Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1849 resultaten - Pagina 22 van 124

...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...
[10] Zo ziet ons leven en wonen en doen en laten er uit! We beleven zeer veel ongerief en heel weinig aangenaams. O, wat een hemel zijn toch deze streken vergeleken bij de onze! Hoe lieflijk moet het bestaan in deze ware hemel op aarde zijn en hoe woest en treurig ziet het er daarentegen bij ons uit! Maar U, o Heer, heeft gewild dat wij het niet anders in onze zwarte huiden zullen hebben, en het zal zo dus ook wel volkomen juist zijn, en er heeft nog nooit iemand gemord tegen deze goddelijke instelling van U!
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Toen de overste ons de liefde tot het oneindige, goddelijke wezen na aan het hart legde, voelden wij dat het kleine mensenhart helemaal niet instaat was tot zo'n liefde en wij dachten en zeiden dan ook dat wij wel de een of andere persoonlijkheid die de goddelijke geest in zijn volheid zou dragen, heel goed boven alles zouden kunnen liefhebben, maar dat een te oneindige goddelijkheid, de door de geest van God vervulde oneindigheid, als iets dat niet te vatten is, niet liefgehad kon worden tenzij de liefde tot zo'n oneindig, goddelijk wezen zou bestaan uit het gevoel van de te kleine, nietige mens door de te eindeloze, oergoddelijke alomtegenwoordigheid.
Hoofdstuk 194: Oubratouvishar en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als ik vandaag honderd mensen laat overnachten op de wei die ik jullie zal aanwijzen, dan zal er morgenochtend geen enkele overlevende zijn, want het zijn geen mensen meer, maar zwakke afschaduwingen daarvan, en hun misvormde lichamen zijn ware woonplaatsen van alle mogelijke uit de natuur en de onnatuur afkomstige, kwade en onrijpe geesten. Hun uitstralende levenssfeer is niet meer hun goddelijke ik maar een laag dierlijk ik, en daarom bevindt zich geen kracht meer in hen en nog minder rondom hen. De natuur om hen heen neemt in hen niet meer het hoogtepunt van hun bestaan als schepsel waar, maar slechts een algehele verdorvenheid en een volledige verwoesting van het bestaansniveau waarop ieder schepsel zijn hoogste doel moet bereiken. Dat is de reden waarom al het geschapene totaal vijandig staat tegenover deze mensen en hen op iedere mogelijke wijze probeert te vernietigen, omdat het van hen niets meer heeft te verwachten.
Hoofdstuk 184: De zegen van de oerkultuur bij de eenvoudige mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Het land is hier ook veel mooier dan bij ons! Het is zo bijzonder afwisselend! Overal groeien weelderige kruiden, struiken en bomen; bij ons zijn er slechts bepaalde weiden die zo begroeid zijn, - maar verder is alles kaal, woest en leeg. Hier zijn de bergen merendeels tot aan de top begroeid met de prachtigste bomen en ze zien er heel vriendelijk uit; bij mij thuis bestaan ze uit kaal gesteente dat slechts hier en daar begroeid is met wat grijsrood mos. Ze zien er erg woest en verweerd uit. Hun kleur is meestal verbrand rood en donkergrijs en ze zijn meestal zo steil dat men ze slechts hier en daar met het grootste levensgevaar kan bestijgen. Is men eenmaal ergens op een berg, dan kan men het daar vanwege de hitte niet uithouden, 's middags al helemaal niet want dan worden de toppen van de bergen zo gloeiend heet dat vissen die men daarop legt, in enige ogenblikken door en door gebraden worden, evenals het vlees van lammeren en geiten. Gedurende de middagen gaat zelfs geen arend op een bergtop zitten en de steenbokken dalen af naar de velden van de ruisende Nijl.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ja, als het is zoals je ons op jouw manier, die altijd heel waarheidsgetrouw is, nu verteld hebt, dan zouden we inderdaad het hoogste van het allerhoogste gevonden hebben; ons leven zou zijn verhevenste doel, zou zichzelf in zijn oorsprong hebben gevonden en ons zou niets meer te ontdekken en te zoeken overblijven! Want wie zichzelf en God, de oorsprong van al het bestaan, gevonden heeft, heeft alles gevonden en heeft het heilige en zalige doel dat de overste ons getoond heeft, volkomen bereikt!
Hoofdstuk 195: De twijfel van de zwarten aan de goddelijkheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Deze uiterst zinvol geconstrueerde boog bestaat ook nog heden ten dage, ook al is hij wat aangetast door de tand des tijds, en hij zal nog lang bestaan en de sterrenkundigen als maatstaf dienen.
Hoofdstuk 205: De indeling van de tijd op de vijfde parel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] Daarom lijkt bij ons zwarten tot op heden nog die orde te bestaan, die bij de mensen, van welke huidskleur dan ook, volgens de wil van de Schepper vanaf het oerbegin zeker bestond en had moeten bestaan; want als het eerste mensenpaar op deze aarde geplaatst zou zijn in de slechte orde van de tegenwoordige blanke mensen, dan zou ik wel eens willen weten hoe het zich tegen de aanvallen van allerlei wilde en verscheurende dieren verdedigd zou hebben!
Hoofdstuk 209: De ontwikkeling van het verstand en het gemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Maar nu zitten zij op het water en zullen ons in deze houding laten zien hoe zij vis vangen! Kijk, door hun grote wilskracht drijven zij de vis uit de wijde omtrek naar zich toe! Met de hand pakken zijde vis uit het water en leggen deze naar behoefte op hun opengevouwen schorten, die zij altijd om hun lendenen dragen, en in zittende houding varen zij daarmee snel naar de oever. Hun zeil en hun roeispanen bestaan alleen uit hun wil; zodra zij op het water een wat snellere beweging willen maken, willen zij dat met hun rotsvaste geloof, dat geen twijfel kent, - en alles gaat zoals zij het willen!
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Daarom geldt het water bij ons ook als een goede proefvoor de eerlijke echtheid van een mens. Wie niet meer zo goed door het water gedragen wordt, diens gemoed heeft beslist een zekere schade opgelopen, en het element zal hem niet gunstig gezind zijn en hem niet iedere gevraagde dienst bewijzen. Zoals wij nu echter zeer duidelijk en ongedwongen ons op het water voort bewogen, en ook getoond hebben dat de dieren in het water sinds het begin van ons bestaan aan onze wil gehoorzamen, zo was het ook bij de oermensen. Voor hen waren rivieren, meren en zelfs de zee geen hindernis om over de gehele aarde rond te trekken; schepen noch bruggen hadden zij nodig. Maar jullie worden vaak samen met jullie schepen en bruggen door het water verzwolgen, en zelfs geen watermug gehoorzaamt aan jullie wil! Als je dat met elkaar vergelijkt, hoe ver zijn jullie dan verwijderd van de ware mensheid!
Hoofdstuk 211: De macht van de Moren over het water. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Hoe valt er dan bij zulke mensen nog aan de op Mij gelijkende, innerlijke levenskracht te denken?! Waar vind je daar de heerschappij van de mens over de gehele natuur en over de elementen, waaruit uiteindelijk al het geschapene bestaat en moet bestaan?!
Hoofdstuk 217: De voordelen van de juiste opvoeding van de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Laat niemand van jullie zich er daarom aan ergeren wanneer de zwarte aanvoerder dingen zegt die jullie raken, zoals een geoefende schutter zijn doel, want jullie uitstralende levenssferen verraden hem heel duidelijk zelfs jullie geheimste gedachten zodra daar maar enig willen mee samengaat. De zuivere hersengedachten, die eigenlijk helemaal geen gedachten zijn, herkennen zij niet, omdat die slechts bestaan uit beelden op de geheugenplaatjes die geen leven hebben; maar de gedachten die in het hart leven, herkennen zij heel precies, vooral als hun eigen gemoed, zoals nu, wat opgewonden is."
Hoofdstuk 221: Goed begrip en gedachten lezen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Als de lichamelijke hersenen bij een bepaald zien of waarnemen van de ziel tijdens haar lichamelijk bestaan niet meedoen, behoudt de ziel geen herinnering, maar hoogstens een dof vermoeden; want voor datgene wat de ziel in de hersens van haar eigen hoofd opneemt, heeft zij evenmin een bepaald gezichtsvermogen, als het lichaam een bepaald gezichtsvermogen heeft om inwendig te kunnen zien wat er zich allemaal door de ogen en door de oren als beelden op de hersenplaatjes heeft ingeprent. Dat kan alleen maar de ziel zien, die zich binnen in het lichaam bevindt.
Hoofdstuk 228: De juiste vorming van de hersenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Maar als bij de mens de hersenen verkeerd zijn gevormd en de indrukken op de hersenplaatjes slechts bestaan uit matte schaduwbeelden waarvoor de ziel tenslotte al haar levenslicht nodig heeft om ze ook maar heel oppervlakkig aan de buitenste contouren van de vormen te herkennen, dan kan de ziel zelf nooit zoo veel licht.gaan geven dat er zich uit haar overvloedige licht een levenskring naar bulten zou kunnen ontwikkelen.
Hoofdstuk 228: De juiste vorming van de hersenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Wanneer echter, omdat Ik dat toelaat, de zon helemaal ontwricht zou worden en haar zeer kunstig en wijs geschapen, buitengewone organisme en mechanisme verwoest zou zijn, en haar grote natuurziel der natuurzielen tenslotte helemaal beangst en verkommerd alleen maar bezig zou kunnen zijn met het in orde brengen van haar in kleine stukken uiteengereten lichaamsorganisme of dit in het ongunstigste geval zelfs zou verlaten en de grote brokstukken over zou laten aan hun eigen ontbinding, hoe zou het er dan met de alles tot leven wekkende, uitstralende levenssfeer uitzien? Meteen zou er in haar planetengebied de grootste wanorde optreden; alle vegetatie en al het lichamelijke leven zou heel gauw ophouden te bestaan!
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] Ook al zouden de mensen zich nog een tijdlang met voorraden van allerlei aard verder helpen, de eeuwige nacht een poosje verlichten met fakkels en lampen, en de vertrekken verwarmen met het op aarde voorradige hout uit de bossen, dan zouden mensen van deze aarde met de grootste voorraad zich in het gunstigste geval hoogstens tien jaar heel kommervol in leven kunnen houden. Maar na deze tijd zou het dan wel afgelopen zijn met het leven van alle vegetatie en alle schepselen op aarde. Geen plant zou er meer groeien en het levende zaad voortbrengen; de dieren zouden geen voedsel meer vinden en zouden van honger moeten sterven en door de te grote koude verstijven; de aarde zelf zou buiten haar baan treden en dan óf ergens tegen een andere planeet botsen, óf na vele duizenden jaren in het lichtgebied van een van de andere talloze zonnen terechtkomen. Door het licht en de warmte daarvan zou zij weer gaan ontdooien en binnen een veranderde orde weer op de een of andere wijze langzaam en geleidelijk beginnen op te leven, maar zij zou beslist haar huidige, zeer gelukkige, goedgeordende bestaan nooit meer terugkrijgen!
Hoofdstuk 215: De uitstralende sferen van mens en zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...