Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

793 resultaten - Pagina 21 van 53

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[8] En als hij dat allemaal goed in zich had opgenomen, moest hij weer terugkeren en hem tegen de tijd van de glorieuze opgang van de ochtendzon getrouw over alles inlichten.
Hoofdstuk 50: Henochs ochtendoverdenking - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] En toen Adam het getrouwelijk uit de mond van Henoch had vernomen, stond hij meteen op en zei eerst tegen Eva: "Eva, mijn trouwe vrouw, rust zacht in Gods genade tot ik terugkom; Henoch zal mij heen en terugbegeleiden; reeds wachten de kinderen overal in de bergen met ongeduld op mijn zegen. - En jij, mijn geliefde Henoch, leid me op de heuvel in de richting van de morgen, zodat mijn zegen niet later dan de stralen van de ochtendzon tot al de kinderen op de bergen zal komen. Dat geldt ook voor degenen die als herders de kleine vlakten tussen de bergen bewonen; dat de Heer hen in de diepte nog een tijd lang moge verschonen van Zijn strenge oordelen! Laten we nu voortmaken! Amen."
Hoofdstuk 51: Jareds vreugde over zijn zoon Henoch - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Toen Adam zijn zegen uit Mij aan al zijn kinderen had gegeven en daarbij ook degenen in de diepte goed bedacht had, braken de eerste stralen van de morgenzon door langs de wijde horizon en Adam weende van vreugde over de aanblik daarvan, omdat zijn ogen Mijn genade weer mochten zien stralen over de uitgestrekte vlakten van de aarde. De door de nacht koud geworden grond in de bergen, waar het altijd kouder is dan in de dalen, - wat ook heden nog het geval is - begon door Mijn barmhartige liefde vanuit de zon weer op te warmen.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] O vader, wat stelt deze doffe, zwakke, vergankelijke morgen voor ten opzichte van de eeuwige morgen van de geest uit de oneindige liefde van de eeuwige, heilige Vader! Deze zon met haar matte schijnsel, wat is haar licht vergeleken met de oneindige glorie van de liefde in God? Niets anders dan een zwart punt in de stralen van de goddelijke liefde! Ja, zij is het laatste miniem kleine deeltje van een nietig laatste genadevonkje, dat uitgegaan is van de eeuwige liefde in God, - en toch verwonderen wij ons over haar vorstelijkheid! Wat zouden wij dan doen, indien wij de eeuwige oerbron van al het licht in de liefde van de Vader in al haar heerlijkheid zouden kunnen aanschouwen?!
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[30] Zie, slechts één zon laat haar witte stralen vallen over de kam van de berg, die uit edel bergkristal bestaat; maar wat voor een uitwerking heeft dat ene licht van de zon in deze grot!
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] Het zij echter verre van mij, dat ik de zon daarover zou willen berispen, maar ik zeg dat zij een eerste lerares moet zijn en ons zeggen: 'O jullie zwakke mensen, waarom kijk je mij, flauw schijnende licht brengster voor de aarde, zo verbaasd aan? Hetgeen op mijn oppervlak je ogen verblindt, hoe gering is dat ten opzichte van hetgeen je in je borst bergt! Was mij zo veel gegeven als aan de geringste onder jullie, waarlijk, mijn licht zou met onverzwakte kracht tot dichtbij de verre pool van de oneindigheid doordringen; maar daar, waar mijn stralen niet meer aanwezig zijn, breidt je geestesoog zijn stralen nog met volle kracht uit en ontvangt daarvoor wederom nieuwere en nog krachtigere uit de eeuwige morgen van de liefde in God!'
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Ja, wij verbazen ons over een dauwdruppel wanneer zijn steeds veranderende gekleurde stralen en trillend schijnsel ons begerige oog streelt, - intussen letten wij haast niet op de onmetelijke wonderdruppel des levens van de goddelijke liefde in ons! Als een fris ochtendwindje aan komt waaien, O dan lachen wij die bekoorlijke bevalligheid lofzingend toe; maar dat in het aangezicht van de zon van de geest de meest frisse levenslucht uit Gods eeuwige morgen niet aflatend om ons heen waait om ons tot een eeuwig vrijer en steeds vrijer leven te leiden, O daarover jubelen wij weinig! Zo spannen wij ons ook uit alle macht in om de uitgestrekte golvende zeevlakte te zien en verlustigen ons geweldig aan het loze heen en weer gaan van de schitterende vloed; maar de grote lichtgolven van de eindeloze zee van de goddelijke genade gaan heel dikwijls aan ons voorbij zonder een spoor na te laten en onze vreugde daarover heeft al snel zijn grenzen bereikt! Ook wekt een rood, groen en blauw glanzende vlindervleugel onze verwondering op; maar een verheven idee in de borst van een onsterfelijke broeder wordt gemakkelijk als een oppervlakkig knoeiwerk van de bedrieglijke laakbare verbeeldingskracht verworpen! En zo wordt niet zelden het nest van een vogel bewonderd en God terecht daarvoor geprezen, terwijl soms een onschatbaar heerlijk werk van de vrije, onsterfelijke geest met grote geringschatting wordt veronachtzaamd.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[35] 'Waarom streef jij, onmachtige, naar omhoog?! Daar is geen weg voor jou, maar blijf of keer terug in het gouden bekken van je deemoedig gehoorzamende liefde! Bekijk daar jezelf in de beproevende misleiding van het licht van je ziel en wees altijd bereid het beekje in de richting van de morgen te volgen; pas daar zullen de machtige stralen van de genadezon je omvatten en je in de volste vrijheid van je leven als vurige wolkjes daarheen optrekken, vanwaar je gekomen bent!'
Hoofdstuk 56: In de Adamsgrot - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] En zie, Henoch raakte in vervoering over Seth, ging naar hem toe, omarmde hem en zei: "O lieve vader Seth, wees toch getroost, want jij hebt de stem van de eeuwige Liefde goed begrepen, zoals die zich over mijn van zwakte bevende tong als de stralen van een opgaande zon heeft uitgegoten!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] En toen kwam ook de beurt aan Jared en die gaf het volgende antwoord: "O vaderen! Wat moet ik nu voor een antwoord geven? Henoch is weliswaar in de eerste plaats uit mij voortgekomen, zoals de zon uit de aarde achter de bergen schijnt voort te komen; maar al spoedig stijgt zij hoog uit boven de vlakten der aarde en bestraalt dan indrukwekkend de eindeloze ruimte en dan baadt de gehele aarde zich schitterend in de overweldigende stralen van haar licht; en zij wekt al het leven op tot een vrolijke activiteit en tot een talrijke, wonderbaarlijke ontplooiing uit het afsterven van de nacht!
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[1] "En nu", zei Adam verder, "daar op Henoch na allen geantwoord hebben en Henoch vanzelfsprekend reeds lang het levende antwoord zelf is, laat ons tot slot nog eens zien hoe Asmahaël dat alles opgevat heeft; en zijn antwoord zal het laatste en zekere bewijs vormen dat hij volgens de wil Van Jehova waardig opgenomen zal mogen worden in ons vaderlijke midden.
Hoofdstuk 63: Asmahaël spreekt over het goddelijke woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] Zien wij niet 's zomers en 's winters hetzelfde licht de aarde beschijnen - en toch niet dezelfde warmte de voren van de aarde verwarmen?! Maar als nu het licht de warmte zou brengen, zie, dan zou het immers altijd warm moeten zijn onder dezelfde stralen van de zon; maar dat dat niet zo is, leert ons de ijzige, dikwijls bar koude winter.
Hoofdstuk 64: Henoch spreekt over het wezen van het woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] En laat ons nu blijmoedig naar de middag wandelen. Laten Henoch en Asmahaël mijn leidsmannen zijn, en de overigen volgen mij op dezelfde wijze als hiervoor. Doch laten wij langs een schaduwrijke bosweg trekken omdat de stralen van de zon reeds flink sterk zijn geworden, zodat onze ledematen niet vermoeid zullen raken voordat de voorziene rust is aangebroken, na de trouw vervulde plicht; onderweg moet iedereen zwijgend doorlopen en er goed op letten waar hij zijn voeten zet, opdat zijn oprechtheid geen schade op zal lopen.
Hoofdstuk 65: Adams terugblik op zijn leven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] Ook zie ik daar tussen de morgen en middernacht een berg, nog heerlijker stralend dan de zon aan de hemel zelf, omdat zij haar stralen slechts in één kleur aan ons geeft en deze berg in machtige stromen, de zon beschamend, het licht van alle sterren en bloemen uitbuit, - maar als ik mij afvraag: 'Hoe en vanwaar en waarom?', o dan roepen het gras en alle stenen, in duidelijk te begrijpen tekens, mij in het oor: 'O dwaas, waarom denk je toch zo moeizaam na over de wonderen van het licht?! Is het licht dat stroomt uit God dan te aanschouwen?!
Hoofdstuk 72: De wijsheid van Sethlahem en de wijsheid van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Welnu, dat is dan een korte beschrijving van de weg van de middag in de richting van de avond! Denk je dan nog de onbeschrijfelijke uitwerking in die door de stralen van de zon wordt voortgebracht, wanneer deze in de talloze waterbogen breken en bovendien ook nog door de openingen tussen de kegels de bontste kleurenpracht van de erachter staande rijen kleinere kegels heen schemert. Dan hebben jullie kort samengevat alles waardoor je je een tamelijk duidelijk beeld kunt vormen van dit gedeelte van de weg in de richting van de avond.
Hoofdstuk 77: Het vertrek van de patriarchen naar de kinderen van de avond - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...