Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22363 resultaten - Pagina 21 van 1491

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[20] Deze opmerking jaagt Petrus helemaal in het harnas en hij doet direct een beroep op een jongeman om de burger te bestraffen! De jongeman zegt echter: 'Ik zou het wel willen, als de Heer het wilde; maar de Heer heeft me nog geen opdracht gegeven en daarom kan ik je wens nog niet vervullen. Ga echter eerst naar de Heer en zeg Hem dat! Als Hij het wil, zal ik het doen.'
Hoofdstuk 53: De bestraffing van de leugenaar en lasteraar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[23] Toen keek de jongeman de burger aan en deze begon te beven en terwijl de jongeman hem voortdreef, volgde hij Petrus zonder tegenspraak naar Mij. Ik zag hem aan en de burger bekende, dat hij gelogen had en dat hij zo'n magiër nooit gezien had, maar dat hij alleen maar over zo'n magiër had horen spreken en alleen maar had willen testen of deze leerling wel gelovig genoeg was, waar hij overigens beslist geen kwade bedoeling mee gehad had.
Hoofdstuk 53: De bestraffing van de leugenaar en lasteraar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] op Mijn roepen komen ze allen snel aanlopen, haasten zich met verheerlijkte gezichten naar Mij toe, en danken Mij met tranen in de ogen dat Ik hun door deze slechte mens belasterde onschuld weer gezuiverd heb!
Hoofdstuk 54: Bij Jonaël. Kritiek van de leerlingen op de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Daarop leg Ik Mijn handen op hun hoofden, zegen hen en zeg, dat ze de verdere dag naast Mij moeten wandelen! Maar zij verontschuldigen zich en zeggen: '0 Heer, zo'n grote genade zijn wij niet waardig! Wij zijn al overgelukkig, als wij U aan het eind van deze grote stoet mogen volgen!'
Hoofdstuk 54: Bij Jonaël. Kritiek van de leerlingen op de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg: 'Ik ken jullie waarachtige nederigheid en juist daarom heb Ik graag dat je zo dicht mogelijk naast Mij meewandelt op de weg, die Ik vandaag in deze omgeving zal gaan!'
Hoofdstuk 54: Bij Jonaël. Kritiek van de leerlingen op de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De dochters bedanken Mij voor die voor hen nauwelijks te begrijpen hoge onderscheiding. Maar Jonaël vraagt zijn dochters, zeggende: 'Mijn beste dochters! Hoe komen jullie aan deze prachtige kleren, die werkelijk hemels mooi staan?!'
Hoofdstuk 54: Bij Jonaël. Kritiek van de leerlingen op de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik hoorde wel dat ze dat zeiden, draaide Mij om en zei tot hen: 'Ik ben allang bij jullie, maar je hebt Mijn hart nog nooit zoveel vreugde gegeven als deze zeven dochters hier! Ik zeg je, zij zijn al op de goede weg en hebben het beste deel gekozen; als jullie niet dezelfde weg gaan, dan zul je nauwelijks in Mijn rijk komen! Want de kinderen, die zó tot Mij komen, zullen ook bij Mij blijven, degenen echter, die alleen maar met lof en prijs komen, zullen slechts Mijn weerschijn, maar niet Mijzelf in hun midden hebben!
Hoofdstuk 54: Bij Jonaël. Kritiek van de leerlingen op de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Petrus zegt: 'Heer, heb geduld met onze grote dwaasheid! U weet toch dat wij niet in de hemel, maar op deze wereld opgevoed zijn. Het zal allemaal wel weer goed komen, want we hebben U toch ook boven alles lief, anders zouden we U niet gevolgd zijn!'
Hoofdstuk 54: Bij Jonaël. Kritiek van de leerlingen op de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik zeg: 'Nu blijf dan in de liefde en let niet op deze wereld, maar wel, door Mij, op de hemel!' De leerlingen zijn daarmee tevreden en prijzen Mij in hun harten.
Hoofdstuk 54: Bij Jonaël. Kritiek van de leerlingen op de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De knechten en dienaren gaan daarop meteen weer terug en zeggen dat aan hun heer. Deze vraagt ze echter of ze ook wisten, wie Ik, die zoiets van hem verlang, wel was. De knechten en de dienaars antwoorden en zeggen: 'Wij hebben toch al gezegd, dat hij ons toegesproken heeft, alsof hij uwen onze heer is, waarom vraagt u dat dan nog een keer?! Hij wordt omringd door zeven koninklijk geklede dochters en daarachter volgt hem een onafzienbare menigte! Misschien is hij wel een vorst uit Rome, en u zult er zeer zeker goed aan doen hem tegemoet te gaan, en hem bij de grote toren aan de muur met alle eerbetoon te ontvangen!'
Hoofdstuk 55: Bij Ezau's slot. De koopman en het hoogste ambt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] We gaan nu verder met onze wandeling en komen na een uur in een mooi schaduwrijk bos, dat eigendom is van een rijk koopman uit Sichar. In dit bos zijn allerlei verfraaiingen aangebracht, zoals kleine tuinen, beekjes, vijvers met vele soorten vissen, en allerlei vogels. Aan het eind van het zeer uitgestrekte bos staat een oud en heel groot kasteel met dikke beschermende muren. Dit kasteel had Ezau gebouwd en hij woonde daar ten tijde dat Jacob in den vreemde was. De stormen der tijden hadden het niet onberoerd gelaten, maar deze koopman had er veel geld aan besteed en het weer geheel bewoonbaar gemaakt, en hij woonde met zijn hele huishouding vaak in dit kasteel, en woonde er ook nu. Hij was weliswaar iemand die veel goeds deed, en hij had nog meer landgoederen, maar op dit bezit was hij bijzonder gesteld en hij vond het niet prettig, als zijn grote bos door te veel mensen betreden werd, want hij gaf veel uit voor de aanleg en het onderhoud ervan.
Hoofdstuk 55: Bij Ezau's slot. De koopman en het hoogste ambt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] De koopman zegt: 'Ja, als het mij toegestaan is, o verheven heer, om direct op uw belangrijke vraag te antwoorden, dan geloof Ik met uw verheven toestemming de belangrijke vraag wel begrepen te hebben, en mijn antwoord zou dan het volgende zijn: Ik zie en houd het ambt van keizer natuurlijk als het allerhoogste wat een mens op deze aarde bekleden kan.'
Hoofdstuk 55: Bij Ezau's slot. De koopman en het hoogste ambt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik zeg: 'Maar vriend, waarom staat u zichzelf nu zo tegen te spreken en gaat u tegen uw eigen devies in, dat luidt: 'De waarheld is het hoogste en heiligste op deze aarde, en een ambtenaar, die in zijn ambt getrouw is aan waarheid en gerechtigheid, bekleedt het hoogste en verhevenste ambt op aarde!' Dat is toch uw lijfspreuk?! Hoe kunt u dan nu zeggen, dat u het ambt van keizer als het hoogste ziet, terwijl deze toch als hoogste bevelhebber met ruw geweld te maken heeft, wat zeker niet altijd gebaseerd is op waarheid en gerechtigheid?!' .
Hoofdstuk 55: Bij Ezau's slot. De koopman en het hoogste ambt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] De opperpriester zegt: 'Ik geef zonder meer toe, dat u nu heel juist beoordeeld heeft hoe het werkelijk in de wereld toe gaat, als men het van de wereldse kant bekijkt. Maar, omdat u alover Mozes gesproken heeft, zult u ook wel weten, dat Mozes van God voor zijn volk een wet kreeg, waarin de leugen of het valse getuigenis verboden is, en waarbij alle mensen verplicht worden om waarheidslievend te zijn!? Als alle mensen deze wet zouden houden, zeg dan zelf, zou het dan niet heerlijk zijn om op aarde te leven?!
Hoofdstuk 56: Het gevolg van leugen en waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Deze eerzucht verleidt dan de mensen op den duur tot allerlei geroddel, zelfs tot moord en doodslag als het met de andere manieren van leugen en bedrog niet gelukt om bij de andere mensen tot groot aanzien te komen.
Hoofdstuk 56: Het gevolg van leugen en waarheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...