Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1563 resultaten - Pagina 21 van 105

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[8] Maar de drie laatste maanden van het jaar, voor de regenmaand komt, is het bij ons wel het verschrikkelijkst, want dan komen de vurige onweders. Het wordt ontzettend zwoel. Wolken als reusachtige vlammenzuilen komen van achter de bergen omhoog en bedekken tenslotte de hele lucht en talloze bliksems begeleid door de vreselijkste donderslagen stromen uit het grauwzwarte hemeldek en brengen grote ontsteltenis onder mensen en dieren. Zij richten weliswaar weinig schade aan omdat ze merendeels hoog in de lucht exploderen, maar het is en blijft desondanks geen pretje vaak veertig dagen lang dit gedreun, gebrulgesis en gedonder dag en nacht zonder ophouden aan te moeten horen en daarbij ook nog behoorlijk bang te moeten zijn door de bliksem die vaak te dicht bij de aardbodem komt, deerlijk verbrand te worden, -wat zo nu en dan wel gebeurd is, vooral met die mensen die in die tijd hun lichaam niet heel zorgvuldig met vet insmeren.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Kijk eens naar het oneindig grote firmament met de talloos vele sterren, die volgens een heel geheime mededeling van de overste louter reusachtige werelden moeten zijn en alleen vanwege de onmetelijke afstanden er zo klein uit zouden zien! Kijk eens naar deze overgrote aarde van ons en alles wat daarop leeft en beweegt! Kijk eens naar de zee, de machtige Nijl, het zand, het gras, de talloze struiken en bomen, en al de dieren in het water, op de grond en in de lucht! Kijk eens naar de wolken aan de hemel en hun kracht, naar de maan, de zon! Kun je je ook maar bij benadering indenken en op de een of andere wijze verstandelijk voorstellen dat deze mens, die verder beslist zeer wijs is, vanuit dit aardoppervlak dat eigenlijk nauwelijks een hand breed is, de gehele, eeuwige oneindigheid van het kleinste tot het grootste kan overzien, onderhouden, leiden en besturen? Ja, hij kan als een man die zeer vertrouwd is met de geheime krachten van de natuur, voor ons zelfs wonderen doen zoals wij er in Cahirou en Alexandria een aantal hebben gezien; maar wat stelt dat voor vergeleken met de eeuwige oneindigheid en haar talloze, ons eeuwig onbekende, wezens en dingen?!
Hoofdstuk 195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Deze mensen zouden tijdens een strenge winter, bijvoorbeeld in de noordelijke streken waar onze Ouran vandaan komt, heel zure gezichten zetten. Tijdens de eerste winter zou hun huid barsten omdat hun bloed zo dik is, dat het in hun buitenste lichaamsdelen niet goed zou circuleren, zodat daar proppen zouden ontstaan die bij grote spanning het bloedvat zouden doen barsten, wat dan bloedingen en aanmerkelijke pijn tengevolge zou hebben. Maar een hitte die een zwarte steensoort bijna tot gloeien brengt, doet hun nu juist niet zo bijzonder veel. Daarentegen zou een noordelijke Scythe in Nouabia als hij tijdens het hoogtepunt van de zomer daarheen zou gaan, daar binnen een paar dagen versmachten en zodoende ook heel snel sterven.
Hoofdstuk 198: De verschillen in klimaten en rassen op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] MARKUS zegt: "Ik zie nogmaals het kolossale evenbeeld van Shivinz en een aantal piramiden; voor de grootste staan twee spitse zuilen, Oubeliske genaamd, en terzijde van de grote piramide, in werkelijkheid misschien een paar honderd passen er vandaan, wat op de afbeelding nauwelijks is vast te stellen, is nog een tamelijk kolossaal beeld zichtbaar. Dit heeft een vrouwenhoofd, vrouwelijke handen en een vrouwelijke, grote borst. Waar de borst ophoudt, op de plaats van de buik, begint een niet nader te bepalen dierenlichaam. Achter dit merkwaardige beeld staat een uitgestrekte, ronde muur, die een grote weidevlakte omsluit. Dat schijnt een geheel te zijn en bij elkaar te horen. -Wat betekent dat allemaal?"
Hoofdstuk 206: De piramiden, de obelisken en de sfinx. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Want voordat het eerste mensenpaar deze aarde betrad, wemelde het van allerlei verscheurende en woeste dieren, zoals de wijze overste in Memphis ons heel duidelijk heeft beschreven. Als het eerste mensenpaar dus volgens de leer van de overste zo zwak geweest zou zijn in al hun levenselementen zoals nu de huidige blanken, hoe vaak zouden zij dan niet door hele kudden uiterst wilde beesten verscheurd en opgevreten moeten zijn?! Zij zouden slechts in stevige, ijzeren kleding en van de scherpste wapens voorzien, als buitengewoon sterke reuen zo ongeveer als die, welke vóór Shivinz Egypte geteisterd hebben, uit de lucht op deze aarde hebben moeten komen, als zij het met natuurlijke kracht tegen deze beesten zouden hebben willen opnemen, -en zelfs dan zouden zij nog genoeg moeite gehad hebben om een strijd met de reusachtige monsters tot een go d einde te brengen!
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Daarop bestegen wij de heuvel, die op zijn behoorlijk brede top minstens tweeduizend mensen kon bergen. Toen wij ons op de top, ongeveer duizend voet boven de waterspiegel bevonden, vloog er hoog in de lucht een grote, lange rij kraanvogels voorbij.
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Daarna vlogen er weer hoog in de lucht een paar gieren, die reusachtig groot waren en die boven onze hoofden begonnen rond te cirkelen.
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[21] Op dat ogenblik vloog er een ekster voorbij, en de aanvoerder gebood een gier deze te vangen en onbeschadigd bij hem te brengen. Als een pijl schoot de reusachtige gier de snel klapwiekende ekster na en keerde in enkele ogenblikken met haar terug, zonder pogingen te doen om weg te vliegen. De gier hield de krijsende ekster weliswaar stevig in zijn geweldige klauwen vast, maar verwondde haar niet en liet haar pas los, toen de aanvoerder haar aangepakt had. Daarop aaide deze de beide gieren en liet ze toen weer gaan, waarop de beide grote roofvogels zich zeer snel weer heel hoog in de lucht bevonden en naar een vette prooi uitkeken.
Hoofdstuk 212: De macht van de Moren over de dieren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Toen riep IK Oubratouvishar weer en zei tegen hem: "Laat nu zien hoe jullie met de lucht en haar kracht vertrouwd zijn; want in het begin is de zuivere mens ook macht gegeven over de luchtgeesten, opdat deze hem altijd dienstbaar zijn als hij hun dienst nodig zou hebben! Laat dus zien in hoeverre jullie nog met dit oorspronkelijk vermogen toegerust zijn!"
Hoofdstuk 213: De macht van de Moren over planten en elementen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Meteen riep de aanvoerder de tien bekwaamsten van zijn metgezellen en zei tegen hen, dat zij hun handen naar hem uit moesten strekken en zo in een kring om hem heen moesten gaan staan, dat iedereen met zijn rechter voet de linker voet van zijn buurman zo goed mogelijk bedekte. Dat gebeurde meteen en onze aanvoerder begon in het rond te draaien, verhief zich van de grond en zweefde toen vrij in de lucht op ruim een manshoogte boven de grond.
Hoofdstuk 213: De macht van de Moren over planten en elementen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Maar al gauw bemerkte men, toen de boom met de dertien zwarten die hem heel lichtjes rondom vasthielden, steeds meer ging draaien, dat hij samen met de aardkluit en de hem omvattende Moren al helemaal los in de lucht ronddraaide. Toen begonnen er een aantal, voor al de vrouwen, hard te schreeuwen, want zij dachten dat de boom die nu aan het omvallen was, een aantal Moren zou verpletteren.
Hoofdstuk 213: De macht van de Moren over planten en elementen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[15] Daarmee keerde de rust terug en op datzelfde ogenblik lieten de Moren die de boom omvat hielden, elkaar los, sprongen snel van de verhoging af en liepen naar ons toe. Op datzelfde moment begon de boom in de lucht heen en weer te schommelen, neigde tenslotte naar zijn natuurlijke zwaartepunt en ging na enige ogenblikken heel zacht op de grond liggen.
Hoofdstuk 213: De macht van de Moren over planten en elementen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[17] Snel gingen dezelfde Moren naar de rots en omvatten hem op dezelfde wijze als eerder de boom. Nog vlugger dan de boom zweefde de rots in de lucht. Hij werd echter vanwege zijn grotere omvang door meer Moren omvat dan de boom; maar iedereen begreep wel, dat om het gewicht van deze rots aan te kunnen, duizend van de sterkste mannen ook nog veel te weinig geweest zouden zijn.
Hoofdstuk 213: De macht van de Moren over planten en elementen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zei: "Zonder enig bezwaar; want jullie moeten immers jullie leven van nu af aan helemaal kennen! Nog zijn jullie volledig in het bezit van de levenskracht van de mensen uit de oertijd en nog zijn jullie als mensen, tot Mijn vreugde, volkomen heersers over de hele natuur -hetgeen allemaal zijn oorsprong vindt in jullie volmaakte vertrouwen en jullie geloof, dat geen twijfel kent, en jullie rotsvaste wil. Maar jullie kennen jullie kracht net zo min als dat iemand de kracht kent die de ledematen van de mens in beweging brengt, en die het bloed door de aderen voortstuwt, en het hart Iaat pompen, en de longen dwingt om de lucht in en uit te ademen afhankelijk van de levensbehoefte en de inwendige regeling ervan van de warmte, die al naar gelang een grotere of geringere inspanning van de lichaamsdelen in het bloed wordt opgewekt.
Hoofdstuk 214: De zelfkennis van de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Als de ziel van de mens echter onder allerlei wereldse, materiële zorgen begraven ligt, of als zij begint met zich daarin te begraven, dan verduistert zij haar lichtwezen, dat tenslotte helemaal donker en duister wordt. Er is dan geen voorraad aan krachtige liefde meer in aanwezig en het kleine beetje dat nog aanwezig is, is nauwelijks voldoende voor het eigen gebruik; dat is dan de eigenliefde, die aan niemand anders meer gegeven kan worden. Maar als de liefde zo klein wordt, waar moeten dan een krachtig geloof en een krachtige wil vandaan komen, want het geloof is immers het licht uit de vlam van de liefde, en de wil de overal werkzame kracht van het licht?!
Hoofdstuk 217: De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...