Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 22 van 131

...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...
[8] En zo was destijds al mijn zoeken tevergeefs. Zeven volle jaren treurde ik om mijn twee allerliefste dochtertjes, - en kijk, hier zijn ze! U heeft ze mij toentertijd onthouden, om ze mij nu dubbel zo wonderbaarlijk terug te geven! Ja, Heer, hoe moet ik U daar nu eigenlijk voor danken?"
Hoofdstuk 28: Cyrenius herkent zijn dochters. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Pas toen CYRENIUS zijn vreugdetranen na een poosje had uitgehuild, daarbij krachtig bijgestaan door de beide dochters en Zinka en de ook naderbij gekomen Risa, kwam hij weer naar Mij toe, omarmde Mij en zei snikkend: "O eeuwige, zuivere liefde! Wie zal U dan niet boven alles liefhebben?! O Heer, o Vader, hoe goed en hoe heilig bent U eigenlijk! O Heer, laat mij in mijn liefde sterven!
Hoofdstuk 33: De belofte van Cyrenius. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Laat dit een bewijs voor jullie zijn, dat eigenlijk geen enkele ziel zo te gronde kan gaan dat zij nooit te genezen zou zijn.
Hoofdstuk 35: Verschillen tussen de zielen op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Volgens jullie wetten en bepalingen noemen jullie zulke mensen misdadigers en je onderwerpt ze aan onverbiddelijke, harde straffen. Maar wat doen jullie op die manier? Jullie straffen een ziel omdat zij eigenlijk buiten haar schuld ziek is geworden! Vraag jezelf dan eens af, wat voor indruk jullie rechtspraak op God moet maken.
Hoofdstuk 36: Zielsziekten en hun behandeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] "Kijk, de praktische toepassing van alle wetten van Mozes en van alle voorspellingen van alle profeten bestaat uit het volgende: Heb God, je eeuwige Vader, boven alles lief en heb Je arme en vaak zieke broeders en zusters onder alle omstandigheden net zo lief als jezelf, dan zullen jullie als ware, geestelijk gezonde kinderen van de eeuwige Vader in de hemel even volmaakt zijn als Hij Zelfvolmaakt is, - en daarvoor zijn jullie eigenlijk voorbestemd! Want wie niet zo volmaakt wordt als de Vader in de hemel volmaakt is, zal niet bij Hem komen en voor eeuwig aan Zijn tafel eten.
Hoofdstuk 39: De eeuwige grondwet van de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als men dat bij een leerling eenmaal bereikt heeft, is het echte goede handelen een vrij eenvoudige zaak. Maar zonder de daarbij gegeven overtuigende en juist gebleken beweegredenen zal het altijd een probleem blijven. Men ziet het goede er wel van in, maar omdat het handelen ernaar veel moeilijkheden en zelfverloochening met zich meebrengt, leeft men een gemakkelijk leventje in gezapige luiheid en noodlottige zelfzucht, en het vele en goede doen laat men voor wat het is. Men volgt onbekommerd zijn dierlijke lusten en is na dertig jaar nog dezelfde dierlijke mens die men eigenlijk in de wieg al was. Daarom behoren volgens mijn bescheiden mening bij de leer van het goeddoen, ook de hierboven aangegeven bewijzen, en die vereisen veel meer dan alleen maar te zeggen: 'Dit en dat moet je doen omdat het goed is, en dit en dat moet je laten omdat het slecht en kwaad is!"'
Hoofdstuk 31: Zelfbeschouwingen van Hebram en Risa. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] IK zeg: "Jawel, hij is op zoek naar jou en zal je heel onbehouwen om ondersteuning vragen, omdat hij door de brand een hut, twee schapen, een geit en een ezel heeft verloren. Hij hoorde echter dat jij je hier ophoudt en de slachtoffers hulp biedt. Deze man, die altijd al slecht en dom was, is daarom onderweg, om van jou zijn geleden schade vergoed te krijgen. Maar eigenlijk heeft hij, ook al is hij een arme drommel, niet zoveel schade geleden, want de twee schapen heeft hij twee dagen tevoren, vóór de brand uitbrak, van een ander gestolen, en de ezel en de geit heeft hij zich al een jaar geleden op dezelfde wijze toegeëigend.
Hoofdstuk 42: Aankondiging van een voorbeeld van de magnetische slaap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] ZOREL denkt na deze inleiding diep na over wat hij onder deze omstandigheden zal doen. Na een poosje besluit hij echter toch om naar Cyrenius te hinken, - wat eigenlijk maar domme aanstellerij van hem is. Bij Cyrenius aangekomen buigt hij driemaal met zijn hoofd tot de grond. Als hij met zijn derde buiging klaar is, zegt hij met een bevende, krijsende stem: "Geëerde heer en zeer gestrenge gebieder! Ik, Zorel, voormalig eenvoudig burger van het afgebrande Caesarea Philippi, verzoek Uwe allerhoogste Romeinse gestrengheid mij, arme sater van een verongelukt mens, te helpen met enig, op zichzelf ordinair geld en met wat kleding, omdat ik alleen maar deze lompen bezit.
Hoofdstuk 43: Zorel vraagt om schadevergoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] U, geëerde gebieder en eigenlijk zelf ook zoiets als een halfgod, zult nu toch wel inzien dat mijn ongeluk zuiver aan de goden ligt - en met name aan de verliefde Apollo!? Ik smeek u daarom mij de schade te vergoeden!"
Hoofdstuk 43: Zorel vraagt om schadevergoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Mijn hut en mijn akker zijn mijn legale eigendom. Wel, -met datgene wat zich als levende have op mijn bezit bevond, heb ik het om de reeds genoemde, ware beweegredenen nooit zo heel nauw genomen omdat ik een Spartaan ben. Wie Sparta en diens oude en zeer wijze wetten kent, zal het duidelijk zijn waarom ik het met kleine, zogenaamde diefstallen nooit zo nauw nam. De beide schapen, de geit en mijn ezel waren geen gekocht, maar eigenlijk ook geen gestolen bezit, want ik heb ze in het bos, zeg maar in het wild grazend gevonden, weliswaar niet in één keer, maar toch in verloop van tijd. De eigenaar van die grote bosweiden is ook eigenaar van vele duizenden van die dieren. Hem zal het geringe verlies zeker geen pijn gedaan hebben, - en mij kwam het zeer goed van pas!
Hoofdstuk 44: Het eigendomsbegrip van Zorel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ik zie weliswaar in de wetten tot bescherming van het bezit geen heil voor de arme mensheid, ik vind het eigenlijk de grootste dwaasheid; maar wat kan één enkel, in de armzaligste lompen gehuld mens tegen honderdduizend maal honderdduizenden?! Het is mogelijk, dat er door het wettige bezit kleine, hier of daar in het gemeenschappelijke bezit voorkomende ongerechtigheden tegengehouden worden op grond van het feit, dat iets slechts ook een beetje goeds met zich meebrengt, maar het tegenhouden van kleine euveltjes staat in geen enkele verhouding tot de verschrikkingen die uit het ondermijnde privé-bezit ontstaan en moeten ontstaan!
Hoofdstuk 46: Zorel vraagt om vrije aftocht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] CYRENIUS vraagt: "Maar wat is de slaap dan eigenlijk? Hoe en waardoor ontstaat die?"
Hoofdstuk 54: De verhouding tussen lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Daarom is de mens éérst mens uit God en dán pas mens uit zichzelf. Zolang hij alleen uit God is, lijkt hij op een embryo in het moederlichaam. Pas wanneer hij uit zichzelf een mens wordt volgens Gods ordening, is hij een voltooid mens, omdat hij daardoor pas tot een waar evenbeeld van God kan worden. Als hij dat heeft bereikt, blijft hij eeuwig als een god en is zelf een schepper van de verdere werelden en wezens en mensen geworden. Want het is wonderlijk dat ik nu al mijn gedachten, gevoelens en wensen kan zien en mijn wil vormt het omhulsel van hetgeen ik gedacht en gevoeld heb! Kijk, zo gaat het scheppen steeds opnieuw door!
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] ZOREL zegt: "Wat en wie is dan eigenlijk jullie God, die jullie Joden 'de God van Abraham, Isaäk en Jacob' noemen?"
Hoofdstuk 74: Het wezen van God en Zijn menswording. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] JOHANNES zegt: "Daarover kan ik je niets anders zeggen dan dat zo'n vraag je wel te vergeven is; maar eigenlijk zou dat net zoiets zijn, alsof je zou vragen hoe en op welke wijze Gods wijsheid en macht zo oneindig volmaakt zijn geworden. God Zelf heeft Hem uitgekozen als Zijn lichamelijke woonplaats! Dat is de grote genade die door deze Gekozene tot alle volkeren is gekomen. Het menselijke dat je aan Hem ziet, is in zekere zin de Zoon van God, maar in Hem woont de Geest van God in Zijn volheid!
Hoofdstuk 77: Zorels besluit om zich te verbeteren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...