit of dat voor jullie van God zullen afsmeken. Als jullie je geloof en vertrouwen aan deze huichelaars kunnen schenken, die zich voor hun voorgewende moeite altijd goed laten betalen en wier bidden en smeken jullie nog nooit hulp gebracht heeft - waarom stellen jullie je geloof en vertrouwen dan niet liever op God de Heer en Vader Zelf?
Hoofdstuk 160: Over godsdienst en zinvol bidden (15.5.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] En de vindingrijke mensen zullen het met deze wapens zover drijven, dat er dan weldra geen enkel volk meer een oorlog tegen het andere zal kunnen beginnen. Want als twee volkeren elkaar met zulke wapens aanvallen, dan zullen ze elkaar ook gemakkelijk en snel tot de laatste man uitroeien, wat beslist voor geen van beiden een echte overwinning en winst zal opleveren. Dat zullen die koningen en hun legeraanvoerders spoedig inzien en daarom zullen ze elkaar liever in vrede en goede vriendschap verdragen; en als er ergens een zeer trotse en eerzuchtige rustverstoorder zal opstaan en zijn buurman zal aanvallen, dan zullen de vredelievenden zich verenigen en hem tuchtigen. En op die manier zal dan ook langzamerhand de aloude vrede onder de volkeren der aarde aanbreken en zich duurzaam vestigen.
Hoofdstuk 185: De eerste twee soorten louteringsvuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] De oude dienaar zei: 'Omdat de Heer en Meester van eeuwigheid voor mij een eindeloos veel grotere en heiliger levenszon is dan die daar in het verre oosten, die ik immers al heel vaak op en onder heb zien gaan en wat ik hopelijk nog meerdere malen zal zien. De wereldse zon zal voor mij spoedig voor altijd helemaal ondergaan; maar deze heiligste zon, die voor ons nu eenmaal zo heerlijk is opgegaan, zal onze zielen voor eeuwig verlichten als op het lichtste moment van de dag en zal nooit meer ondergaan. Wee echter degenen voor wie deze zon zal ondergaan! Die zullen lang moeten wachten eer zij opnieuw weer opgaat! Kijk, daarom zie ik nu liever deze levende en heiligste zon dan die wereldse zon in het verre oosten, die Zijn werk is evenals deze aarde en alles wat daar in, op en boven is!'
Hoofdstuk 191: De vliegproef van de Griek - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] De genezing van hun concubines en van de schandknapen is dus eigenlijk niet de echte reden dat de beide Farizeeën hierheen zijn gereisd, maar het opeisen van hun aandeel van de straatroof; als ze die hebben, zullen zij zelf onmiddellijk vertrekken en de zieken hier in behandeling laten. Zij wilden evenwel met Roclus in het geheim graag een paar woordjes wisselen, met de bedoeling dat hij de zieken zonder betaling onder zijn hoede neemt om hen, indien mogelijk en uitvoerbaar, in plaats van te genezen liever op een goede manier naar de lieve eeuwigheid te helpen; want deze mensen zouden hen in Jeruzalem mettertijd gemakkelijk een slechte naam kunnen bezorgen in de ogen van het volk. Maar als zij eenmaal begraven zouden zijn, zouden de tempeldienaren niets meer van hen te vrezen hebben en zich geen zorgen meer hoeven maken! Als de overste zich echter, ondanks alle voordelen die hem in ruil daarvoor toegezegd zouden worden, niet zou lenen voor zo'n werkje van echt satanische naastenliefde, zou hij hen weliswaar kunnen genezen, maar hen daarna niet meer naar Jeruzalem terug kunnen laten reizen, maar ergens anders heen, bijvoorbeeld naar Egypte, Perzië of zelfs naar India.
Hoofdstuk 207: De twee hoogmoedige Farizeeën uit Jeruzalem in Essea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] De ondervraagden zeiden: 'Nee, machtige overste! Niet één keer hebben wij ook maar in de verste verte iets van iemand gehoord; want als wij daarover hadden horen praten, zouden wij zeker thuis gebleven zijn en zouden wij niet zulke grote onkosten gemaakt hebben! Wij zijn evenwel voor het merendeel pas enkele dagen geleden hier aangekomen en hebben in de herberg nog weinig verteerd; ook hebben wij een paar uur geleden de schatting weer teruggekregen, die ons onderweg hierheen afgenomen was, waar we heel blij mee zijn -maar als wij nu daarom onverrichter zake om moeten keren, zouden wij liever een tien keer zo hoge schatting betalen. 0 machtige overste! Verhoor onze beden voor deze ene keer! Wij willen graag wachten en ieder gewenst offer betalen, wanneer u maar zo genadig bent om ons te verhoren!'
Hoofdstuk 217: De wonderdaden in de herberg voor de poort - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar Ik zei tegen hen: 'Luister, jullie blinde heidenen zouden jullie knieën en hart liever voor de enig ware God van de Joden dienen te buigen! Want deze dode en machteloze afgod van jullie is een werk van mensenhanden, en dus veel minder dan het kleinste, onaanzienlijkste mosplantje; de ene en enig ware God van de Joden heeft echter puur vanuit Zichzelf hemel en aarde en alles wat zij draagt geschapen. Daarom moeten alle mensen alleen in de ene, ware God geloven, Hem alleen aanbidden en geen andere, dode afgoden hebben en die met allerlei dwaze en de menselijke waardigheid onterende ceremoniën eren.'
Hoofdstuk 31: Het heidense dorp met de tempel van Mercurius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] En kijk, dat allemaal het gevolg van het feit dat alle mensen liever de dode vrucht van de boom der kennis hebben gegeten dan de levende en leven gevende vrucht van de boom des levens.'
Hoofdstuk 83: Over de boom des levens en de boom der kennis - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] (De Heer): 'De vraag die God aan Adam stelde toen hij reeds van de verboden vrucht had gegeten, namelijk: ' Adam (of mens), waar ben je?' duurt nog steeds voort en zal ook voortduren tot aan het einde van deze wereld, zolang er mensen zullen bestaan die liever van de boom der kennis dan van de boom des levens zullen eten.
Hoofdstuk 84: 'Adam, waar ben je?' -een belangrijke vraag - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] De schriftgeleerde zei: 'O Heer en Meester, ik heb hier de eindeloos veel betere schat gevonden en zal mij er voortaan wel wijselijk voor hoeden om te dicht bij de wereldse schatten te komen; want als ik dat zou doen, zou hetgeen ik vannacht heb gedroomd wel eens volledig en echt aan mij bewaarheid kunnen worden. Laat die wereldse lieden dus maar zoeken in de resten van de brand zoveel ze willen, ook al zouden ze zich mijn deel toe eigenen; mij is Uw aanwezigheid nu eindeloos veel liever dan alle schatten der aarde. Wees daarom toch zo genadig om alleen maar tot na de middag hier te blijven!'
Hoofdstuk 95: Het middagmaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[13] Maar een blindgeboren meisje, dat als zodanig in de hele streek maar al te goed bekend was, legde veel meer gewicht in de schaal; en zo hadden de waard, Joram en de schriftgeleerde dit meisje samen met haar moeder liever als bewijs van Mijn goddelijke macht dan alle andere tekenen, waar ze wel over konden praten, maar waarvoor ze geen tastbaar bewijs meer konden leveren.
Hoofdstuk 96: Het vertrek naar Kana De Heer in Kana - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Jullie zijn handelaars en geldwisselaars, en jullie hebben dan ook liever een grote winst dan een kleine, en vinden die ook juister. Maar Ik zeg jullie, wees voortaan rechtvaardig in alles, en bedenk: zoals jullie liever hebben dat een ander rechtvaardig en billijk tegenover jullie is, moeten jullie ook tegenover jullie naasten rechtvaardig en billijk zijn in prijs, maat en gewicht! Want met dezelfde maat, prijs en gewicht waarmee jullie je medemensen bedienen, zal God de Heer en Vader in de hemel jullie op jullie beurt vergelden. Leugenaars en bedriegers in welke levensomstandigheid hier op aarde ook worden door God niet gezien en zullen Zijn eeuwige levensrijk niet binnengaan. Dat kan Ik jullie wel zeggen, omdat Ik God en Zijn rijk en Zijn eeuwige heerserstroon en Zijn wil heel goed ken.
Hoofdstuk 12: De Heer spreekt vermanende woorden tot de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Maar waarlijk, Ik zeg jullie allen: waar Ik op die manier door de mensen aanbeden en geëerd word, zal Ik direct Mijn gezicht afkeren en nooit aandacht schenken aan zo'n aanbidding en verering, en wel om de mensen praktisch te laten zien dat dergelijke aanbiddingen en vereringen een ware gruwel voor Mij zijn en dat Ik daar nooit aandacht aan schenk, en al helemaal nooit wanneer ze door priesters voor geld verricht worden. Want degene die bidt terwijl hij daar door iemand voor betaald wordt, mompelt enkel voor de schijn zo'n gebed voor zich uit, meestal zonder enig geloof, terwijl degene Voor wie dat gebed zou moeten helpen, zelf te traag is om zijn knieën voor God te buigen en daarom liever een ander voor zich laat bidden.
Hoofdstuk 37: De voorwaarde voor een persoonlijke openbaring van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] De betere Farizeeër liep echter weer naar Mij toe en zei: 'Meester, U hebt gehoord wat ik tegen onze schriftgeleerde over U heb gezegd; daar kon hij mij geen steekhoudend antwoord op geven en zweeg dus liever, maar ging toch naar buiten om te zien of het wellicht nog de moeite zou lonen de synagoge te blussen en zo ook nog enkele kostbaarheden te redden. Daarmee heeft hij willen aangeven dat hij ook in U zou gaan geloven, als U door Uw wondermacht de brand in de synagoge zou blussen en op die manier ook een paar schatten zou redden. Maar omdat het kwade vuur alles nu wel snel verteerd en vernietigd zal hebben, zal hij nu bij zichzelf denken: 'Daar valt noch met natuurlijke noch met wonderbaarlijke middelen meer iets te redden, en dus blijf ik bij mijn ongeloof.'
Hoofdstuk 76: De jongste Farizeeër begint de Heer te herkennen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] Ze zullen Mij ten antwoord geven: 'Vriend, wie je ook bent, hou op met die oude, versleten en gelukkig in rook opgegane domheid, waarvoor sinds de tijd dat ze voor het eerst ontstond vele stromen van dikwijls geheel onschuldig bloed zijn gevloeid! Als die zogenaamde goede Vader in de hemel, die wij niet kennen en naar wie wij nu ook helemaal geen verlangen meer voelen, zo'n grote vriend van bloed is, dan kan Hij toch gemakkelijk de grote oceaan in bloed veranderen en zich daar uitermate aan verlustigen; maar wij hebben zo'n levensleer absoluut niet meer nodig, die in plaats van het beloofde Godsrijk alleen maar de reinste hel onder de mensen op de toch al schrale aarde heeft gebracht.Wij houden ons nu aan de wetenschappen en haar toepassingen van allerlei aard en leven daarbij in vrede en rust, al is het naar wij vertrouwen ook maar tijdelijk; want een tijdelijk, maar vreedzaam en rustig leven is ons nu veel liever dan een door onnoembaar leed en vele stromen onschuldig gevloeid bloed gekochte en daarbij toch in twijfel getrokken hemel met al zijn mooie zaligheden!'
Hoofdstuk 89: Hoe het in de toekomst met het geloof gesteld zal zijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Toen Ik dat had gezegd, vielen alle genezenen voor Mij op hun knieën en zeiden: 'O Heer, zo'n genade zijn wij niet waardig! Daarom zouden wij liever in onze keuken aan onze oude tafel voor de bedienden een sober avondmaal eten; maar niet onze, maar Uw enig heilige wil geschiede!'
Hoofdstuk 97: In de herberg te Kana (26.12.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...