Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2924 resultaten - Pagina 22 van 195

...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...
[8] Daarop gingen de dienaren terug om de klaargemaakte spijzen binnen te brengen. Maar ze zetten heel grote ogen op als ze zien dat er niets meer van hun klaargemaakte spijzen aanwezig is, maar dat de provisiekamer vol staat met de beste en zeldzaamste spijzen en de edelste vruchten en de allerbeste wijn. Vlug komen ze terug en vertellen vol verbazing, wat er, terwijl ze hier waren, allemaal in de keuken gebeurd was, en ze vroegen tevens of zij de nieuwe spijzen moesten binnenbrengen of dat ze opnieuw moesten gaan koken.
Hoofdstuk 115: Jarah ziet de geopende hemel.(17.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Ebahl brengt alle handen en voeten, die er maar buiten Mijn Jarah in huis aanwezig zijn, in beweging en in korte tijd staat er een goed voorziene tafel.
Hoofdstuk 117: Aankomst van zieken en Farizeeërs bij Ebahl. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] En ik beklom met de huilende mensen een lage berg en zag de eerlijke mens een zwaar kruis slepen, terwijl hij geslagen was en vol bloed zat en ter verhoging van de kwelling op het hoofd een krans van dorens droeg. Op de terechtstellingsplaats ontkleedde men hem, wierp hem daarna meedogenloos als een wild beest op het kruis, nam veel puntige spijkers en sloeg deze met zware hamers door handen en voeten en bevestigde hem zo op gruwelijke wijze op het harde en zware kruis! - O Heer, dat was me toch een verschrikkelijk gezicht! Als ik maar aan deze droom denk, dan duizelt het mij! - Tenslotte zette men het kruis rechtop, plaatste het in een al gegraven gat en sloeg het met een wig vast, zodat het vast stond.
Hoofdstuk 120: Jarah's droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Weliswaar staat er geschreven dat de mens zonder ophouden moet bidden om niet in verzoeking te geraken. Maar hoe kinderachtig en dwaas zou het zijn als God van de mensen een onophoudelijk lippengebed zou wensen! Dan zouden dus de mensen, om God welgevallig te zijn, dag en nacht onafgebroken op de knieën moeten liggen en onophoudelijk inhoudsloze harte en zinloze lippengebeden moeten snateren, zoals de vogels in de lucht! Wanneer zouden zij dan het noodzakelijke werk kunnen doen? Maar als je met handen, voeten, ogen, oren en lippen steeds zo bezig bent en in je hart altijd God en je arme naaste liefhebt, dan bid je echt en metterdaad zonder onderbreking tot God. Hij zal je daarvoor ook altijd zegenen en eens in het hiernamaals het gelukzaligs te leven geven! -Hebben jullie dit alles goed begrepen?"
Hoofdstuk 111: Het echte gebed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Juist aan deze Jezus hebben de opperstadhouder, het hele Joodse rijk en uzelf het te danken, dat u nu nog leeft! Want als die door uw soortgenoten geroofde keizerlijke gelden niet door Jezus boven water gebracht waren, dan zou het hele land gebrandschat zijn, en alle schatten van heel Judéa zouden niet voldoende zijn geweest om de gepleegde misdaad te vereffenen! Dat het echter zo goed en zonder ophef voor u en uw soortgenoten te Jeruzalem, en voor het gehele Joodse rijk, is afgelopen, heeft u alleen aan Jezus, de grootste en wijste en machtigste profeet, te danken. Daarom is het uitermate slecht en onredelijk van u, als u er op uittrekt om een man te vervolgen aan wie u nu alles, uw leven en bestaan, te danken heeft!
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Toen de jongeman dat tegen mij had gezegd, kijk, daar verhief de steen zich vanzelf van het graf, en daaruit steeg met een blij, maar tevens toch zeer waardig gezicht precies dezelfde man, die ik drie dagen geleden zo verschrikkelijk zag kruisigen. Ik zag zelfs de wondtekenen aan handen en voeten en ik twijfelde er geen ogenblik aan dat hij het was.
Hoofdstuk 120: Jarah's droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] IK zeg: "Ik heb het u al aangetoond bij dit ene gebod van God, wilt u ook horen hoe u alle andere geboden van God met voeten treedt en uw regels daar hemelhoog boven stelt?"
Hoofdstuk 123: De geestelijk doden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Maar de OVERSTE zegt: "Hoe kunnen wij dat doen, als hij de wetten van de tempel veracht en met voeten treedt?! Als we het maar voor de schijn doen, helpt ons dat niets, te gelegener tijd zou men dat door ons opgestelde getuigenis openbaar maken, en alle schuld en straf zou ons dan treffen! Laten wij liever de hoofdman zijn zin geven, dan hebben wij in geval van nood een goede reden om ons voor onze opperpriester te verontschuldigen!" - Met deze beslissing zijn weldra alle Farizeeën en schriftgeleerden het eens en zij verstommen tenslotte helemaal en zeggen geen woord meer .
Hoofdstuk 124: Julius trekt fel van leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] JARAH zegt: "Dat de mens geen God is, weet ik al sinds mijn prille jeugd, maar de mens kan door zijn ware liefde tot God een meester van zijn vlees en bloed worden dank zij de zekere hulp van God. Wie God helpt, die helpt hij helemaal en niet voor de helft, wat jullie vanmorgen vroeg zelf aan jullie zieke vlees en bloed hebben ondervonden! Want dat was geen mensenhulp, maar dat was Gods hulp!" -Na deze woorden van Jarah verstommen de ouden en niemand durft meer een woord tegen haar te zeggen.
Hoofdstuk 127: De Heer spreekt over de geest der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[14] JARAH zegt: "Mét U, o Heer, kan niets voor mij te moeilijk zijn. Zónder U kan men niets en ik al het minst! Als U het wilt, ga ik niet alleen met U deze berg op, maar letterlijk met U door het vuur, zoals ik met U ook als eerste op het water ben gegaan!"
Hoofdstuk 129: De Heer en de twee Essenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Het MEISJE was gekleed in een blauw, plooiend gewaad. Met lichte sandalen aan de voeten en het hoofd bedekt met een heel kunstig uit stro gevlochten hoed, greep zij Mijn hand en zei, omdat Ik op haar eerdere vraag niet zo erg vlug antwoord had gegeven: "Maar Heer, Mijn alles, ik smeek U, zeg me toch of ik U zo beval?"
Hoofdstuk 130: Een wonderbaarlijke bergbeklimming. Bij Genezareth op de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] De vrolijke JARAH zegt: "Maar Julius, wat vraag je toch, terwijl God de Heer onze gids is?! Hij zou ons allen net zo goed door de vrije lucht omhoog hebben kunnen tillen, als langs deze wanden, waar nog nooit een mens zijn voeten liet zweven! Als wij weten dat wij hier oog in oog staan met de Almachtige, dan is iedere vraag zinloos. Wij kunnen alleen maar wegsmelten van liefde en hoogste achting voor Hem en Hem uit de diepste diepte van ons leven danken dat Hij ons waardig gevonden heeft voor zo'n ongehoorde genade. Maar Hem vragen of Zijn almacht en wijsheid dat kan, en hoe zij dat doet, vind ik nutteloos! En zou Hij het ons ook vertellen, dan is het maar de vraag hoeveel wij daarvan zouden begrijpen en of wij dan ook almachtig zouden worden?! O ja, wanneer en voor zover Hij het wil, kunnen wij uit ons zelf ook wonderbare dingen doen, maar zeker nooit meer dan Zijn heilige en almachtige wil het toestaat!"
Hoofdstuk 130: Een wonderbaarlijke bergbeklimming. Bij Genezareth op de berg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] De HOOFDMAN, onder wiens rechter voet een steen, die zijn voet Juist steunde, los ging zitten, zei: "De adelaar zou wel vast kunnen gaan geloven, want zijn vleugels behoeden hem voor het vallen, maar een mens zoals ik, onder wiens voeten ieder moment het een na het andere stuk steen los gaat zitten, kan met de beste wil geen vast geloof zoals Jarah krijgen! Zou ik op deze nauwelijks twee manslengten brede en hoogstens zo'n vijftig manslengten lange bergklip ook maar één Jarahische gemsesprong proberen te maken, dan zou ik ook weldra ergens in stukjes uit elkaar gespat beneden liggen! Oh, was ik maar weer beneden!"
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[26] Dat bracht de kleine zo in verrukking dat ze aan Mijn voeten neerzonk en voor korte tijd in een soort onmacht viel.
Hoofdstuk 131: Op de bergtop van de Morgenkop. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] De ENGEL zegt: "Kijk achter je! De zee is leeg en tot op de laatste druppel zweeft al haar water nu vrij in de lucht, goed zichtbaar voor jouw ogen!"
Hoofdstuk 134: De opheffing van de zee van Galiléa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...