Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1253 resultaten - Pagina 21 van 84

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[8] Verder maak Ik je erop opmerkzaam, dat uit de menselijke geest, ook a1s deze nog niet volledig één is geworden met de ziel, toch een speciaal gevoel in de ziel stroomt en zich als iets puur geestelijks kenbaar maakt door zich alle gebeurtenissen ook al zijn die een eeuwigheid voor de huidige tijd gebeurd! steeds zo voor te stellen alsof zij nu gebeuren, of alsof de geest er toen ook reeds als oog en oorgetuige bij was. De afstand tot zulke reeds lang gebeurde dingen stelt de beperkte ziel er zich pas later in haar hersenen bij voor. In de ziel komt de herinnering in de plaats van dit geestelijke gevoel; maar de herinnering plaatst het feit niet in de tegenwoordig.e tijd, maar verplaatst het, afhankelijk van het tijdsverloop, naar de tijd waarin het plaats vond. De geest verplaatst zich echter geheel in de periode van handeling alsof hij daar aanwezig is, en haalt zich iets toekomstigs ook zodanig voor de geest alsof het reeds aanwezig is, hetzij reeds begonnen of ook wel als reeds lang gebeurd.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] En zo is dus de hele godenleer niets anders dan een fantasieproduct dat steeds meer geordend wordt, en is uitgedacht om de algemene menselijke fantasie te besturen en deze zoveel mogelijk met alle menselijke middelen praktisch zichtbaar en effectief te maken. Voor ons wijze en ervaren patriciërs deed zich vanzelf heel begrijpelijk de noodzaak voor dat wij moesten schijnen te zijn wat het volk in onze ogen moest worden.
Hoofdstuk 8: De godsdienstige verhoudingen in Rome in Jezus' tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[10] ROCLUS zegt: 'O, scherpzinnige koning van de Pontus en het Mare Caspium, wij wensen u veel geluk in uw rijk, maar zullen van uw prijzenswaardige aanbieding toch geen gebruik maken! Onder die omstandigheden zijn we maar liever Romeinse slaven dan uw belangrijkste rijksonderdanen. Nee, zo'n staatsinrichting zou ons wel gestolen kunnen worden! De Moren daar hebben beslist een meer menselijke! Is er hier soms nog zo'n koning die ons zo'n prachtig voorstel wil doen?!
Hoofdstuk 17: De wijze wetgeving in Mathaël's koninkrijk aan de Pontus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Ook al verrichten wij pseudo wonderen -want echte zijn er nooit geweest dan gebeurt dat om de mensheid, die blind is en blind wil blijven, des te gemakkelijker te helpen, omdat zij op een duidelijke, zuiver menselijke manier niet meer te helpen is. Dat zou echter door zulke priesters, die zich schriftgeleerden noemen en toch ook moesten weten hoe het met hen staat, ook moeten worden ingezien! Zij moesten zich met ons verenigen en met ons samenwerken, dan zou het er binnen enkele jaren met de mensheid al heel anders uitzien dan nu:'
Hoofdstuk 34: Roclus vergelijkt menselijke met goddelijke daden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] 'Ja', zeggen jullie, en terecht zelfs, 'hoe is de geest dan in staat tot zo'n ongelooflijk snel totaaloverzicht?' En Ik zeg en antwoord jullie: Op volmaakt gelijke wijze als waarop een volmaakte, volgens de natuurlijke orde ontwikkelde ziel in staat is door haar uitstralende levensether op afstand dingen gewaar te worden en aan te voelen, -zoals jullie dat voldoende bij de zwarten ondervonden hebben. Maar bij de ziel, die alleen maar substantieel is, is die eigenschap toch, hoe sterk ook, niet te vergelijken met die van de geest, omdat zij noodzakelijkerwijs nog ruimtelijk beperkt is. Daardoor kan zij alleen maar met bepaalde bovenzinnelijke, natuurlijke oerelementen buiten haar basisvorm denken en voelen, en hoe dichter zij bij haar eigenlijke, menselijke levensvorm staat, des te gevoeliger en zuiverder kan zij dat. Over zeer grote afstanden lukt haar dat zelfs in haar volmaaktste, natuurlijk pure zielstoestand slecht; en ook al heeft een ziel een nog zo sterke uitstralende levenssfeer, dan zal zij, als zij van hier uitstraalt, in Afrika al helemaal niets meer waar kunnen nemen."
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ook al zijn dan, door de inwoning in de zielen, delen van de algemene geest van elkaar afgezonderd, toch vormen zij steeds een volmaakte eenheid met de algeest, zodra zij de ziel tengevolge van de hiervoor vereiste wedergeboorte van de geest, geheel doordringen. Hun individualiteit blijft echter volkomen gehandhaafd, omdat zij, doordat zij levensbrandpunten zijn in de ziel met haar menselijke vorm, ook diezelfde vorm bezitten en daardoor met hun ziel, die eigenlijk hun lichaam is, als geesten die alles op dezelfde wijze zien en voelen ook noodzakelijkerwijs dat voelen en uiterst helder waarnemen wat er allemaal strikt persoonlijk in de hun omsluitende zielen aanwezig is. En om diezelfde reden kan dan ook een ziel zodra die door haar geest geheel en al vervuld is, ook alles zien, voelen, horen, denken en willen, omdat zij op die wijze dan volledig één is met haar geest.
Hoofdstuk 256: De uitstralende levenssfeer van de ziel en die van de geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Daarop sprong het mannetje bij ons vandaan en maakte enige piepende voor menselijke oren eentonige, ongearticuleerde geluiden waarvan ik de betekenis niet zo precies begreep; maar mijn scherphorende dienaar zei, dat het mannetje nu opdracht had gegeven om de eieren op te zoeken. En werkelijk, de diertjes begonnen de neuzen in het zand te steken en te snuffelen, en zodra zij een plaats vonden waar zich in het zand een laag eieren bevond, lieten zij een heel speciaal geluid horen, groeven heel snel dieper in het zand en legden de eieren bloot, waarna dan het vernietigen van de gevonden buit begon. Zij aten echter alleen de kleinere; de grote beten zij wel stuk, maar wierpen ze dan heel behendig met de voorpoten in het water. Daarna begon echter de jacht meteen weer van voren af aan.
Hoofdstuk 258: De taal van de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Dat en nog andere zaken vind ik heel mooi en goed, en ik ben er helemaal niet op tegen, als ik mij bij al datgene wat ik nu al allemaal aan wijze lessen gekregen heb, bij dit nieuwe wonderbare verschijnsel maar wat duidelijker voor ogen kon stellen hoe het mogelijk is om met dieren via de taal te communiceren! Het heil van de mensen hangt wel niet af van zo 'n mededeling, maar omdat het zeer uitzonderlijke, wonderbaarlijke verschijnsel, puur van menselijke zijde gezien er nu eenmaal is, zou ik toch iets meer willen weten over het hoe en waardoor dit mogelijk is! Hoe kunnen dieren zich door middel van taal verstaanbaar maken aan de mensen en hoe de mens aan de dieren? -Heer, geef ons daarover toch een paar heel korte aanwijzingen!"
Hoofdstuk 260: Het gesprek met de ezel van Marcus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] In de grote natuur is alles vrij; alleen de mens is als het ware een vloek voor zichzelf en voor de gezamenlijke andere vrije werken van de grote meesteres, de natuur! Luie mensen begonnen eens luchtkastelen te bouwen en bedachten de onbeduidende goden, die zij zich voorstelden en ook vormden zoals zij zelf waren, met alle menselijke, slechte eigenschappen. Met deze goden creëerde de mens dus nieuwe plaaggeesten, die op zichzelf de mens beslist nooit kwaad zouden doen; maar de mens bouwde voor deze door hem bedachte goden, die in werkelijkheid nooit ergens waren en ook nooit ergens zullen zijn, tempels, en wijdde zichzelf in .als hun plaatsvervanger, voorzien van allerlei dwang -, schrik en plaagmiddelen, en voerde daardoor naast zijn heerschappij over de zwakke mensheid ook de onverbiddelijkste tirannie van de door hem bedachte, onzichtbare wezens in. Zij, die in werkelijkheid nooit ergens hebben bestaan, bestaan nu steeds maar door tot kwelling van de arme mensheld, daarentegen des te meer tot nut en voordeel van de machtigen, omdat die door de machtige invloed die zij voorwenden uit te oefenen, veel gemakkelijker de mensheid blinde gehoorzaamheid opleggen, dan door het zwaard alleen. En dus kunnen uit de aard der zaak met het zuivere verstand denken wat men wij, toch staat overal de sterke, machtige mens klaar voor alles, alles wat maar ooit mogelijk is, en heerst weldra als een koning voorzien van zwaard en lans en gelijktijdig ook als een almachtige plaatsvervanger van de goden. Wee degene die zich als oningewijd mens verstouten zou achter de door de mensen geweven sluier van Isis te kijken! O wee, o wee, o wee, -die zouden door de goden wel toegetakeld worden!
Hoofdstuk 21: De atheïstische geloofsbelijdenis van Roclus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Zie, dat is enkel en alleen het werk van het pure menselijke verstand, dat mij voorkomt als een mens, die vanaf een hoge en steile berg naar beneden begint te lopen en wanneer hij goed op gang is gekomen niet meer kan stoppen! Wat daar het gevolg van is kun je je gemakkelijk voorstellen.
Hoofdstuk 41: De egoïstische huishouding van de oude Egyptenaren en de toestand aldaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Zijn intussen al zeer talrijke en altijd met hem mee trekkende leerlingen houden hem voor een God, omdat een werkelijke God met al zijn wonderbaarlijke eigenschappen onmogelijk tot meer in staat zou zijn. Maar laten we het daar maar niet over hebben; want een God, zoals wij ons die in allerlei vormen en gedaanten voorstellen, is immers toch niets anders dan een allerlei vormen aannemend product van de menselijke fantasie, met louter toegedichte vermogens die niets voorstellen, evenmin als de bezitter van deze vermogens, namelijk de gefantaseerde God!
Hoofdstuk 54: Wat Roclus over de Nazarener heeft gehoord en zijn opvattingen daarover - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Omdat de geestelijke mens echter ook voor zijn verdere bestaan om bepaalde redenen de weg van het vlees moest doormaken, moest hij dit aan de materie van de aarde ordenen, volgens de beschikking van de allerhoogste geest van God; terwille van de menselijke geest is in het vlees van de mens een tegenwicht gelegd dat die geest op de proef stelt, en dit tegenwicht heet verleiding!
Hoofdstuk 70: Het wezen van satan en van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] En wee de eerlijke en goedmenende, rechtschapen man die uit waar inzicht en reine, onbaatzuchtige liefde tegen het volk zou zeggen: 'Geloof deze valse profeet niet; want ieder woord uit zijn mond is een keiharde leugen waaruit alleen brandende eigenliefde en tirannieke heerszucht blijkt, die jullie die nu nog vrij zijn, spoedig met zware ketenen,zal binden! Hij zal jullie onverdragelijke wetten onder de titel 'wil der goden' opleggen en op het overtreden daarvan de zwaarste straffen, ja zelfs de marteldood zetten. Dan zullen jullie en je kinderen onder de zware druk van zo'n valse leraar zuchten en weeklagen en luid om redding roepen! Maar jullie roepen zal volkomen tevergeefs zijn, want tegen de macht van de tiran, die noch een hart noch een greintje menselijke naastenliefde bezit, zal moeilijk iets gedaan kunnen worden!'
Hoofdstuk 23: Roclus' mening over goden en priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Tegen zo'n oppositieleer, die in de begintijden van het knechten van de volkeren zeker wel vaak voorgekomen zal zijn, kan toch geen rechtvaardig en gezond mensenverstand iets inbrengen! Maar het volk liet zich inpakken door een aantal wonderen en geloofde of aan één, of zelfs aan een aantal goden van allerlei soort en liet zich door hen, dat wil zeggen door hun plaatsvervangers, die buitengewoon trots en hoogmoedig en gruwelijk heerszuchtig en zelfzuchtig waren, meer dan onbarmhartig mishandelen, in plaats van te beginnen zelf na te denken en terug te keren tot het oude, natuurzuivere, menselijke verstand. Als men, zoals ik en ook mijn elf metgezellen, tamelijk goed op de hoogte is met een en ander, zal men wel begrijpen waarom ik een atheïst ben"
Hoofdstuk 23: Roclus' mening over goden en priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] (ROCLUS:) 'Ja, eerder gaf ik als mijn mening te kennen, dat de menselijke idee over één god in wie van eeuwigheid steeds de grootste intelligentie, het helderste verstand, de hoogste wijsheid en de beste en almachtigste wil aanwezig is, wel tot de mooiste en menswaardigste gerekend zou kunnen worden. Maar een goddelijke wezen dat zo buitengewoon volmaakt is, zou als begrip ook zeer zuiver moeten zijn, onafhankelijk van het feit of hij helemaal geestelijk transcendent gezien al of niet een realiteit zou zijn! Maar onder wat voor domme en materialistische begrippen wordt zo'n goddelijk wezen aanbeden, en met wat voor soort listen en vaak gruwelijk geweld wordt dat de andere nog nuchtere, natuurlijke mensen ter aanbidding en diepste verering opgedrongen!
Hoofdstuk 30: Roclus bekritiseert de Indische en joodse religie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...