Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

30690 resultaten - Pagina 22 van 2047

...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...
[1] Kijk, als jullie iets kunnen onderscheiden, kunnen jullie zo'n vijftig normale passen van ons vandaan weer een ander stel zien. Laten we er recht op af gaan, dan zullen we hen dadelijk bereiken. Ook dit stel hoeft ons niet te zien. We vinden wel een plekje voor ons doel, dus gaan we er maar monter op af, zodat we weer iets nieuws te horen krijgen. Wel, we zijn al bij hen en zoals jullie zien, is er deze keer bij dit paar een verschil in geslacht vast te stellen. Een bijzonder magere vrouw, die er uitgeput uitziet en een man, die bijna tot op de laatste druppel bloed uitgeteerd is, en nauwelijks nog genoeg kracht lijkt te hebben om zich moeizaam voort te slepen. Kijk, zij reikt hem de hand en verwelkomt hem.
Hoofdstuk 30: Een geestelijk filosoof en een kwezel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Kijk, daar tamelijk ver van ons vandaan, waar een heel mat roodachtig grijs licht te zien is, bevindt zich reeds een gezelschap van zo'n dertig mensen van beiderlei kunne. Laten we er met frisse moed op af gaan, dan zullen we hen spoedig hebben ingehaald. Wel, kunnen jullie al iets onderscheiden? Jullie zeggen: o ja, het lijkt daar een bont gewirwar te zijn; het komt ons voor alsof dit gezelschap in een handgemeen is verwikkeld. Ik zeg jullie: dat hebben jullie niet verkeerd gezien, maar zoiets is slechts een schijnwerkelijkheid'. Op enige afstand ziet een geestelijk dispuut eruit alsof het een handgemeen is. Laten we daarom nog wat dichterbij gaan, dan zal de situatie er al meteen heel anders uitzien. Kijk maar, hoe dichter we bij dit gezelschap komen, des te rustiger worden hun handen; maar in de plaats daarvan horen we van alle kanten een soort geknars als van een korenmolen bij jullie. Af en toe horen jullie ook stemmen die iets weg hebben van gehuil.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Bestaat er eigenlijk wel een of andere God? En het `met Abraham en Isaäk plaatsnemen aan een met hemelse spijzen welvoorziene tafel' lijkt hier ook niet vanzelfsprekend te zijn! Als ik nu op aarde zou zijn, kon ik me erop beroemen een van de meest steekhoudende uitleggingen over dergelijke veelbelovende schriftteksten te kunnen samenstellen. Zo zou ik 'Abraham en Isaäk' als duisternis en zand voorstellen en de welvoorziene tafel als het mooie IJslandse mos, een werkelijk waardige kost voor rendieren en elanden! En aan degene die ons kan zeggen dat wij er beter aan toe zijn dan deze armzalige dieren van het met ijs bedekte noorden, zal ik ogenblikkelijk mijn wankele podium afstaan. Ik denk echter dat we, om dat in te zien, slechts aan onze buik hoeven te voelen om te vernemen, hoe deze zwaar te verteren kost er nog als dor stro in rondbruist. Als we bovendien nog één blik op deze goed verlichte grond werpen, dan is het bewijs voor ons eland- en rendierschap meer dan duidelijk geleverd.
Hoofdstuk 31: Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[14] Kijk, de man is wat verbouwereerd en weet niet onmiddellijk wat hij deze man, die hem zeer geleerd voorkomt, moet antwoorden. Christus wil hij niet loslaten, en iets over Hem zeggen lijkt hem in het bijzijn van deze hem zeer machtig en geleerd voorkomende man niet erg raadzaam. Daarom zwijgt hij.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[7] De man zegt: mijn lieve zeer gewaardeerde vrouw, het lijkt me dat er met dit licht iets niet in de haak is. Wat die rode gloed betreft, die lijkt met een echt morgenrood absoluut geen verwantschap te hebben. In mijn ogen lijkt ze niet op een gloed die van de zon afkomstig is, maar veelmeer op die van een brandende stad achter de bergen. Of daar een stad in brand staat wil ik nog betwijfelen, maar dat er brand is, dat staat zeker buiten kijf. Ik wil daarom ook zover met je meegaan totdat we van dit vuur een tamelijk sterk licht krijgen, maar verder zal ik niet gaan. Want men kan toch niet weten waar het vandaan komt, en daarom is het altijd verstandiger om er ver vandaan te blijven, want een mens kan beter uit de buurt blijven van de dingen die hij niet kent en die helemaal niet aan zijn natuur verwant zijn.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[11] De vreemdeling zegt: en zoiets durf jij als man hier te bekennen? Werkelijk, je lijkt me ook niet veel bijzonders te zijn, want mannen die de leiding van hun vrouw nodig hebben, staan bij ons in hetzelfde aanzien als de apen. Hierop wendt de vreemdeling zich tot de vrouw en zegt tegen haar: is dat werkelijk uw werk geweest, mijn allerbeminnelijkste, liefste dame? Zij zegt: o achtenswaardige vriend, ik moet helaas tot mijn schande bekennen dat deze, mijn overigens echt lieve man, zeker liever honderd en nog eens honderd jaar uit louter domme en onbenullige liefde voor de u welbekende Joodse filosoof in de dichtste duisternis mos en dor gras zou willen eten, dan dat hij de weg van het licht zou willen bewandelen, hetgeen hem niet alleen door mij, maar ook door de bijzonder wijze u welbekende geleerde die zich Melanchthon noemt, is aangeraden.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[1] Jullie zeggen: wat gaat het daar steil naar beneden en de weg loopt over zoveel klippen en steile hellingen! Ja, ja, beste vrienden, dat lijkt alleen maar zo voor jullie; maar degenen van wie het gemoed met deze plaats overeenstemt, hebben er een brede en goed begaanbare weg. Laten we daarom maar dapper verder gaan; het zal niet lang duren voordat we de zichtbaar geworden vlammenzee bereikt hebben.
Hoofdstuk 39: Waar bevinden zich hemel en hel? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[21] In een tekst van de eerbiedwaardige apostel Paulus staat: `Onderzoek alles en behoud het goede'. Dat zal ik ook hier doen, maar diep in mijn hart denk ik dat van deze eigenaardige beproeving helemaal niets of toch maar bitter weinig goeds te verwachten is. Dit steeds feller wordende licht, dat me voorkomt alsof men steeds dichter een stad nadert die in lichterlaaie staat, lijkt me namelijk voor het belichten van het goede absoluut niet geschikt te zijn. Maar zoals gezegd, het komt allemaal slechts op de proef aan. Kijk maar eens wat verder langs deze rivier; daar ver op de achtergrond wordt hij bijna gloeiend en het lijkt alsof de golven zich in een gloeiende nevel oplossen. Het is alsof we een vuurzee naderen, die deze rivier opschrokt.
Hoofdstuk 38: In de eerste graad van de hel - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk, daar niet ver van ons vandaan is iets te zien dat lijkt op een tamelijk grote brandstapel bij jullie op aarde. We zullen deze stapel eens van dichtbij bekijken, dan zullen jullie je er spoedig van kunnen overtuigen uit welk materiaal hij bestaat. Wel, we zijn al op de juiste afstand; bekijk hem nu maar wat beter. Wat zien jullie? Jullie zeggen alweer: maar in Gods almachtige Naam, wat is dat toch? Dat zijn toch louter mensen, die als haringen op elkaar gepakt en bovendien nog met hele sterke ketenen zodanig aan de grond bevestigd zijn, dat het zeker voor niemand mogelijk is zich in deze toestand ook maar het minst te bewegen. Wanneer dit hier echt zo is dan ziet het er met de eeuwigdurende vrijheid van de geest bijzonder merkwaardig uit.
Hoofdstuk 39: Waar bevinden zich hemel en hel? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[2] Jullie zeggen: het bevalt ons hier uitstekend; toch moeten we bekennen dat we hier nog meer verwachtten dan we nu voor ons zien. Deze streek lijkt op een bekoorlijk mooi landschap, zoals er op aarde zeker heel veel zijn; maar iets bovenaards verheven moois kunnen we hier niet herkennen.
Hoofdstuk 41: Bezoek aan de middag. De werking van waarachtig geloof en daadwerkelijke liefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[12] Maar kijk, niet ver voor ons staat een oude ridderburcht, die tegen een rotsgebergte lijkt te zijn gebouwd. Daar zullen we naartoe gaan. Kijk, we zijn er al; de poort staat open. We zijn hier onzichtbaar, daarom gaan we deze burcht binnen, dan zullen we zien hoe het er daar toegaat. Welnu, daar is de eerste zaal al. De wanden zijn behangen met allerlei moord- en folterwerktuigen. Daar op de achtergrond zit op een troon de zogenaamde kasteelheer. Hij overlegt met zijn krijgsmakkers op welke manier ze de goederen en schatten van de eigenaar van een naburige, gelijksoortige burcht kunnen bemachtigen. Luister hoe hij hun opdraagt om de burcht waarop ze het gemunt hebben in alle stilte te overvallen, alles wat er leeft meedogenloos neer te sabelen en vervolgens naar de schatten te grijpen. Degene die zich hardnekkig verzet, moet, zoals al vaker is gebeurd, meegenomen worden, waarna zo'n gevangene zich dan de allerpijnlijkste folteringen moet laten welgevallen. Welnu, het besluit is genomen en het beraad wordt beëindigd. Allen grijpen naar de wapens en rennen naar buiten. Omdat we hier niets meer te doen hebben, rennen ook wij hen achterna.
Hoofdstuk 39: Waar bevinden zich hemel en hel? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Wel, we zijn reeds bij ons doel. Kijk, de eigenaar van dit huis staat juist bij de ingang maar kan ons niet zien, want voor de bewoners van de middag zijn wij nog onzichtbaar. Toch voelt hij aan dat er zich meer innerlijke wezens in zijn nabijheid bevinden. Daarom luistert hij in zichzelf en zoals jullie zien lijkt hij daardoor op iemand die plotseling diep in gedachten verzonken is. We zullen ons dan ook meteen in zijn woning begeven.
Hoofdstuk 41: Bezoek aan de middag. De werking van waarachtig geloof en daadwerkelijke liefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[15] Wanneer jullie nu onze man bekijken, dan zullen jullie ontdekken dat hij meer dan een miljoen eigenliefde en slechts iets meer dan tweehonderd gulden liefde voor de Heer heeft meegebracht. Dit is wel een zeer treurige situatie. Zijn behuizing is echter, zoals jullie zien, precies aangepast aan de rente van dit kapitaal. Het komt er dus nu op aan, hoe hij dit kapitaal zal gebruiken. Het zal niet uitblijven dat hem van de tegenovergestelde kant heel armzalige wezens zullen bezoeken, die om hulp zullen smeken. Gaat hij al zijn krachten inzetten om zulke arme broeders zoveel hem maar mogelijk is met het allernoodzakelijkste te verzorgen, dan zal zijn kleine kapitaal al gauw vertienvoudigd, ja verhonderdvoudigd worden, waardoor hij dan in betere oorden zal worden geplaatst. Hij zal echter niet langs de aangegeven weg tot de Heer komen voordat zijn hier verworven kapitaal tienmaal groter is geworden dan dat wat hij zijn kinderen of zijn eigenliefde heeft nagelaten. Toch zijn ook hier uitzonderlijke gevallen mogelijk, maar deze moeten van dusdanige aard zijn als jullie heel in het begin als voorbeeld hebben gezien; dat wil zeggen als iemand alles wat hij heeft weggeeft en bovendien nog met al zijn krachten zijn broeders ondersteunt, is bij zo'n gelegenheid ook een heel spoedige en volkomen verlossing uit deze plaats mogelijk is. In dat geval lijkt zo'n mensengeest dan op de vrouw die in de tempel offerde terwijl ook anderen offerden. De vrouw gaf weliswaar met de anderen vergeleken het kleinste offer, maar toen de Heer vroeg, wie van allen het meest geofferd had, zei men: kijk deze, en die daar! Maar Hij antwoordde: deze vrouw heeft het grootste offer gebracht, want zij gaf alles wat ze bezat.
Hoofdstuk 40: Waar bevinden de heidenen zich aan gene zijde? - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[6] Kijk, we zijn al in het inwendige van dit huis; hoe bevalt het jullie? Jullie slaan de handen in elkaar van verbazing en zeggen: maar in hemelsnaam, hoe is zoiets nu mogelijk?! We zien dat het huis vanbinnen buitengewoon prachtig versierd is en ook lijkt het huis vanbinnen onvergelijkelijk veel groter dan vanbuiten. Als we door een of ander raam naar buiten kijken, zien we van de vroegere omgeving niet het geringste spoor meer, maar alles is heel anders en weergaloos grootser. Overal zien we wonderbaarlijke, indrukwekkende paleizen en tempels; de verafgelegen bergen schitteren als waren ze met de lichtmaterie van de zon zelf overgoten en een wijde vlakte strekt zich voor ons uit. Op deze vlakte staan talloze paleizen van een onvoorstelbaar wonderbaarlijke en indrukwekkende schoonheid. In het midden stroomt een rivier; haar golven glinsteren alsof de allermooist geslepen diamanten door elkaar worden gerold terwijl de oevers begroeid zijn met reusachtig grote bomen. Dergelijke bomen hebben we ook wel op de natuurlijke zon gezien, maar deze zijn nog duizendmaal prachtiger, want ze lijken allemaal doorzichtig en hun gebladerte schittert naar alle kanten als een levendig deel van een regenboog. Hoe prachtig is toch ook het inwendige van dit gebouw! Zoiets hebben we in natuurlijk opzicht alleen op de middengordel van de zon gezien, maar met dit vergeleken was alles daar maar plomp en onvolmaakt, want hier is alles toch met zo'n, men zou kunnen zeggen oneindig verregaande zuiverheid en precisie uitgebeeld, dat men wel jarenlang vol grootste verbazing zou kunnen blijven stilstaan bij een klein detail. De eindeloze kleurenpracht die overal heerlijk en passend verdeeld is, is op zich al zo hemels aantrekkelijk, dat we met recht niet meer kunnen besluiten dit woonhuis te verlaten.
Hoofdstuk 41: Bezoek aan de middag. De werking van waarachtig geloof en daadwerkelijke liefde - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
[5] Kijk, beste vriend, dat is het nu, wat wij hier in eerste instantie op de rechteroever van deze prachtige rivier zien. Het lijkt echter of dit alles één geheel is. Onze ogen hebben nog nooit zoiets gezien en een mens kan zich zoiets ook nauwelijks voorstellen. Daarom weten we ook niet wat het is, waarvoor het dient en welke naam het heeft. Het biedt het oog weliswaar een buitengewoon merkwaardig en prachtig schouwspel, maar dat is ook het enige reële dat we er tot nu toe uit kunnen opmaken.
Hoofdstuk 43: Merkwaardige omgeving en woning van zalige geesten - Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)
...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...