Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36089 resultaten - Pagina 21 van 2406

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[10] IK zei: 'Ja, m'n vriend, dat gaat niet; want alle zielen, goede en slechte zijn uit Mij, en van Mij kan eeuwig nooit iets vernietigd worden, dus ook de slechtste ziel niet, maar iedere ziel zal volgens haar liefde verder leven. - Mijn vriend, begrijp je dit zo'n beetje?'
Hoofdstuk 240: De verhouding tussen hel en wereld - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Voor jou kan dat wel erg eerlijk zijn, maar voor Mij is dat erg krom! Als jij gelooft, dat hetzij de hel of de hemel als beweegredenen moeten dienen om de mensen van het kwade af te houden en naar het goede toe te brengen, dan ga je toch wel uit van een heel foute gedachte; want de volkomen slechte mens lacht om jouw hel en om jouw hemel, en de volkomen goede is ook goed zonder jouw hel en zonder jouw hemel. Want op de manier waarop jij de zaak voorstelt zijn de hel en de hemel pas helemaal geschikt om ieder mens zo slecht mogelijk te maken.
Hoofdstuk 243: De gevolgen van de verkeerde voorstelling van het hiernamaals - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] DE FARIZEEËR zei helemaal verbluft: 'Heer, Heer, almachtige, eeuwige God, volgens uw maar al te duidelijke voorstelling is er voor de verdoemden in de hel maar ontzettend weinig hoop op zaligheid; want die eindeloze tijdruimten zonder tal en zonder maat, zijn immers hetzelfde als de eeuwigheid als zodanig! Ach, dat zijn tijden waaraan tot op heden nog geen mens ook maar in de verste verte heeft gedacht! Wat wordt een mens daar oneindig klein bij! O God, waarom bent U dan zo oneindig groot, wijs en machtig en zijn wij mensen zo ontzettend nietig, dom en zwak?! Heer, heus waar, nu overvalt mij een grote angst voor U, omdat U in Uw geest te eeuwig, te eindeloos groot, te wijs en te almachtig bent! En het is voor mij nu het aller onbegrijpelijkste, hoe U in Uw hele goddelijke volheid in het zeer beperkte lichaam van een mens naar ons op deze nietige aarde hebt kunnen komen!'
Hoofdstuk 247: De Heer als Heiland van de grote wereldmens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Agricola zei: 'Maar mijn Heer en mijn God! De mensen moeten onderling toch kunnen kopen en verkopen, anders is er in slechte en onvruchtbare landen totaal geen menselijk leven mogelijk! Ik ken in Europa landen die onbeschrijflijk bergachtig zijn, niets dan rotsen en nog eens rotsen; de mensen die daar leven moeten de meeste levensmiddelen door handel aangevoerd krijgen. Hef dit noodzakelijke verkeer op en een compleet, groot volk sterft van de honger! U moet toch als Heer van de hemel en van alle werelden Zelf inzien dat zulke mensen alleen door een zeker handelsverkeer kunnen leven. Het verwondert mij daarom in hoge mate dat Uw hoogste, goddelijke wijsheid dat ronduit veroordeelt! Want weet U -ik heb verder alle denkbare achting voor Uw zuivere goddelijkheid! -maar voor dit oordeel van U kan ik met mijn menselijk verstand, dat toch wel volkomen gezond is, geen waardering hebben!'
Hoofdstuk 6: Over handel en woeker - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Als er bijvoorbeeld iemand bij je zou komen met de aanklacht: 'Door deze persoon is mijn broer gedood', en jij hem dan meteen ter dood zou veroordelen zonder de aangeklaagde persoon verder te ondervragen, zou je wel een slechte rechter zijn! Is in onze wet niet uitdrukkelijk aan iedere rechter ten strengste opgedragen om vóór alles heel precies inlichtingen in te winnen over het 'Cur, quomodo, quando et quibus auxiliis'*, (* waarom, hoe, wanneer en onder welke omstandigheden? ) en dan pas te oordelen?! Hebben jullie dat bij deze misdadiger gedaan?'
Hoofdstuk 8: De misdadige tempelverordeningen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Agricola zei: 'Ik ben geen rechter die, zoals jullie, meet met de maat van zijn gevoelens, maar een rechter die meet met de maat van het recht; ik zeg je echter dat deze vier mensen, die je zo onmenselijk diep hebt beledigd, nu je voornaamste rechters zijn! Zoals zij je zullen oordelen, zal ook ik je oordelen! Maar de zonde die deze arme, hongerige man in de tempel aan jullie toonbroden heeft begaan, zal God berechten! Als Hij hem vergeeft, dan vergeven wij hem ook, want tegen ons heeft hij geen zonde begaan!'
Hoofdstuk 10: De bekentenis van de overste - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Toen de tempeloverste dat oordeel over zichzelf uit de mond van de eerlijke, arme vader gehoord had, barstte hij in tranen uit en zei: 'O grote God, hoe goed zijn uw ware kinderen en hoe ontzettend slecht zijn wij, die waarlijk hels slangengebroed zijn! O God, straf mij volledig voor het zeer slechte dat ik gedaan heb!'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Ribram zei: 'Ja,ja, dat begrijp ik nu en dat heb je goed en waarachtig gezegd, maar die man is eigenlijk toch God en dan is Hij toch te verheven om Vader te zijn van ons, slechte mensen! Ik zou het zelfs heel aanmatigend vinden om Hem Vader te noemen!'
Hoofdstuk 12: De maaltijd in de herberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Agricola zei: 'Dat komt omdat de tempeldienaren te heerszuchtig en inhalig zijn en nergens anders oog voor hebben dan alleen maar voor alle soorten en vormen van aards luxueus leven, zoals je zelf hebt ondervonden. Om dat te bereiken nemen de tempeldienaren hun toevlucht tot alle mogelijke leugens en bedriegerijen en zijn zij, zoals ik mezelf overtuigde, vijanden van iedere waarheid en daarom ook van al het waarachtige. Zij hebben de mond wel vol van de naam van Mozes en de andere profeten, maar hun leer en voorschriften verachten ze en zij geven aan het volk hun eigen slechte en zelfzuchtige regels in plaats van die van Mozes en de andere profeten en kwellen het volk door het allerlei onnodige lasten op te leggen en het geestelijk en fysiek te onderdrukken.
Hoofdstuk 23: De vraag van de Romein naar de Messias - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[2] Kijk, de eerste onvolkomenheid die mij erg belangrijk lijkt, en een grote leemte in de wet vormt, merkte ik, als een kind dat vroeg rijp was en tamelijk helder dacht, al meteen in het vierde gebod van Mozes, dat de man Gods wel de kinderen, die vaak nog erg weinig begrip hebben en zwak zijn, liefde, gehoorzaamheid en eerbied voor de ouders inprent, maar de ouders daarentegen ten opzichte van hun kinderen in de wet vrijwel geen verplichting oplegt! En dan ziet zo'n wet er toch wat vreemd uit, vooral daar er in het algemeen toch maar al te vaak ouders zijn, van wie de kinderen vaak al in de wieg verstandiger en beter waren dan hun erg domme ouders met al hun vele slechte eigenschappen.
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Een kind is vaak van nature goed en edel, en zou als het daarin verder werd ontwikkeld ook een goed en edel mens kunnen worden. Maar nu moet het kind volgens de wet van Mozes, eens en voor al, zijn domme en slechte ouders ten strengste en zonder enige redelijke uitzondering gehoorzamen, en uiteindelijk net zo dom en slecht worden als de ouders van het kind zelf Daar had de man Gods toch ook wel iets kunnen zeggen over een redelijke plicht van de ouders ten opzichte van hun kinderen, waaraan eerst gewetensvol voldaan moest zijn, wilden de kinderen ook een plicht ten opzichte van hun ouders te vervullen hebben.
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Als Mozes en de profeten dan ook voor zulke betere kinderen een straf bepalen en hun hun gebrek aan liefde en hun terechte ongehoorzaamheid jegens hun slechte ouders als zonde aanrekenen, dan zijn Mozes en alle profeten nog duizendmaal dommer en blinder geweest dan ik en hebben zij met hun geschriften en voorspellingen de goddelijke wijsheid waarlijk geen bijzonder grote eer aangedaan! Heer, ben ik slecht omdat ik de wet van Mozes en de profeten zo heb beoordeeld?'
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[4] of zijn volgens Mozes ook kinderen van rovers uit verschuldigde gehoorzaamheid tegenover hun ouders verplicht om hen lief te hebben en te eren en in hun voetsporen te treden? Als - wat al vaak gebeurd is verstandige kinderen van kwade en slechte ouders wier slechte handel en wandel de nog onschuldige kinderen moest opvallen en mishagen, zulke ouders hun liefde en gehoorzaamheid onthielden, hen verlieten en gelegenheid zochten om zich ergens anders bij betere mensen tot betere mensen om te vormen, hebben zulke kinderen daardoor ook gezondigd tegen de Mozaïsche wet, omdat zij niet uit liefde en gehoorzaamheid aan hun ouders zelf ook dieven, rovers, moordenaars, huichelaars, bedriegers en leugenaars wilden worden?
Hoofdstuk 30: De kritiek van Helias op het vierde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] En kijk, dat alles is in het kort met het beeld 'Gij zult niet doden!' weergegeven! En de eerste joden, ook nog die ten tijde van Salomo, begrepen deze wet niet anders, en zowel voor de Samaritanen als voor de oude joden is het vandaag nog zo. Maar als deze wet fundamenteel alleen maar zo begrepen moet worden, hoe kan iemand dan aannemen dat door deze wet de noodweer tegen slechte mensen en zelfs tegen verscheurende dieren verboden zou zijn voor de mens?'
Hoofdstuk 31: Het vijfde gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[12] Het is wel waar dat er allerlei gedachten, ook allerlei wensen, begeerten en tenslotte ook pogingen en daden van goede en kwade aard in ons ontstaan, maar zonder voorafgaande gedachten, waaruit natuurlijk heel vaak slechte handelingen voortkomen, kunnen ook geen goede beslissingen en daden te voorschijn komen. Dat moet voor iedere engel en voor ieder mens met een beetje verstand duidelijk en zeer begrijpelijk zijn. En dus zeg ik dat dit laatste gebod, voorzover het de mens slechte handelingen verbiedt, wel helemaal in orde is, hoewel naar mijn mening overbodig omdat, zoals reeds eerder opgemerkt, dat al in het zesde en zevende gebod is gebeurd. Maar het is helemaal niet in orde als het de mens verbiedt om te denken, te voelen en gewaar te worden en tengevolge daarvan het stellige ontstaan van stille wensen, lusten en verlangens.
Hoofdstuk 35: Het negende en tiende gebod - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...