Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

338 resultaten - Pagina 22 van 23

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23
[6] Wanneer nu het water de bliksem opvangt, d. i. de geboorte van het licht, het allereerste licht, zo verschrikt het water daarvan, en het wordt door­zichtig en beweeglijk. Dan stijgt de hitte in het licht op. Wanneer dan de zure kwaliteit, die zeer koud is, de hitte en de bliksem opvangt, zo ver­schrikt ook zij, alsof het onweer losbreekt. Wanneer de hitte met het licht in deze koude doordringt, ontstaat een grimmige flikkering, vol van vuur­en lichttinten. Deze zelfde bliksemstraal of flikkering keert weer terug en het zoete water vangt hem op, en vaart met dezelfde grimmigheid op en al opvarend verandert zij en krijgt een groene en Hemelsblauwe kleur, en het water siddert vanwege de door hem opgevangen bliksem­straal. De bliksemstraal op zichzelf behoudt die grimmigheid of woede; daardoor ontstaat de bittere hoedanigheid of de geest der bitterheid. Deze stort zich weer in de zure, wrange eigenschap en ontsteekt de hardheid of scherpheid en het licht of de bliksemstraal droogt op in die hardheid en schijnt helder; het is veel helderder dan de glans der zon. Nu wordt het licht in de harde hoedanigheid gevangen gehouden, zodat het als 't ware een lichamelijk bestaan heeft en zo moet het eeuwigdurend licht verspreiden. De bliksem siddert in het lichaam en door dat sidderen worden alle eigenschappen beweeglijk gemaakt, altijd en eeuwigdurend. De bliksem van het vuur, die in het licht aanwezig is, siddert en triomfeert altijd op deze wijze en de hardheid doet dienst als lichaam, dat hem behoudt en doet opdrogen.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[9] Merk nu op: Wanneer nu deze geest van het vuur en de geest der zuur­heid met elkander worstelen, zo veroorzaakt deze laatste een strenge, harde, koude wrangheid en de geest des vuurs veroorzaakt een verschrikkelijke, verwoede hitte. Het opstijgen van de hitte en de wrangheid brengt een geest van toorn en woede teweeg, een geest, die woedt en raast, als wilde hij de Godheid verscheuren. Ge moet echter dit goed verstaan. Hij brengt zowel zijn vader en zijn moeder voort, als dezen hem voortbrengen, want nadat hij lichamelijk geboren is, zo doet hij, met de zure, wrange eigenschap steeds opnieuw het vuur te voorschijn treden, en het vuur brengt het licht voort, en het licht is de bliksem, die alle leven steeds opnieuw in alle Oergeesten doet ontstaan; daardoor worden die Oergeesten geboren, die elk op zich zelf één der anderen tot leven roepen. Hier moet ge echter begrijpen, dat het niet zó is, dat één geest in staat ie een andere geest te doen geboren worden, twee geesten kunnen het ook niet, neen, het is zó te verstaan, dat de geboorte van één geest ie het werk van alle zeven geesten tezamen, zes van hen doen altijd de zevende geboren worden, en was de één er niet, zo zouden de anderen er ook niet zijn.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[18] Merk op: Steek een stuk hout aan, zo zult ge het geheimenis zien. Het vuur ontsteekt zich zelf in de hardheid van het hout, dat is de zure, harde bron, de Saturnusbron. Deze maakt het hout hard en ruw. Nu echter tast het licht, dat is de bliksem, niet de hardheid aan, want als dat zo was, zou een steen ook branden, maar het licht tast het sap, het vocht, dat in het hout aanwezig is, aan; dus het water. Dewijl sap in het hout is, zo straalt het vuur als een licht, dat glans verspreidt; als echter het vocht in het hout verdroogd is, zo verdwijnt het licht en het hout is een gloeiende kool gelijk. Ziet nu, de boosheid die in het licht opvaart, tast het vocht van het hout niet aan, maar wanneer de hitte zich uitstort in de hardheid, zo wordt de bliksem geboren. De boosheid of bitterheid wordt midden in de hardheid en hitte in de bliksem geboren en zo ver als deze bliksem, d. i. de vlam vuurs, reikt, zo ver reikt ook de boosheid der bitterheid, die de zoon is van de hardheid en de hitte. Dit geheimenis echter zult ge weten: dat de bitterheid voordien al in het hout aanwezig was; anders zou deze bitterheid niet zo plotseling in het vuur tot uiting komen. Want zoals vuur ontstaat, wanneer men hout aansteekt, evenzo ontstaat ook het hout in en boven de aarde. Zo evenwel de boosheid in het schijnende licht zou ontstaan, zo zou deze boosheid gelijke tred houden met de glans van het licht; dit ge­schiedt niet. Het is zo: de bliksem is de moeder van het licht, want de bliksem doet het licht ontstaan en hij is de vader der boosheid, want de boosheid blijft in de bliksem als een zaad in den Vader, en deze zelfde bliksem veroorzaakt ook de toon of het geluid. Wanneer deze toon uit­gaat van de hardheid en de hitte, zo komt daaruit geluid te voorschijn en het licht maakt de klank helder en het water maakt de klank zacht. Hij wordt gevangen in de hardheid en hij leeft als het ware in alle andere hoedanigheden. Want iedere oergeest in de zeven Geesten van God zijn zwanger van de andere geesten Gods en zij zijn allen tezamen als één geest; geen bestaat buiten de anderen en van eeuwigheid tot eeuwigheid brengt de een de anderen voort.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[47] Dat het licht hem niet eerder heeft gegrepen, dat komt door zijn grimmig­heid en zijn snelheid als de bliksem. Het licht heeft hem niet eerder kunnen tegenhouden en vasthouden, voordat het hem geheel en al doortinteld had. Daar staat hij nu als een strijder, doder, beweger van het gehele lichaam dezer wereld, want dat is zijn taak, dat hij met zijn beweging in het rad der natuur alles beweegt, waardoor alles zijn oorsprong heeft.
Hoofdstuk 25: Van het gehele sterrenlichaam, dat is de gehele astrologie of het gehele lichaam dezer wereld. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[19] Hier wil ik de lezer vermanen, dat hij de goddelijke geboorte juist be­schouwt. Ge moogt niet denken, dat de ene geest naast de andere bestaat, zoals ge de sterren aan de Hemel naast elkander ziet staan, neen, ze zijn alle zeven met elkander verweven, als één geest, zoals ge dat waar kunt nemen bij een mens. Hij heeft menigerlei gedachten vanwege de werking van de zeven geesten Gods, die in het menselijk lichaam wonen, maar ge moet toegeven, zo ge niet dwaas wilt zijn, dat ieder lichaamsdeel ook de kracht bezit van andere delen van het lichaam. Naar gelang van de eigenschap, die in een bepaald geval de boventoon heeft, naar gelang daarvan beheersen ook de gedachten het gemoed. Wekt ge in uw wezen de geest des vuurs, zo ontspringt in u bitterheid en toorn; want zodra het vuur ontstoken wordt, hetgeen in de hardheid en de boosheid geschiedt, zo welt de boosheid op in de bliksem. Want wanneer ge u tegen iets verzet, hetzij tegen liefde of tegen toorn, of tegen wat ook, dan ontsteekt ge die hoedanigheid, die daarmee parallel loopt en dat brandt in uw gehele geest in; maar de oergeest wordt ontstoken in de bliksem. Want wanneer ge iets aanschouwt, dat tegen u gekeerd is en wat ge niet goedkeurt, zo tekent uw hart protest aan. Het is, alsof ge een steen zoudt nemen en daarmee op een hoefijzer zoudt slaan, zodat er een vonk zou uitspatten. Allereerst smeult het; wanneer ge echter nog meer in op­stand komt, zo is het, alsof ge het vuur aanblaast, zodat de vlam eruit slaat. Dan is het tijd om te blussen, of wanneer het vuur te groot is ge­worden, zo brandt het door en verteert alles en doet schade aan de naaste.
Hoofdstuk 10: Over de zesde oergeest in de goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Wanneer de bliksem zich in 't centrum verheft, zo is de goddelijke ge­boorte in volle werking; in God is het immer en eeuwig alzo, maar bij ons arme kinderen des vleeses niet. In dit leven duurt de zegevierende goddelijke geboorte in ons mensen slechts zó lang, als deze bliksemstraal aanhoudt; daarom is onze kennis stukwerk; in God echter blijft deze blik­semstraal onveranderlijk en eeuwig voortduren. Ziet, alle zeven geesten zouden zonder deze bliksemstraal zijn als een donker dal. Nu bewegen zich de vier geesten (bitter enz.) in de bliksem, want ze worden alle vier daarin levend gemaakt, deze viervoudige kracht stijgt op, alsof het leven zelf openging; en deze kracht, die is opgestegen, is de liefde; dit is de vijfde geest; deze is, alsof een dode geest wederom levend is geworden en plotseling in grote klaarheid zich openbaarde. De ene kracht maakt de andere beweeglijk; de zure, wrange klopt, de hitte veroorzaakt in liet kloppen een duidelijke klank of geluid; de bittere verdeelt deze klank en het water maakt hem zacht; dit is de zesde geest. Nu stijgt de toon op in alle vijf geesten, als een lieflijke muziek en blijft bestaan, want de wrange kwaliteit doet hem verdrogen. Nu is in deze toon of klank de kracht van de zes Oergeesten en hij is als 't ware het zaad van de zes andere geesten die tezamen gevoegd zijn tot een lichaam en waaruit een geest is gemaakt; deze heeft de eigenschap van alle geesten en dit is de zevende geest van God in de goddelijke kracht. Deze geest heeft de kleur van het blauw van de Hemel, want hij is uit de zes andere geesten geboren. Wanneer nu de bliksem, die zijn plaats heeft te midden van de hitte, in de andere geesten zijn licht afstraalt, zodat zij opstijgen en de zevende geest doen geboren worden, zo stijgt ook de bliksem op in de zevende geest, bij de geboorte der zes anderen. Dewijl echter de zevende geen aparte eigenschap heeft, waardoor hij zich van de anderen kan onderscheiden, zo kan de bliksem in deze zevende geest niet lichtender worden, want hij verbindt, door middel van de zevende geest, de zes andere geesten tot één lichaam en de bliksem woonte midden dezer zeven geesten en vindt zijn oorsprong in hen allen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[5] De zeven geesten zijn de vader van het Licht en het Licht is dus hun Zoon, dien zij van eeuwigheid tot eeuwigheid baren. En het Licht ver­licht hen en maakt voortdurend de zeven geesten levend en rijk aan vreugde, want zij leven allen en bewegen zich allen uit de kracht van het Licht. Ziet, ik wil het u nog éénmaal tonen; of ge het ook begrijpen mocht, opdat deze grootse arbeid niet tevergeefs zal geschieden of zonder nuttigheid. De zure, wrange kwaliteit is de eerste geest; deze trekt tezamen, en maakt alles droog; de zoete hoedanigheid is de tweede; deze verzacht en kalmeert. De derde geest is de bitterheid, die ontstaat uit de vierde en de eerste; wanneer de derde vol woede met de wrange strijdt, zo ontsteekt hij het vuur, en de boosheid ontspringt in dat vuur en gaat op in de wrangheid. En deze zelfde boosheid of grimmigheid wordt de geest der bitterheid. Zelfstandig en in de zoetheid wordt hij verzacht, in de hardheid wordt hij lichamelijk concreet gemaakt; nu be­staat hij en ook de vierde geest is geboren. Nu gaat de bliksem in de kracht van deze vier kwaliteiten op in de hitte en stijgt op in het zoete bronwater en de bitterheid maakt hem triomferend en de zure maakt hem schijnend, droog en lichamelijk, de zoete maakt hem zacht. En het Licht staat in het midden van hen als een hart. Wanneer dit Licht, dat in het midden van hen is, in de vier geesten schijnt, zo stijgen de krachten van deze vier geesten op in dat Licht en worden levend, en zij hebben het Licht lief, dat wil zeggen, zij laten het op zich inwerken en worden zwanger van dat Licht en deze zelfde geest, die hen allen omvat is de liefde des levens; dit is de vijfde geest. Wanneer zij deze liefde in zich voelen, zo zijn zij in staat tot grotere vreugden, want de een ziet de andere in het Licht en de ene maakt de andere werkzaam; dan ontstaat de toon of klank, dit is de zesde geest/ In deze toon gaat de kracht van alle zes geesten op en komt er in tot uiting. Ze vormen tezamen één lichaam en dit is het lichaam der natuur, waarin alle Hemelse schepselen en gestalten en gewassen geformeerd worden.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Het Licht echter is een andere persoonlijkheid, want het wordt uit de zeven geesten eeuwigdurend geboren en deze stijgen voortdurend op in het Licht en hunne krachten gaan vol lichtglans uit naar de zevende natuurgeest en vormen en scheppen alles in de zevende geest. Deze uitgang vol licht is de H. Geest. De bliksem of het hart, dat in de krachten geboren wordt, blijft in het midden van hen en is de Zoon; en de glans in alle krachten gaat uit van den Vader en den Zoon en schept en vormt in de zevende natuurgeest alles naar de kracht en de werking der zeven geesten; naar hun aard en onderscheidingen. En dit is de waarachtige Heilige Geest, dien wij, Christenen als derde persoon in de Goddelijkheid eren en aanbidden.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] De natuurwetten zijn een goddelijke ordening; wie daaruit leeft behoeft geen andere wetten, want hij vervult Gods wil. Want uw ongeloof doet niet ter zake, dit heft Gods Waarheid niet op; het geloof echter versterkt de geest der hope en betuigt, dat wij Gods kinderen zijn; het geloof wordt in de bliksem, in het licht geboren en worstelt met God zo lang, tot het overwint en de zege behaalt. Gij richt ons en u zelf, wanneer ge de geest van ijverzucht tot toorn opblaast; deze blust uw licht uit. Ge zijt toch aan een zoete boom gegroeid en ge bedwingt de boze invloeden en leeft heilig en goed naar de wet der natuur, die u zeker aantoont, hetgeen goed is. Zijt ge echter niet uit een boze twijg gegroeid, ik bedoel uit zeer goddeloos zaad, daar er vaak distels groeien, hoewel er toch hulp zou zijn, wanneer de wil zou worden gebroken; maar aan een goede boom verdorren ook nog dikwijls de takken, en zijt ge blind, wie zal u scheiden van de liefde Gods, waarin ge geboren zijt, en waarin ge leeft, zo ge daarin tot aan 't einde volhardt? Wie zal u van God scheiden, in Wie ge hier geleefd hebt? Wat ge in de akker gezaaid hebt, dat zal opkomen; of het tarwe, koren, gerst of doornen zijn; wat voor uiteindelijk vuur niet geschikt is, dat zal ook niet branden.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Hiervan wil de sophist niets weten, want hij wordt niet uit God, maar uit vlees en bloed geboren. Hij wil niet in gaan; de duivel houdt hem vast; God verblindt niemand. Slaat hij mij zoo moet ik terug wijken, maar de Goddelijke kracht helpt mij wederom overeind; dan bekomt de satan zijn straf en verliest de slag. Wanneer hij overwonnen is, zoo gaat de Hemelpoort van mijn geest open; dan ziet de geest het goddelijk en Hemelse Wezen; niet buiten het lichaam, maar in de oerbron van het hart opent zich als 't ware een deur, waardoor uitzicht is op datgene, wat de geest, door middel van de hersenen, als stoffelijk zintuig, ziet van de hogere dingen. Want de mens is uit alle krachten Gods gemaakt, uit alle zeven geesten Gods, evenals ook de Engelen; dewijl hij nu echter verdorven is, zo oefent de Goddelijke geboorte niet altijd zijn invloed op hem uit, en evenmin op de anderen. En al zou dat wèl zo zijn, zo schijnt het hoge Licht nog niet in allen, en al schijnt het, zo begrijpt de verdorven menselijke natuur het nog niet. Want de H. Geest laat zich niet door het zondige vlees binden, maar vertoont zich als een bliksem­straal, evenals het vuur uit een steen, wanneer men daarop slaat. Wan­neer echter deze bliksemstraal in het hart gevangen wordt, zo gaat hij door de zeven geesten naar de hersenen; als het morgenrood stijgt hij daarin op; dit is ook het doel. In dit Licht ziet de ene geest de andere, ruikt de een de andere, proeft de een de andere en hoort de een de ander en elk van hen is, alsof de gehele goddelijkheid zich in hem open­baarde.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[12] Nu heeft echter iedere Engel alle eigenschappen Gods in zich, maar één van deze eigenschappen is het sterkst in hem vertegenwoordigd; naar die eigenschap is hij genoemd en in deze eigenschap triomfeert hij. Zoals nu de eigenschappen in God elkander voortdurend voortbrengen, terwijl zij ook in elkander opstijgen en elkander liefhebben, en, zoals de bliksem in het zoete water in de hitte opgaat, waardoor het leven, de vreugde geboren worden, alzo is het ook in één Engel; zijne innerlijke geboorte is niet anders dan de uiterlijke geboorte in God. Zoals de Zoon Gods in de middelste oerbron in de hitte, in het zoete water geboren wordt uit alle zeven Geesten Gods, van wie zij hun leven en hun vreugde ontvangen, zo wordt ook de Zoon Gods in dezelfde gestalte in een Engel, in de middelste oerbron van het hart in de hitte in het zoete water geboren en hij verlicht wederom alle zeven Oergeesten van de Engel. En zoals de Heilige Geest van den Vader en den Zoon uitgaat en alles vormt en verbeeldt en alles lief heeft, alzo gaat ook de Heilige Geest die in de Engel is uit in zijne medebroeders en heeft hen lief en verheugt zich met hen.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[24] Hierin ziet de geest tot in de diepte der Godheid; want in God is nabij en ver één en dezelfde God, over Wie ik in dit boek schrijf en is zowel in Zijne Drievoudigheid in het lichaam der heilige zielen als in de Hemel. Van Hem ontvang ik mijn inzicht en van niets of niemand anders; ik wil ook niets anders weten als God alleen; deze zelfde God en Hij is ook de zekerheid mijns geestes, zodat ik bestendig ben in het geloof en op Hem vertrouwe. En of een Engel uit de Hemel het mij ook zoude zeggen, zo zou ik het toch niet kunnen geloven, veel minder het begrijpen; ik zou steeds twijfelen, of het zo zou zijn, maar de zon gaat in mijn geest op; daarom ben ik er zeker van en ik zie de oorsprong en de geboorte der heilige Engelen en van alle dingen, in de Hemel en op deze aarde. Want de heilige Ziel is als één geest met God; of zij al een schepsel is, zo is zij toch aan de Engelen gelijk; zo ziet ook de ziel des mensen véél dieper dan de Engelen; de Engelen zien slechts tot in de Hemelse pracht en praal; de ziel ziet in de Hemel en in de hel, want zij leeft tussen beide in. Daarom moet zij zich wel laten verdrukken en alle dagen en uren met de duivel worstelen, dat wil zeggen met de helse eigenschappen, en zij leeft in deze wereld in groot gevaar; daarom heet dit leven met recht een jammerdal vol van angst, en vol van worstelen en strijden. Maar het koude en halfdode lichaam verstaat deze strijd der zielen niet altijd; het weet niet, wat hem wedervaart, maar het is zwaar­moedig en angstig, en gaat van de ene plaats naar de andere; zoekt ont­houding of rust. En wanneer het dit vindt, zo vindt het nog niets, want twijfel en ongeloof doen zich voelen; het is dikwijls als ware het geheel van God verstoten; het verstaat niet de kamp des geestes; hoe de geest nu eens overwint, dan weer de nederlaag lijdt, en welk een heftige strijd er gestreden moet worden met de helse en met de Hemelse eigenschappen; welk een vuur de duivelen aanblazen en de heilige Engelen wederom blussen, geef ik aan iedere heilige ziel te bedenken. Ge moet weten, dat ik hier geen geschiedenis schrijf, die mij door anderen verteld is gewor­den. Ik moet voortdurend strijd voeren; menigmaal is het mij moeilijk gemaakt, evenals aan alle mensen. Maar om des strijds wille, de strijd, die hevig is en om de wille van de ijver, die wij aan de dag leggen, gewerd mij deze openbaring. Het is mij een dringende behoefte, dit alles op papier te stellen. Wat echter hierna volgen zal, weet ik nog niet geheel en al, alleen weet ik, dat mij ettelijke toekomstige geheimenissen getoond werden. Want wanneer het licht opgaat, zo doorlicht het alles, maar de mens kan niet alles goed verstaan, want het is hem, alsof te midden van een onweer, de bliksem te voorschijn schiet en dan plotseling weer verdwijnt. Alzo gaat het ook in 's mensen ziel, wanneer zij voort­gaat te strijden, zo ziet zij de Godheid als in een bliksemstraal, maar de zonde overschaduwt alles weer, want de oude Adam behoort tot de aarde, en niet met zijn tegenwoordige lichaam, tot de goddelijkheid. Ik schrijf dit niet tot eigen lof en eer, maar opdat de lezer wete, waarin mijn kennis bestaat; opdat hij mij niet aanziet voor iemand, die ik niet ben. Want hetgeen ik ben, dat zijn al degenen, die in de kracht van Jezus Christus, onze Koning jagen naar de troon der eeuwige vreugde en leven in de hope der Volmaking, welke aanvangt op, in de dag der Opstanding, die nu aanstaande is. Ziet daarom toe, dat ge niet slapend bevonden wordt in uwe zonden; waarlijk de wijzen zullen het bemerken, maar de goddelozen blijven in hunne zonden. Zij zeggen: wanneer is de dwaas aan het einde zijner dromen? Zij zijn ontslapen in hunne vleselijke lusten. Ziet gij toe, welke droom gij droomt. Ik wilde ook wel rusten in alle zachtmoedigheid, maar ik moet dit verrichten en God, die de wereld gemaakt heeft, is mij veel te sterk; ik ken Zijner Handen werk; dat Hij mij plaatse waar Hij slechts wil. En of ik ook al in de wereld en in des duivels getier zijn moet, zo is toch mijn hoop op God gericht en op het toekomstige leven, en wel wil ik het wagen en Zijne Geest niet wederstreven. Amen.
Hoofdstuk 11: Over de zevende oerbron in de Goddelijke kracht. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[43] Deze lieflijke vorst en koning ontleent zijn naam aan het Licht, of van de bliksem of van oorsprong des Lichts; dit beduidt God de Heilige Geest. Zoals de Heilige Geest uitgaat van het Licht en alles vormt en in alles heerst, alzo is ook de macht en de lieflijkheid van een Cherubijn; deze is de koning en het Hart van al zijne Engelen. D.w.z.. wanneer zijne Engelen hem slechts aanzien, zo worden zij aangedaan met ede wil van hunne koning. Zoals des harten wil alle ledematen des lichaams aan­steekt, zodat het lichaam doet, hetgeen het hart heeft besloten, of zoals de Heilige Geest in het centrum van het hart ontstoken wordt, en alle leden van het gehele lichaam verlicht, zo doet ook de Cherubijn met zijn glans en zijn wil al zijne Engelen aan en doorlicht hen en maakt hen alle tezamen tot één lichaam en de koning is het hart in het midden van hen. Deze heerlijke en schone vorst nu is gevormd naar het voorbeeld van den Heiligen Geest en hij is een heerlijke en schone Vorst Gods, en hij is met de andere vorsten in liefde verbonden.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[10] Wat spreken zij met elkander? Ziet, gij schone, trotse en hovaardige mens; de wereld zal u hier te eng worden en ge denkt, dat niemand aan u gelijk is; bedenk, of ge een Engelennatuur of een natuur des duivels hebt. Met wie zal ik nu de Engelen vergelijken? Ik wil hen vergelijken met kleine kinderen, die in Mei, wanneer de schone rozen bloeien, met elkander naar buiten gaan en de mooie bloemen afplukken en daaruit kransen vlechten. Zij dragen ze in hunne handen en verheugen zich er over en spreken met elkander over de velerlei soorten schone bloemen; zij nemen elkander bij de hand en wanneer zij thuis komen, zo tonen zij de bloemen aan hunne ouders en zijn blij; dan verheugen zich de ouders in hunne kinderen en met hunne kinderen. Alzo doen ook de heilige Engelen in de Hemel; zij nemen elkander bij de hand en wandelen in de schone Mei des Hemels en spreken van de lieflijke en schone gewassen in de Hemelse lusthof. Zij eten van de verrukkelijke vruchten Gods en gebruiken de schone bloemen des Hemels voor hun spel en maken zich schone kransen en verheugen zich in de schone Mei van God. Daar is niets dan een hartelijk liefhebben, een zachtmoedige liefde, een vriendelijk spreken onderling, een lieflijk samen zijn, daar elk vreugde in de ander heeft en de ander eert. Zij weten van geen boosheid, list of bedrog; de Goddelijke vruchten en de lieflijkheid Gods zijn voor hen allen; de een mag er evenzo zijn deel aan hebben als de andere; daar is geen wangunst, geen nijd, geen afkeer, neen, alle harten zijn in liefde met elkander verbonden. Daaraan nu heeft de Godheid Zijn hoogste welgevallen, evenals de ouders aan de kinderen, dat Zijne lieve kinderen in de Hemel zich vriendelijk gedragen. De Godheid zelf handelt evenzo; de ene oergeest vermeit zich in de anderen. Daarom kunnen de Engelen ook niets anders doen dan wat hun Vader doet, hetgeen ook onze koning Jezus Christus getuigde toen Hij bij ons op aarde woonde; zoals in het Evangelie staat: Voorwaar, voorwaar zeg ik u: de Zoon kan niets van zich zelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen, want zo wat Die doet, dat doet ook de Zoon desgelijks. Joh. 5, vers 9. En Mattheus 18:3 zegt: Voorwaar zeg ik u: Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkees, zo zult gij in het Koninkrijk der Hemelen geenszins ingaan. Daarmede bedoelt Hij, dat onze harten in liefde verbonden moeten zijn, zoals de heilige Engelen Gods en dat wij elkander met eerbied moeten bejegenen, evenals de Engelen Gods ook doen. Wij mogen elkander niet beliegen en bedriegen, elkander het brood uit de mond stoten uit grote gierigheid; ook zal de een niet over de ander heersen en hèm verachten, die niet listig is als de duivel. O neen, zo doen de Engelen in de Hemel niet; zij hebben elkander lief; geen denkt schoner te zijn dan de ander; elk heeft vreugde aan de ander en verheugt zich over des anderen schone gestalte en zijne lieflijkheid; hunne liefde jegens elkander bloeit op, zodat zij elkander bij de hand nemen en vreugdevol omhelzen. Evenals wanneer de bliksem des levens omhoog stijgt te midden van de goddelijke kracht, waaraan alle geesten Gods hun leven te danken hebben en waar­door zij zich zeer verheugen, terwijl er is een heilig en lieflijk omhelzen, voelen, proeven, horen, zien en ruiken, zo is het ook bij de Engelen. Wanneer de een de ander aanschouwt, hoort en voelt, zo gaat in zijn hart het licht op en de ene geest omvangt de anderen. Zo ge nu wilt weten, waar hun liefde, deemoed en vriendelijkheid haar oorsprong heeft, zo merk het volgende op:
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[46] Dewijl dan de geest het aanzien des Hemels kan onderscheiden, zo kan ik het niet nalaten, dit alles te beschrijven en ik laat Hem besturen, die dit alles zo wenst. Hoewel de duivel spotters en verachters kan oproepen, die dit alles versmaden, zo vraag ik hiernaar niet; ik heb genoeg aan de volzalige openbaring Gods. Dat zij spotten, totdat zij met eeuwige schande beladen zijn; alsdan zal het berouw aan hen knagen. Ik ben ook niet in de Hemel opgestegen en heb het niet met mijn lichamelijke ogen gezien; nog minder heeft iemand het mij gezegd. Want ál zou er een Engel komen en het mij mededelen, zo zou ik het toch, zonder Gods Licht, niet verstaan, nog minder geloven. Want ik zou steeds in twijfel zijn, of het ook een goede zou zijn, die het bevel Gods zou uit­voeren, nademaal zich ook de duivel in de gestalte van -een Engel kan voordoen, ten einde de mensen te verleiden (2 Cor. 11 : 14). Dewijl echter het Licht helder schijnt en de Heilige Geest opvaart met vurige drang, zo kan ik aan dit alles niet weerstaan; de wereld moge mijnentwege spotten. De Geest betuigt, dat het nog slechts een kleine wijl zal duren, voordat de bliksem of het Licht in deze wereld zal opgaan. De Geest is een verkondiger of boodschapper hiervan. De mens, die op dat moment dan niet door den Heiligen Geest is wedergeboren, zal ook in eeuwigheid niet meer naar de Geest herboren kunnen worden; hij blijft in de duisternis, als een dode, harde vuursteen, in welke de boos­heid en het verderf eeuwigdurend stand houden, hij zal eeuwig spotten temidden van de helse gruwelen, want zoals de boom is, zo ook zijn zijne vruchten Gij leeft tussen Hemel en hel; in welke van de twee gij zaait, zult ge ook oogsten en dat zal uw spijze in eeuwigheid zijn. Zo ge spot en verachting zaait, zo zult ge ook spot en verachting oogsten, en dat zal dan uwe spijze zijn.
Hoofdstuk 12: Over de geboorte der Heilige Engelen. Over de heerschappij en ordening der Engelen en over het Hemelse vreugdeleven. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23