Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13994 resultaten - Pagina 21 van 933

...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...
[15] Kijk, Mij.staan in deze wereld nog heel vreemde, droevige ervaringen te wachten, die eigenlijk helemaal niet lang op zich zullen laten wachten! Maar toch zullen jullie nog niet gemerkt hebben dat Ik daar treurig om ben. Laat komen, wat wil, Ik alleen ben de Heer! Er kan niets boven Mijn wijsheid en Mijn wil uitgaan. Wat er gebeurt en nog gebeuren zal, is boven berekend en bepaald, en heeft zijn diepste, heilige reden. Wie in zijn hart en in zijn.liefde en in zijn wil met Mij is, zal door de wereld, hoe vreselijk ook, nooit gedeerd kunnen worden, maar wie alleen in zijn wijsheid een is met Mij, zal in de wereld veel harde strijd te doorstaan hebben; want de wereld met haar materiële verstand zal eeuwig nooit inzien dat, wat voor haar schijnbaar iets is, geestelijk werkelijk niets is. -Laat dit voldoende voor jullie zijn en wees nu blij Mij!'
Hoofdstuk 151: De kenmerken van de antichrist - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Vriend, dat komt omdat zij eigenlijk niet uit materie bestaan, maar alleen maar uit geest die gericht is. Ik heb jullie toch al bij een andere gelegenheid gezegd, dat al het zichtbaar geschapene niets anders is dan een gedachte van God, vastgehouden door de almachtige wil van God.
Hoofdstuk 154: Over de noodzaak van de vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] EEN VAN DE JOODSE GRIEKEN zei: 'Maar Heer, nu U toch weer zo bezig bent om ons zulke buitengewoon belangrijke zaken te onthullen, wilt u dan ook zo goed zijn ons te vertellen waarom nu eigenlijk niets stoffelijks voor eeuwig als zodanig kan blijven bestaan! Rotsen verweren, reusachtige bomen die vaak zo'n tweeduizend jaar alle stormen getrotseerd hebben, zoals in ieder geval de oerceders op de Libanon, sterven, vermolmen en er blijft niets van over. Ook meren en zeeën drogen uit, kortom, men ziet op de hele aarde niets dan een voortdurend ontstaan en vergaan! Alleen aan de sterrenhemel blijft het steeds nog heel aardig bij het oude; want dezelfde sterren die Adam gezien heeft, staan er nog steeds even onveranderlijk en onvergankelijk op dezelfde plaats. Wanneer U echter zegt dat ook zij eenmaal zullen vergaan, kom je natuurlijk tot de uitermate belangrijke vraag: Als die, volgens Uw zeggen ontzettend grote hemellichamen al gedurende zo'n onuitsprekelijk lange reeks aardse jaren bestaan, zouden zij toch net zo goed ook eeuwig kunnen bestaan. Hoe lang geleden zijn zij ontstaan, wie kan die tijd meten en in jaren of zelfs in tienduizenden jaren becijferen? Voor ons menselijk verstand bestaan zij zo goed als eeuwig en kunnen ook net zo goed verder de hele eeuwigheid door blijven bestaan. Waarom moeten zij dan tenslotte toch vergaan?'
Hoofdstuk 154: Over de noodzaak van de vergankelijkheid van de materie - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Dit betekent: Wat zou een mens er aan hebben als hij met dit aardse leven de hele wereld zou winnen, maar schade zou lijden aan zijn ziel? Wat kan zo'n mens dan geven om zijn ziel te verlossen? Daarom moet een mens dit lichamelijke leven alleen maar gebruiken om daardoor het eeuwige leven van de ziel te winnen. Als een mens zijn lichamelijke leven met in de eerste plaats daarvoor gebruikt, is het zijn eigen schuld dat hij h.et leven van zijn ziel verspeelt, of het minstens zodanig verzwakt dat de ziel later aan gene zijde vaak een zeer lange tijd nodig heeft om zo ver tot zichzelf in te keren, dat zij in een wat lichter en beter geestesleven over kan gaan. Want zolang een ziel nog met enige liefde aan haar lichamelijke leven en de voordelen daarvan hangt, kan zij in haar geest niet volledig wedergeboren worden; een ziel die echter niet volledig in haar geest wedergeboren is, kan ook al die tijd niet in het ware rijk van God binnen gaan, omdat daarin geen atoom van iets materieels kan bestaan. Nu weten jullie genoeg, laten we dus naar binnen gaan!'
Hoofdstuk 162: Oorzaak en doel van ziekten en lijden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] IK zei: 'Ongetwijfeld, want anders zou jij de tekenen die Ik je al meermalen heb laten zien, niet zo rustig en gelijkmoedig hebben ondergaan, alsof het iets heel natuurlijks was. Alles heeft je alleen maar op het moment dat het gebeurde verrast, -enkele ogenblikken later maakte je je er al niet meer druk over; want je dacht bij jezelf een mens kan onmogelijk iets dergelijks als het vliegen van de vogels door de lucht tot stand brengen. Maar omdat Ik nu eenmaal volledig God was, was het ook volkomen natuurlijk dat Mij alles net zo mogelijk moet zijn als het vliegen door de lucht voor een vogel, en daarom is dat beslist net zo'n wonder als alle andere door Mij geschapen dingen. De maan, de zon, de sterren en deze aarde en alles wat daarin, daarop en daarboven is en leeft en beweegt, zijn blijvende wonderen van Mijn wijsheid en macht, en de huidige wonderen zijn er slechts voorbijgaande getuigen van dat Ik exact Dezelfde ben die reeds van eeuwigheid de oneindigheid met talloze, blijvende wonderen heeft gevuld. Jij dacht dat wanneer Ik als God wonderen doe, dat niets wonderbaarlijks is, maar dat het eigenlijk wonderbaarlijke aan Mij Mijn onbegrijpelijke liefde voor jullie, Mijn schepselen, is en Mijn zo immens grote vriendelijkheid en onzelfzuchtige goedheid, zachtmoedigheid, geduld en grote deemoed voor de mensen, die Ik met één zucht in het puurste niets zou kunnen laten verdwijnen.
Hoofdstuk 178: Twee soorten mensen op aarde: zielen van boven en zielen van beneden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] LAZARUS antwoordde: 'Met goud, zilver en edelstenen hoeft u bij Hem echter niet aan te komen, want als Hij iets wenst, kan Hij Zelf bergen in blinkend goud veranderen! Voor Hem geldt niets anders dan slechts een zuiver en goed hart. Wie Hem met deze grootste schat tegemoetkomt, is Zijn vriend, en voor hem doet Hij ook alles waarvan Hij ziet dat de ander het nodig heeft. Maar goud en zilver kan men beter thuislaten, want Hij haat het omdat het de mensen hard en slecht maakt. Alles, wat voor de wereld groot en schitterend genoemd kan worden, is in Zijn ogen een gruwel. Nu weet u hoe Hij is; gedraag u daarnaar als u Hem zult vinden, dan zal Hij u graag Zijn liefde, de waarheid en het eeuwige leven geven!'
Hoofdstuk 183: De Romein vraagt de waard en Lazarus naar de wonderman Jezus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Kijk, dat is de oorzaak van dit verschijnsel en verder helemaal niets! Hoe zouden jullie goden kwaad op jullie kunnen worden, terwijl zij toch nergens anders kunnen bestaan dan in de fantasie van mensen die van een ware god niets weten omdat zij nooit iets over Hem gehoord hebben? Waarom niet? Dat ligt in het eeuwig grote wijsheidsplan besloten van Hem die de mensen geschapen heeft.'
Hoofdstuk 185: De genezing van de bezeten jonge vrouw Maria Magdalena - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Toen zei DE JONGE VROUW: 'Als ik wist dat ik Hem eer kon bewijzen door de wijn te drinken, zou ik alle zakken van heel Palestina leeg willen drinken en dan voor Hem sterven; maar ik weet, dat ik door het drinken van wijn Zijn eer niet in het minst vergroot. Omdat Hij door alle machten van de hemel en van de natuur van deze aarde ten hoogste geëerd wordt, is naast die hoogste eer mijn eer zoveel als niets, en daarom drink ik nu de wijn ook niet; maar ik drink de wijn uit liefde voor Hem en ook voor u, goede mannen uit Rome! En laat daarom deze beker vol wijn zoveel betekenen als: Mijn hart is voor Hem alleen, en mijn achtingvoor u allen!'
Hoofdstuk 186: De Romeinen en de jonge vrouw eren de heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Bij menselijke schepselen op andere hemellichamen is dat echter in hoge mate het geval, omdat zij reeds alle denkbare gaven hebben als zij op de wereld komen. Zij hoeven niets meer in een of andere school te leren. Omdat de liefde zich echter slechts heel geleidelijk als een produkt van hun wijsheid ontplooit, hebben zij scholen waarin geleerd wordt hoe men van de zuivere wijsheid tot de vrije liefde en een vrije wil kan komen. Pas zodra zo'n mens dat dan na heel veel moeite geleerd heeft, is hij in staat om God en ook Zijn kinderen van deze aarde te naderen.
Hoofdstuk 190: Het verschil in levensopgave van engelen en mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Daarom zeg Ik ook tegen jullie allen: Verzamel je in deze wereld nooit zulke schatten die door roest aangetast en gemakkelijk door motten verteerd kunnen worden! Maak je geen zorgen voor de komende dag over wat je eten en waarmee je je kleden zult! Het is voldoende dat iedere dag zelf zijn eigen zorgen met zich meebrengt. De Vader in de hemel weet precies watje nodig hebt. Kijk naar de mussen op het dak en de bloemen op de velden! Zij zaaien en zij oogsten niets en worden toch door de Vader in de hemel in alles rijkelijk verzorgd. Hebben de mussen niet een verenpak en voedsel, en zijn de bloemen op het veld niet prachtiger gekleed dan Salomo in al zijn pracht ooit was? Maar zijn jullie niet veel beter dan de mussen, waarvan men er een dozijn voor een penning koopt, en beter dan gras op het veld dat vandaag nog bloeit, morgen echter afgemaaid, vervolgens gedroogd en, omdat het te slecht is om aan de dieren te voeren, in de oven wordt gegooid en verbrand?! Nu Ik jullie dit echter verteld heb, gedraag je daar dan ook naar en handel daarnaar, dan zullen jullie als Mijn uitverkoren leerlingen in jullie ambt een goed bestaan hebben!
Hoofdstuk 193: De geestelijke overeenkomst van de dagtijden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Maar toen zei IK: 'God Zelf is de eeuwige liefde en de waarheid zelf! Niets ter wereld kan jullie vrij maken dan alleen de waarheid. Wie de zonde doet, die altijd een leugen was, is ook een knecht van de zonde en een slaaf van andere nog grotere zondaars die geen geweten en geen liefde hebben dan wat hun eigen schandelijke ik hun ingeeft. Wie echter de waarheid in zich heeft, is een machtig vijand van de leugen en van de zonde, en is vrij; want niemand kan hem beschuldigen van een zonde. Kies daarom voor de waarheid en vrees niet degenen die wel je lichaam kunnen doden, maar je ziel verder niets kunnen doen; vrees veeleer God die je ziel samen met je lichaam kan doden en te gronde richten!
Hoofdstuk 196: De Heer onderricht in de tempel. Het oordeel van het luisterende volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] DE ROMEIN zei: 'Waarlijk, U bent een God! Want als U slechts mens was zoals ik, zou U nooit zo wijs kunnen spreken. Uw wonderen van gisteren krijgen pas door deze woorden van U, alsook door die van vandaag in de tempel, de volledige bevestiging dat zij waarheid zijn. Veel hebben wij al over U in Rome horen vertellen; maar al die verhalen zijn toch niets vergeleken bij deze werkelijkheid. Maar nu eten en drinken wij weer; want het gehoorde is eindeloos verheven en diepzinnig, en wij moeten het eerst behoorlijk begrijpen om daarna in staat te zijn iets meer van Uw genade en liefde te horen. Want U spreekt niet zoals een gewoon verstandig mens spreekt over een kunstzinnig en schitterend gebouw, maar U spreekt als een bouwmeester die het gebouw vanaf de grond heeft opgebouwd. En daarom moet je je bij wat U zegt goed inspannen en het behoorlijk van punt tot punt in je opnemen en begrijpen, als je daaruit voor je leven het ware nut wilt halen. Daarom houden we nu een kleine pauze; wat brood en wijn zal het ons makkelijker maken om tot dieper inzicht te komen!'
Hoofdstuk 205: De wilsvrijheid en de geestelijke opdracht van de mens op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Daarop zei DE SCHRIFTGELEERDE: ' Meester, u heeft nu heel goed en wijs gesproken en zo is het ook; maar toch is er nog iets waarmee ik het nog niet zo goed eens kan zijn, en dat is het volgende: U zei, dat men de wereld niet moet liefhebben, omdat de wereld het gericht en de dood is. Nu, dat is op zichzelf helemaal waar, - maar bedenk nu eens hoe groot de wereld is en hoeveel mensen onvrijwillig op haar leven! Wie gaat er naar hen toe en brengt hen troost, en een evangelie uit de hemelen? Ze groeien wild op als het onkruid op een heide en kennen niets en weten niets. Moeten ook zulke mensen die door de almachtige wil van God helemaal blind op deze aarde gezet zijn, geen liefde voor deze aarde hebben die hen draagt en voedt?
Hoofdstuk 220: Het zich van de wereld afkeren en het Rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Als er maar één keer eens iemand kwam - natuurlijk wel op een manier dat men hem zou moeten herkennen als degene die hij op aarde lichamelijk was, dan zou dat het geloof bevestigen, en de mensen zouden dan ook beslist volgens zijn leer leven. Maar voor zover wij weten is dat nog nooit voorgekomen, en daarom is het ook heel natuurlijk dat de mensen wantrouwig en ongelovig worden. Dat thans en al heel lang de tempel vrijwel helemaal antimozaïsch is geworden, vindt zijn oorzaak voornamelijk in dat wat ik gezegd heb, en komt ook omdat de van ons afgescheiden Sadduceeërs heel openlijk aan geen onsterfelijkheid van de ziel meer geloven. En wie kan hun strikt genomen redelijkerwijs ongelijk geven? En daarom zijn de tempeldienaren dan eigenlijk niet helemaal alleen schuldig aan de slechtheid die nu in de tempel heerst, maar het steeds maar niet kunnen bewijzen van het leven na de lichamelijke dood. Ontbreken daarvoor sterke en overtuigende bewijzen, dan verdwijnt ook vanzelf het geloof in een god; en ook al gelooft men nog aan het bestaan van God, dan heeft men toch geen juiste achting en liefde voor Hem en beschouwt men de geboden die Hij aan de mensen gegeven heeft, als een menselijk bedenksel dat in een bepaalde tijd en voor de in die tijd geldende menselijke levensverhoudingen heel goed kon zijn, maar voor de tegenwoordige tijd nauwelijks meer te gebruiken is. Dat zeg ik niet om ons en de tempel eventueel goed te willen praten; maar het is toch geen onwaarheid dat het zo was en nu ook nog zo is.
Hoofdstuk 224: Het weerwoord van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] God is geestelijk eeuwig en oneindig. Alles ontstaat en bestaat uit Hem, alles is in Hem, alles is de eeuwige, eindeloze overvloed van Zijn gedachten en ideeën van het kleinste tot het grootste. Hij denkt ze in het heldere licht van Zijn zelfbewustzijn en wil dat ze werkelijkheid worden, en dan zijn zij reeds, wat zij als oerbegin zijn moeten. Daarbij legt Hij dan de lichtkiem van Zijn liefde in de in zekere zin uit Zijn persoonlijkheid naar buiten gebrachte gedachten en ideeën, maakt ze levend, zodat ze dan als zelfstandige wezens bestaan, en leidt ze dan door Zijn voortdurende en steeds grotere geestelijke invloed tot de hoogst mogelijke trap van de onverwoestbare zelfstandigheid.
Hoofdstuk 226: Gods wezen en eeuwige scheppingsvreugde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34  ...