Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

384 resultaten - Pagina 22 van 26

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26
[3] Het is wel goed dat een geest of een mens het goddelijke Wezen beschouwt in Zijn werken, maar men moet daarin niet verstrikt raken! Kijk, in de begintijd van de aarde hebben de mensen er plezier in gehad reusachtige bouwwerken op te trekken: Nimrod bouwde Babylon en een boven de bergen uitstekende toren. Semiramis liet bergen afgraven. Ninus bouwde het grote Ninive. De oude farao's overspoelden Egypte met kolossale bouwwerken en beelden. De Chinezen bouwden een muur van vele honderden mijlen lang. Zou men zich nu zulke bouwers even groot voorstellen als hun werken, dan zou men door ieder weldenkend mens toch voor een dwaas worden aangezien. Kijk, deze oerbouwmeesters van de grote bouwwerken der aarde waren als mensen niet groter dan jullie, alleen wisten zij hun krachten op grote wijze te ontplooien en gestalte te geven.
Hoofdstuk 127: Over het waarachtige wezen van God. De liefde werkt in enge maar duidelijke kringen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[16] Ik zeg: 'Beste vriend, wees maar rustig en erger je niet. Kun jij van een ezel iets anders verlangen dan datgene wat uit zijn gedachtewereld voortkomt? Hij heeft nu gehoord wat hij moet doen. Wil hij dat, dan is het goed, en wil hij het niet, dan zal er nog wel een middel zijn om dit lastdier kwijt te raken.'
Hoofdstuk 113: Drie bisschoppen van Graz op de wolken. Een jezuïet als afgezant. De heerszuchtige Sebastiaan en zijn twee betere collega' s. Gericht over de hoogmoedige bende. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Rudolf van Habsburg zegt: 'Maar Heer, kijk daar eens, die twee brede straten! De ene voor de voertuigen en de andere voor de ijzeren wagens. Wat nemen ze veel mooi land in beslag, terwijl in mijn tijd alle wegen maar smal mochten zijn en slechts over landstroken mochten lopen die voor andere doeleinden ongeschikt waren. Ik had geen staatsschulden en had toch ook menige oorlog te voeren, maar zij, die nu over zulke brede wegen rondrijden en hun goederen snel vervoeren, hebben overal schulden. Werkelijk, ik begrijp dat niet!'
Hoofdstuk 107: Gesprekken over oude en nieuwe tijden. De mensheid was nooit goed, maar wel waren er altijd enkele uitzonderingen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] Zich tot de koning wendend: 'Goede, wijze vader van uw volkeren, u dank ik met een van liefde vervuld hart voor deze rechtvaardige straf. Sta mij toe om, voordat ik de kerker binnenga en de verdiende tuchtroede op mijn schouders voel, de zoom van uw gewaad met mijn lippen aan te raken en het met de tranen van mijn grote liefde voor u te bevochtigen!'
Hoofdstuk 102: Gelijkenis van de strenge, rechtvaardige koning, die door de liefde wordt overwonnen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Je bent weliswaar met druppels gevoed, terwijl zij stromen in zich heeft opgezogen, maar wanneer je zo' n druppel in de overvloed van haar liefde zult dompelen, zal daaruit een groot aantal wonderen, nieuwe schepselen en werken ontstaan, waar je nooit op uitgekeken zult raken. Daarin pas zul je Mijn macht, grootheid, liefde en wijsheid in al zijn overvloed steeds meer gaan zien en aanbidden, want alles wat er tot nu toe met jou gebeurde was slechts een noodzakelijke voorbereiding op datgene waar je van nu af aan mee zult beginnen.
Hoofdstuk 38: De heer met Robert en Helena. Het weerzien van de beide echtgenoten. Een waar echtpaar der hemelen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[7] Is dat dan God dienen, als men voor uit hout gesneden beelden zijn knie buigt om het volk voor te spiegelen dat men daarin zelf gelooft, terwijl men, diep geestelijk beschouwd, geen jota gelooft van al datgene wat men het volk oplegt? Jullie zijn het, van wie Christus in de tempel zei: 'Jullie leggen de armen en zwakken ondraaglijke lasten op hun schouders, maar jullie willen er zelf geen vinger voor uitsteken. Jullie prevelen lange gebeden voor de arme weduwen en wezen, opdat ze in het hemelrijk mogen komen - een rijk, waaraan jullie nog nooit hebben geloofd - maar daarvoor raken zij hun huizen en vermogen aan jullie kwijt! Jullie zijn het, die muggen zogen, maar kamelen verslinden! Daarvoor zal er echter ook des te meer verdoemenis over jullie komen!'
Hoofdstuk 79: Verhelderende woorden van de ketterse koster. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[14] Cado zegt: 'Wees rustig, Helena, en jij ook, vriend Robert! Ik zal nu alleen met Minerva praten en proberen om iets heel belangrijks met haar af te spreken. Misschien gelukt het mij om haar weer een stap dichter bij de Heer te brengen, maar jullie moeten je ondertussen rustig houden.' Robert zegt: 'Ja broeder, doe dat! Ik zou nu werkelijk heel blij zijn als we haar spoedig kwijt konden raken. Zij zaait werkelijk tweedracht tussen degenen die haar te na komen. Ik geloof dat ze binnen de kortste keren alle engelen in disharmonie zou brengen. Ik wens je veel geluk met je prijzenswaardig voornemen, maar ik betwijfel of je moeite ook maar enigszins beloond zal worden, want dit wezen zal alleen onder dwang iets goeds doen, maar als volkomen vrij wezen nooit ofte nimmer.'
Hoofdstuk 42: Minerva voor de poort. Onvriendelijke ontmoeting met Helena. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[18] Cado zegt: 'Och, daar is geen sprake van! Het vervelende is alleen, dat men haar niet meer zo gauw kwijt kan raken als ze er eenmaal is!' Robert zegt: 'Laten we dan proberen te verhinderen dat ze hierheen komt, want met zoveel goddelijke kracht en macht zullen we toch nog wel uitgerust zijn!' Cado zegt: 'Probeer het, maar ik denk niet dat dit zal baten. Zij zal direct zeggen dat ook zij het volste recht heeft om voor de poort van het Godshuis te verschijnen en daar toegang te verlangen. Of ze wordt binnengelaten is trouwens een andere vraag. Laten wij haar maar ongehinderd haar gang laten gaan en doen alsof we haar niet opmerken. Mocht ze zich dan met ons gaan bemoeien, dan zullen we haar wel iets weten te vertellen dat ze zeker niet graag zal horen. We mogen ons alleen tegenover haar niet vriendelijk en nog minder terechtwijzend gebiedend gedragen, maar heel onverschillig, hetgeen ze het minst kan verdragen. Zo zullen we haar het vlugst kwijtraken. Ik geloof haar al bijna door en door te kennen.'
Hoofdstuk 41: Vertrek naar de zaal der voleinding. Robert en Helena, gevolgd door Cado, voor de gesloten hemelpoort. Minerva verschijnt weer ten tonele. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[5] Minerva, totaal verbouwereerd over een dergelijke verandering in de houding van Cado, zegt: 'Ik had nooit gedacht dat jij zo'n geraffineerde oplichter was, maar overschat jezelf niet te veel. Als ik die vervloekte liefde voor jou maar kwijt kon raken, zou alles meteen anders verlopen, maar uitgerekend jij moet mijn zwakheid doorzien. Nee, dat houd ik niet uit! Vervloekt zij degene die jou gemaakt heeft, maar wacht maar, je zult in mij je satan nog leren kennen!'
Hoofdstuk 29: Eindstrijd en ommekeer. Het trotse oerwezen van Satana komt terug. Cado blijft standvastig. Gelijkenis van de reddende loods. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[8] De hoofdman zegt weer: 'Jij bent hier een beginneling en praat naar jouw nog zeer beperkte inzicht. Je hebt nog te aardse en verkeerde opvattingen over de Godheid en je dicht haar nog alwetendheid en onbeperkte macht toe. Je ziet de Godheid nog steeds als een ongedeeld, allesbeheersend wezen, voor wie alleen de wil al volstaat om myriaden nieuwe werelden uit zichzelf te scheppen. Dat kan zij weliswaar en dat doet zij ook voortdurend omdat dit haar grootste plezier is, maar wij weten waar zo'n verlangen van de Godheid mettertijd op uit zal draaien. Kijk vriend, die oude verzwakte Godheid is armzalig kinds geworden! Ze is almaar bezig met scheppen en nog eens scheppen, hoe haar scheppingen ook uitvallen! Heb je op aarde dan nog niet opgemerkt dat de Godheid de draad kwijtraakt? Zij overlaadt de bomen met ontelbare bloesems en heeft tenslotte te weinig materiaal om al die bloesems tot vruchten te laten uitgroeien. Zo zet ze ook almaar mensen en nog eens mensen op de wereld. Als ze hen tenslotte niet meer kan onderhouden, dan moet ze haar lievelingen als vliegen laten sterven. En overal zul je dergelijke goddelijke onbeholpenheden opmerken, maar jammer genoeg niet kunnen vermoeden waarin de oorzaak schuilt. Wij weten echter maar al te goed, hoe de Godheid steeds zwakker en zwakker wordt en tenslotte met haar grote huishouding aan lager wal moet raken. Zodoende is het voor ons ook mogelijk om plannen te ontwerpen, die haar ondergang noodzakelijkerwijs moeten bespoedigen.'
Hoofdstuk 16: Cado komt vrij en neemt wraak. De hoofdman bindt in. Satanisch helleplan. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[4] Ik zeg daarop: 'Kijk, Mijn dochter, dit komt allemaal voort uit het vlees van Robert! Die engel daar heeft daaruit een gewaad samengesteld en heeft het nu op Mijn verzoek Robert als vanuit de hemel aangereikt. Tot het bereiken van dit hoofddoel heb jij ook heel veel bijgedragen, want de grote liefdeskracht van jouw hart droeg er heel veel toe bij om het vlees op te lossen en te zuiveren. Ga daarom naar de engel en leid hem hierheen, zodat hij Robert voor Mijn ogen dat hemelgewaad overhandigt en aantrekt, want dat is al een waarachtig kleed voor het eeuwige leven!'
Hoofdstuk 11: Wonderbaarlijke verandering van de zielengraven. Robert ontvangt zijn hemelse naam. De engel Sahariël als leider. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
[23] Zie, Petrus slaat met zijn scherpe zwaard van de voor bisschop Martinus afschuwwekkende hydra de ene grauwe kop na de andere af van zijn pantserachtige zwarte schubbenlijf, of beter gezegd van de hals, want vanuit het lijf groeien ook tien halzen en op elk daarvan een kop. Maar onze bisschop weet maar niet goed, waar hij zal toeslaan om een kop te raken, omdat hij van pure angst bijna niets ziet en zijn ogen meer dicht houdt dan open.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[33] Het gebeurt zoals Ik gezegd heb. De twee werpen het sleepnet in het water en Ik bestuur het schip. Het werk vordert gestadig, iedere keer als ze het net naar boven halen zit het sleepnet vol met allerlei vissen, die zij beide behendig op de oever slingeren; zodra de vissen de oever raken, vergaan zij terstond.
Hoofdstuk 18: Op visvangst - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[8] Kijk, nu werken wij reeds geruime tijd alleen voor de lucht, of beter gezegd voor niets. De eerste grote vis is verdwenen, en de tweede tienkoppige? Daar zie ik ook niets meer van! Deze kleine vissen worden al door de lucht verteerd eer zij de grond raken! Vraag: Waartoe dient dit nutteloze werk?
Hoofdstuk 19: Bisschop Martinus' twijfels over de vergeefse arbeid - Petrus' goede verklaring onder verwijzing naar de ijdele geestloze verrichtingen van een roomse bisschop - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] Cado kijkt er vluchtig naar en ziet de prachtige landerijen. Na een poosje zegt hij honend: 'Weet je, muizen en ratten vangt men het gemakkelijkst met een lokaas. Menige dwaas betaalt dubbel entreegeld in het theater als een goochelaar hem hersenschimmen laat zien. Maar zo'n domme snoek ben ik niet, dat ik meteen in de haak bijt! Denk jij, domme luilak, dat ik in jouw goochelkunsten trap? Ik weet, wat en wie jij bent en ken mezelf ook heel precies. Zonder mijn lichaam ben ik des te vrijer en zal ik doen wat mij belieft, maar een domme jood zal nooit mijn gids worden. Begrijp je dat, domme ezel? Waarom vraag je naar mijn schulden op aarde? Als jij zo machtig en alwetend bent, moet je toch allang te weten zijn gekomen waaruit ze bestaan! Vereffen ze dan ook, als je er al zo'n plezier in hebt om schulden voor anderen te betalen! Wat gaan jou trouwens mijn misdaden aan? Heb ik dan ooit naar die van jou gevraagd? Maak gauw dat je wegkomt, anders zullen jullie in mij de echte duivel tegenkomen! Heb ik jullie soms als een oude kwezel aangeroepen? Nee, dat doet een Cado, de schrik van de Armeense woestijn, nooit! Cado is een gebieder en de aarde beeft voor zijn naam, maar jullie Jehova is een bedelaar en een prutser op elk gebied! Denk jij soms dat Cado Jehova en het gebazel over Zijn aan het kruis gehangen Jezus niet kent? 0, een Cado kent alles, zelfs Zijn hele leer kent hij beter dan jij, die Zijn rots had moeten zijn voor alle tijden. Maar de rots is in plaats van uit steen, van schapenboter gemaakt en daarom ook gesmolten. Zodoende is er van deze rots niets anders overgebleven dan zijn nietszeggende naam en een heleboel houten beelden, schilderijen en valse relikwieën. Jij bent Petrus en je metgezel is de wat meer snuggere Paulus of Saulus (de laatste naam zou de juiste kunnen zijn!). Zeg mij liever hoe het in deze geestenwereld met jullie meester is gesteld! Oordeelt hij nog ijverig over doden en levenden? Is hij ook zo dom als jullie beiden?
Hoofdstuk 13: Opdracht aan Petrus en Paulus om de voormalige bedoeïenenhoofdman Cado voor te leiden. De vergeefse liefdevolle poging van Petrus om de brutale geest voor zich te winnen. - Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26