Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

5699 resultaten - Pagina 21 van 380

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[6] De LEERLINGEN zeggen: "Ja, Heer, wij danken U voor dit heilige licht!"
Hoofdstuk 128: Gesprek tussen Essenen en Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] IK zeg: "O jij kleine wijsneus! Wie zou zoveel stralend licht in jou zoeken!? Ik zeg je dat er op aarde maar heel weinig zijn zoals jij, maar één ding moet Ik nu ondanks al Mijn grote liefde voor jou zeggen, en dat is, dat je in de toekomst veel zuiniger om moet gaan met je zuivere wijsheid en dat je alleen dan je mond moet opendoen als het werkelijk nodig is. Hier is het echter niet nodig, omdat Ikzelf, zoals je ziet, aanwezig ben en ook in staat ben de vragen van iedereen heel passend en diepgaand te beantwoorden!
Hoofdstuk 130: Een wonderbaarlijke bergbeklimming. Bij Genezareth op de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "Mijn lieve Jarah, je moet veel meer met je hart naar boven kijken dan met de ogen die in je hoofd zitten, dan zul je al gauw in het heerlijkste licht wonderen zien! Probeer het maar eens, dan kun je je meteen ervan overtuigen dat ik altijd gelijk heb en de volle waarheid spreek!"
Hoofdstuk 133: De weg tussen hemel en aarde.(19.2.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Na Mijn instructie heft Jarah nu meer haar hart omhoog dan haar ogen, en zie, meteen openen zich alle hemelen, en talloze scharen engelen Gods zweven in het heerlijkste licht naar beneden naar de aarde en zingen: "Gij hemelen bedauw de rechtvaardigen op deze aarde met alle genade! Want heilig is Hij, die haar betrad tot heil van degenen die gevallen zijn nog voor er in de diepe oneindigheid een zon gloeide in het genadelicht van God!
Hoofdstuk 133: De weg tussen hemel en aarde.(19.2.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] En als dank dat jullie overal als wolven voor niets vreet, willen jullie ook nog onze grootste weldoener vernietigen! Een mens, aan wie jullie het alleen te danken hebt dat Cyrenius niet meteen de hele legermacht in Azië liet oprukken en jullie afschuwelijke rovers en hoerennest tot op de grond liet verwoesten! Nee, het is te erg als men over jullie schanddaden nadenkt! Om te voorkomen dat jullie bedriegerijen, die je als goddelijke zaken aan het volk verkoopt, verraden zouden worden, proberen jullie met alle listen van satan zelfs je grootste vrienden en weldoeners uit de weg te ruimen als jullie bij hen het een of andere goddelijke licht vermoeden! Zeg zelf eens of je niet veel slechter bent dan satan zelf!?"
Hoofdstuk 124: Julius trekt fel van leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Bij het horen van dit gezang, zegt JARAH opgetogen: "Heer, het is werkelijk moeilijk te bepalen wat hier mooier en heerlijker is, het gezang, de woorden of het heerlijke duizend kleurige licht of de prachtige gestalten van deze talloze etherische zangers! Ah, nu heb ik er pas een idee van, wat nu precies de hemelen van God zijn! Oh, ik zou nu meteen willen sterven en dan naar deze wondermooie zangers overgaan! Maar zeg mij toch, o Heer, als u dat wilt, wie en wat deze heerlijke zangers eigenlijk zijn! Zijn zij werkelijk wat zij schijnen te zijn, of zijn het slechts door U voor dit moment nieuw geschapen wezens?"
Hoofdstuk 134: De opheffing van de zee van Galiléa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Het zijn engelen en zij werden eindeloos lang geleden geschapen vóór er ook maar een spoortje van een materiële schepping aanwezig was. Roep er maar een en overtuig je dat hij net als alle anderen een heel volmaakt echt wezen is! Daarbij moet Ik je nog zeggen dat, hoe licht en etherisch zij er ook uitzien, ieder van hen toch zo sterk is en zo'n kracht en macht in zich heeft, dat de kleinste en zwakste van hen in een ogenblik de gehele aarde zo zou kunnen verwoesten dat daarvan ook niet het kleinste stofje over zou blijven! Nu je dit weet, kun je er een roepen en laat hem een paar proeven uitvoeren!"
Hoofdstuk 134: De opheffing van de zee van Galiléa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] JARAH zegt: "Hij is wel een onbeschrijflijk mooi mens, omdat hij er net zo uitziet als een mens, maar naast U, o Heer, zijn alle engelen en hemelen met al hun licht en hun schone vormen net zo veel als niets! Want al hun schoonheid is alleen maar van U en bent U Zelf! Toch zou ik er niet van kunnen houden!"
Hoofdstuk 135: Jarah's bewijs van liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Toen tilde de engel Jarah van de grond en drukte haar stevig aan zijn borst en verdween. - Na tien seconden was hij weer met Jarah terug met in haar schort een steen, die onbedekt zo straalde, als de morgenster straalt wanneer zij haar mooiste licht geeft.
Hoofdstuk 136: Engelenmacht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] JARAH doet dat meteen en na een paar ogenblikken zegt zij: "Heer, Heer, mijn God, mijn liefde, nu zie ik haar net als bij mijn heen vlucht in het vierde moment. Zij wordt nu steeds groter en ik kan haar licht nauwelijks verdragen! Ah, dat is een verschrikkelijk sterk licht, maar gelukkig doet het mijn ogen geen pijn! Oh, oh, nu is het hele firmament een verschrikkelijk grote, reusachtige, machtig golvende lichtzee geworden! O God, o God, hoe groot en wondervol zijn Uw werken, en U wandelt in het vlees als een eenvoudig bescheiden mens temidden van de mensenwormen van deze aarde!
Hoofdstuk 137: Geestelijke blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] IK zeg: "Met de volken der aarde gaat het net als met kinderen van één vader: die eerder ter wereld kwamen worden door de vader anders behandeld dan zij, die pas twee, drie, vier of vijf jaar geleden het licht der wereld aanschouwden. De oudste zoon is al een krachtige man geworden, en een dochter is huwbaar, daarnaast zijn er nog een paar kinderen van jouw leeftijd, en drie hebben nog de luier aan. Wat denk je, zou het verstandig van de vader zijn als hij de kinderen in de wieg net zo zou behandelen als de tot een krachtige man uitgegroeide zoon!?"
Hoofdstuk 138: De zelfverloocheningschool in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] JARAH doet dat nu meteen en zegt al na weinige ogenblikken: "O Heer, almachtige schepper des hemels en van alle werelden, dat is een nog veel grotere wereld dan de vorige, en wat wordt ze door een heerlijk licht omgeven! Maar het licht heeft een helrode kleur, wat naar het goudgele toe, terwijl het licht van de eerste wereld helemaal zuiver wit was. Maar nu wordt het licht van deze wereld ook ondraaglijk fel! Ah, nu sta ik al op de bewoonde bodem van deze wereld! Oh, dat is ook onbeschrijflijk heerlijk! Wat een afwisseling! Lieflijke zacht glooiende bergen omringen de prachtige vruchtbare dalen. In de dalen ziet men ook een soort hutten, die enkel bestaan uit een dak dat netjes ondersteund wordt door robijnachtige zuilen. Maar op de bergruggen staan ononderbroken onafzienbare rijen van zulke hutten en hoe ontzettend ver mijn blik ook reikt, toch zie ik niets anders, en die hutten lijken op elkaar als twee druppels water. Zoals ik zie, rusten de ovaal ronde daken allen op robijnzuilen van ongeveer zeven man hoog en ook die zuilen zijn allemaal eender! Van mensen en andere levende wezens is tot nu toe nog niets te ontdekken, maar ze moeten er toch wel zijn, -want dat blijkt al uit de buitengewone beschaving van deze ontzettend uitgestrekte landen!
Hoofdstuk 138: De zelfverloocheningschool in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Wanneer dan zo'n ziel in het ware licht is opgenomen, wekt dat licht, als het sterker en sterker wordt, de warmte van het geestelijke leven op, en de ziel begint zich zodanig met haar geest te verenigen, dat langzaam maar zeker haar gehele leven liefde wordt. Als die liefde dan sterk en krachtig genoeg is geworden en is overgegaan in de echte innerlijke levensvlam, dan wordt het in de ziel van binnenuit licht en stralend, en pas dan bevindt zo'n ziel zich in de toestand waarin ze opgenomen kan worden in de vrije wereld van de gelukzalige geesten, waar zij dan als een kind weer verder opgevoed wordt.
Hoofdstuk 140: Ontwikkelingsperioden in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De geest van elk mens is zo geaard dat hij net als Gods geest de gehele oneindigheid omvat. Als je nu een nog zo ver verwijderde ster of iets anders opneemt in jouw zuivere hart, dat een geestelijk oog is, en tevens het oog van je ziel door het vleselijke oog richt op het door het geestelijke oog beschouwde voorwerp, botst het innerlijke in je geest aanwezige beeld met de uiterlijke overeenkomstige vorm daarvan. Door deze botsing gaat er in de ziel een volmaakt licht schijnen over het beschouwde voorwerp en dit presenteert zich dan zo aan jou, zoals het in wezen is.
Hoofdstuk 141: De geaardheid van de menselijke geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] IK zeg: "Zo is het goed! Laat je ziel maar altijd de oprechte wens van je hart volgen en ontsteek daarin een heldere vlam, dan zal de gehele ziel weldra licht worden en de geest van God zal in haar opgaan als een zon, en pas in zijn licht en in zijn levenswarmte zal dan het zaad van God ontkiemen en de ziel voor het eeuwige leven voorzien van de vruchten des levens!
Hoofdstuk 144: God, de volmaakte mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...