Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6281 resultaten - Pagina 21 van 419

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[2] Daarom vertrouw ik U nu ook toe, dat Kisjonah's dochter mij buitengewoon goed bevalt. Zoals U wel weet ben ik echter een Romein, en zij zal ongetwijfeld een Jodin zijn, die haar mooie hand aan geen heiden, zoals wij door de Joden genoemd worden, geven mag. Raad mij eens, vriend, is daar nog iets aan te doen? Zou het onder geen enkele voorwaarde mogelijk zijn, dat zij mijn vrouw werd? Kom, doe mij eens een middel aan de hand!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Jij bent een Romein, en zij is een Griekse en geen Joodse, en dus is er van nature niets wat je hindert om haar aan Kisjonah ten huwelijk te vragen, die haar ook zeker aan jou zal geven. Dat ze echter geestelijk, net als het hele huis, volgens Mijn aan jou niet onbekende leer toch Jodin is, dat zal voor jou toch wel geen steen des aanstoots zijn?!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De rechter uit Kis zegt: 'Vriend, de beroemde Jezus van Nazareth houdt zich hier al een week of drie geregeld op, en zal waarschijnlijk hier nog een paar dagen blijven. Volgens mij is Hij een God die alle nog zo verborgen dingen zonneklaar weet, en Hij heeft ons daarvan al heel duidelijke voorbeelden gegeven; wat denk je er van, als we Hem hierbij eens te hulp riepen? Hij zou ons wel eens goed kunnen helpen, en dat nog te meer, omdat hij absoluut geen vriend is van de zwarte dieven en rovers die de tempel voor haar snode plannen ter beschikking heeft. Want ik heb met mijn eigen oren gehoord hoe hij de priesters en Farizeeën uit Chorazin en Kapérnaum naar de diepste Tartarus verwenst heeft. En daarom ben ik er van overtuigd, dat Hij ons klaarheid zal kunnen verschaffen.'
Hoofdstuk 235: Weerzien met de opperrechter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Nu, Uw leer heeft die geest en dat karakter in zich en is daarom zuiver goddelijk, en ik heb haar daarom als geheel waar voor mijn gehele leven aanvaard en ik verkondig haar aan mijn gehele huis en aan mijn vele ondergeschikte beambten. Als dit dus zo is, dan is alles al helemaal in orde op de instemming van de vader na!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Faustus zegt: 'O ja, als u haar aan mij wilt geven, uit duizenden is zij voor mij de enige!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Kisjonah roept Lydia. Zichtbaar verlegen van liefde en grote blijdschap komt zij, en Kisjonah zegt tegen haar: 'Wel, lieve dochter, zou je wel gezegend willen zijn met deze heerlijke man?'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] En Lydia zegt, terwijl ze haar ogen neerslaat, na een poosje: 'Waarom vraagt u dat nog aan mij? Toen deze heerlijke Faustus vandaag aankwam en ik hem voor de eerste maal zag, hoorde ik mijn hart zeggen: 'Wat gelukkig moet de vrouw van deze heerlijke man zijn!' En moet ik dan nu, als hij mij begeert, nee tegen hem zeggen?'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als dat vaststaat, krijg ik deze buitengewoon mooie vrouw direkt uit handen van mijn God, mijn schepper, en daarom hoef ik niet meer te vragen of ik met haar gelukkig zal zijn!
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Waarachtige goddelijke Jezus! Als U het goed vindt, dat Lydia mijn vrouw wordt, dan neem ik haar tot vrouw; maar als U daar ook maar het minste bezwaar tegen hebt, dan behoeft U dat maar te zeggen en mijn leven wijdt zich geheel aan het uitvoeren van Uw wil!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Daarom gingen we nu meteen naar het gerechtshuis, waar de twaalf met hun dertig belangrijkste handlangers wel bewaard door de sterke wacht, met grote vrees en angst op de opperrechter zaten te wachten; want ze hadden nu geen tijd en gelegenheid meer om ergens een dozijn valse getuigen op te snorren, die voor hen gelogen en op de leugens ook nog gezworen zouden hebben; want de tempel beloofde een bijzondere genade aan ieder, die ten gunste van de tempel en al haar dienaars een vals getuigenis aflegde als de omstandigheden dat vereisten! Maar vooraf moest zo iemand natuurlijk wel behoorlijk van informatie voorzien zijn, hetgeen in dit geval absoluut onmogelijk was.
Hoofdstuk 237: Vervolg van de rechtszitting. (20.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De voornaamste Farizeeër zegt: 'Heer, die laster is te groot om ooit op ons te laten rusten! Al had u duizend valse getuigen tegen ons, dan zal u dat toch weinig helpen; want wij staan te stevig in onze schoenen, en u zult ons toch met al uw macht geen haar kunnen krenken! Bespaar u daarom maar alle verdere moeite, want hierna zult u geen antwoord meer waardig geacht worden, behalve één tot uw verderf!
Hoofdstuk 237: Vervolg van de rechtszitting. (20.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Faustus zegt: 'Nu, spreek dan! Mijn woord van eer, er zal jullie geen haar gekrenkt worden!'
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Maar toen wij de grondwas verzamelden, stootten wij al gauw op tempelgereedschap, en toen wij het metaal beter onderzochten, bleek maar al te gauw, dat het puur goud en zilver was. Wij drongen dieper en dieper door in de zich steeds verder uitstrekkende grot en vonden in haar dieptes steeds meer bewaarde schatten van onschatbare waarde. Wij lieten al de gevonden schatten ongeschonden in het hol; alleen versperden wij de buitenste opening met stenen en mos en lieten deze door beëdigde bewakers vanaf het uur van ontdekking tot op het huidige ogenblik bewaken. En zie, al deze schatten leveren wij aan u uit als u ons genadig bent en ons in de naam van de keizer de verschrikkelijke door u uitgesproken straf kwijtscheldt!'
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[23] In de hal van het woonhuis wacht Lydia op Mij en Faustus, haar echtgenoot, en begroet ons en vindt het jammer, dat het ons wel een paar uren harde strijd gekost heeft.
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[24] Faustus begroet zijn jonge gemalin eveneens en zegt tegen haar: 'Ja, geliefde Lydia, het was echt een harde strijd, maar met de goddelijke hulp van de eveneens goddelijke vriend Jezus, aan Wien alleen alle eer en alle lof toekomt, is de gehoopte ontknoping helemaal gekomen. Maar laten we dat nu laten rusten; morgen zal er nog veel gedaan moeten worden.'
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...