Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

30449 resultaten - Pagina 22 van 2030

...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...
[6] (Het was in de wereld, en deze is Daardoor ontstaan, maar ze herkende Het niet. Joh. 1:10 ) Hoe Ik, de bron van alle licht, ondanks al de voorboden en verkondigers van Mijn komst miskend kon worden door deze wereld d. w .z. door de verduisterde mensen, die met hun hele wezen uit Mij of wat hetzelfde is, uit de bron (het Woord) ontstaan zijn, is reeds in het vijfde vers duidelijk naar voren gebracht. Alleen moet daarbij nog wel aangetekend worden, dat hier onder het begrip 'wereld' niet verstaan moet worden 'de aarde als draagster van verloren zielen, die tesamen de materie vormen', maar alleen 'de mensen' als zodanig. Zij zijn weliswaar voor een deel uit de materie genomen, maar als vrijgemaakte wezens behoren ze niet meer, of behoeven ze niet meer te behoren, tot deze vanaf de zondeval reeds veroordeelde zielsmaterie. Want het zou geen goede zaak zijn als Ik verlangen zou dat een steen, die nog in het diepste gericht ligt, Mij zou herkennen! Dat kan Ik alleen terecht verlangen van een vrij geworden ziel, die Mijn geest in zich heeft.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] (Die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. Joh.1:13) Dit vers is slechts een nadere aanduiding en verklaring van het voorgaande vers, en bij elkaar gevoegd zouden de beide verzen ook zo kunnen luiden: Die Hem opnamen en in Zijn naam geloofden, gaf Hij de macht 'Kinderen Gods' te heten, die niet uit het bloed, noch uit de wil van het vlees (begeerte van het vlees), noch uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Als zo'n overgang eenmaal uit de vrije wil van de mens tot stand is gekomen, en als alle liefde van de mens zich in God bevindt, dan bevindt door zo'n heilige liefde ook de gehele mens zich in God, en wordt daar tot een nieuw wezen gevormd, van kracht voorzien en gesterkt, en zo na het bereiken van de juiste rijpheid door God opnieuw geboren. Na zulk een tweede geboorte, die niet afhankelijk is van de begeerte van het vlees, noch van de verwekkingswil van de man, is dan de mens een echt Godskind; en dit wordt veroorzaakt door de vrije macht van Gods liefde in de mens, die 'genade' genoemd wordt.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (En het woord werd vlees en woonde onder ons, en wij zagen Zijn Heerlijkheid, een heerlijkheid als van de eniggeboren zoon van de Vader, vol genade en waarheid. Joh. 1:14) Als de mens zo door de wedergeboorte een echt kind van God wordt, welke geboorte als het ware door God of de liefde tot God plaats vindt, dan komt hij tot de heerlijkheid van de bron van alle licht in God, ofwel tot het eigenlijke goddelijke bestaan. Dit bestaan is de werkelijke eniggeboren zoon van de Vader, zoals het licht inwendig verborgen rust in de warmte van de liefde, zolang de liefde het niet opwekt en uit zich naar buiten Iaat stralen. Dit heilige licht, dat zo naar buiten straalt, is in wezen de werkelijke heerlijkheid van de zoon van de Vader en het doel van iedere wedergeborene; daar wordt de wedergeborene gelijk aan die heerlijkheid, welke eeuwig vol genade (Gods licht) en vol waarheid is, en dit is de echte werkelijkheid of, anders gezegd, het vlees geworden woord.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Omdat daardoor het eerste teken van Gods gunst in de mens bijna geheel te niet gedaan werd, kwam de bron van alle licht Zelf in de wereld, en gaf de mensen een zodanig onderricht, dat ze dit eerste teken van Gods genade weer herkennen zouden, om vervolgens geheel terug te keren tot de diepste grond van het leven en daar het oude licht in te ruilen tegen een nieuw leven. Deze ruil is het 'ontvangen van genade op genade' of als het ware het oude, verzwakte, voor niets meer deugende leven inruilen voor een nooit meer verloren gaand leven in de volheid van en uit God.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Het eerste teken van Gods gunst was iets noodzakelijks, zonder enige vrijheid en dus ook zonder duurzaamheid. Het tweede teken van Gods gunst Iaat de mens echter volkomen vrij om het te aanvaarden of niet, en daarom -omdat het in het geheel niet dringt of dwingt -is het voor altijd en eeuwig onaantastbaar. Want waar geen vijand is, is ook geen vernietiging; onder 'vijand' wordt hierbij alles verstaan wat een vrij bestaan, hoe dat er ook uitziet, belemmeren zou.
Hoofdstuk 3: De menswording van het eeuwige woord. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Het wezen, de mens, was, hoewel oorspronkelijk op een bepaalde manier de godheid zelf, of wel: het diepste wezen van God Zelf, nu gescheiden van zijn diepste grond, die het nog wel kende, maar daarbij door onwrikbare wetten in een beperkte vorm gebonden en gehouden. Die toestand beviel het op deze manier vastgelegde wezen niet, en zijn hoogheidsgevoel kwam geweldig in opstand tegen zijn gedwongen beperking en buitensluiting.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] In de tweede vorm van de wezens verschijnt dan de mens met een vleselijk lichaam, staande op de bodem van het resultaat van zijn eerste veroordeling. Ondanks dat hij nu op drievoudige wijze was gescheiden van zijn diepste grond, herkende hij deze in zich zelf toch al weer gauw, en werd trots, hoogmoedig en ongehoorzaam aan een niet zo strenge wet, die niets dwingend voorschreef, maar alleen aangaf wat wenselijk was.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Omdat de mens zich niets aantrok van wat hem als wenselijk aangegeven was, werden hem zwaardere verplichtingen opgelegd, voorzien van geweldige sancties, die bij niet nakomen van de verplichtingen, prompt werden uitgevoerd (denk aan de zondvloed en nog meer van dergelijke zaken!).
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Dan blijft alleen nog de vraag over, waarom Johannes zich niet als Elia of als een profeet bekend maakte, terwijl hij volgens Mijn eigen getuigenis zowel het ene als zeker het andere was. Want Ikzelf heb bij een bepaalde gelegenheid tegen de apostelen en ook aan de andere toehoorders van Mijn leer rechtstreeks gezegd: Johannes was Elia, die vóór Mij komen zou, als u het van Mij wilt aannemen.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] De oorzaak van de ontkenning van Johannes ligt daarin, dat Johannes zich hier alleen de naam wil geven, die past bij zijn huidige taak en niet die bij zijn eerdere taak paste, toen hij als Elia op aarde was. Elia moest straffen en de Moloch vernietigen; Johannes moest echter oproepen tot oprechte boetedoening, de vergeving der zonden uitdelen door de doop met het water, en op deze wijze voor Mij de weg bereiden. En dit werk bepaalde voor hem, wie hij werkelijk was.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] De uitdrukking echter die zegt: 'Hij die in des Vaders schoot is' betekent zoveel als: De diepste wijsheid van God ofhet eigenlijke innerlijke wezen van God bevindt zich in de liefde, zoals het licht thuis hoort in de warmte, en zoals uit de liefde een machtige warmte ontstaat en ontspringt en deze na enige tijd om zich heen ook warmte opwekt en deze warmte altijd weer licht opwekt. Zo ontstaat ook uit de liefde, die gelijk is aan de Vader en eigenlijk de Vader Zelf is, het licht van de goddelijke wijsheid, hetgeen gelijk is aan de Zoon, ofwel de eigenlijke Zoon Zelf is, die echter niet uit Twee bestaat, maar volledig Een is met diegene, die Vader heet. Het is te vergelijken met de manier waarop licht en warmte of warmte en licht één zijn, omdat de warmte voortdurend licht en het licht voortdurend warmte geeft.
Hoofdstuk 4: Over wet en genade. Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] (En hij zei hen de waarheid toen hij zei: 'Ik ben Christus, de beloofde Messias, niet.' En zij vroegen hem verder: 'Wie bent u dan? Bent u Elia?' En hij zei: 'Ik ben het niet!' -En verder vroegen ze: 'Bent u een profeet?' - Hij antwoordde: 'Neen!' Joh. 1:20-21) De reden waarom ze Johannes ook vroegen of hij Elia of een andere nieuwe profeet was, vond zijn oorsprong in het feit dat er in hun profetische geschriften stond, dat Elia vóór de beloofde Messias zou komen en heel Israël op de grote komst van de Messias zou voorbereiden! Tevens zouden er in die tijd ook nog andere profeten opstaan, die eveneens als herauten voor de Messias uit zouden gaan. Dat wisten de met de Schrift bekende afgezanten uit Jeruzalem en daarom vroegen ze dat aan Johannes. Deze erkende echter dat hij dat allemaal niet was.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Op deze voorliggende vraag moet gezegd worden, dat met de uitdrukking -woestijn -niet zozeer de kleine woestenij van Bethabara aan de overzijde van de Jordaan gelegen, bedoeld werd, maar veel eerder de geestelijke woestijn in de harten van de mensen. De woestijn van Bethabara, waar Johannes inderdaad leefde, predikte en doopte, was voor dit doel slechts daarom gekozen, opdat de mensen konden zien hoe het er in hun eigen hart uit zag, namelijk net zo woest, leeg, zonder edele vruchten, maar vol dorens en distels, allerlei onkruid en vol adders en ander verwerpelijk kruipend gedierte. En in die menselijke woestijn treedt Johannes op als een ontwaakt geweten, wat hij zuiver geestelijk gezien ook is, en predikt boetedoening ter vergeving van de zonden en bereidt zo voor de Heer de weg naar de harten van de tot een woestijn geworden mensen.
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] (Johannes antwoordde hen en zei: 'Ik doop alleen met water; Hij (de Christus naar Wie je vraagt) is midden tussen jullie in gaan staan, maar je kent Hem niet.' Joh. 1:26) Johannes zegt: 'Ik doop alleen met water, dat betekent, ik was alleen maar en ben een wasser van onrein geworden harten, zodat ze waardig worden voor de ontvangst van de Ene, die om zo te zeggen zich allang in jullie midden ophoudt, maar Die jullie door je blindheid niet herkent!'
Hoofdstuk 5: Jordaan. Johannes de doper getuigt van zichzelf. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...