Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15542 resultaten - Pagina 22 van 1037

...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...
[14] Petrus zegt nu verder niets meer en maakt toebereidselen om de vis te bergen. Omdat de avond echter valt, gaan wij naar huis, waar door de ijver van de gezond gemaakte schoondochter van Petrus een goed en rijkelijk avondmaal op ons wacht. Iedereen is nu opgewekt en blij; en Petrus zet de lofzang in en allen antwoorden eenstemmig in een wisselzang.
Hoofdstuk 100: De wonderbare visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen Petrus ophield met zingen, sprak hij op heel feestelijke toon: 'Mijne vrienden en broeders! Wat ligt er een hemelsbreed verschil tussen ons zingen hier en dat van David eertijds, toen hij het volk deze heerlijke lofzang gaf! Toen hij zong, hief hij zijn ogen op naar de sterren! Want in die tijd woonde Jehova volgens de menselijke begrippen in het ontoegankelijke licht boven alle sterren. Wat zou David hier echter gedaan hebben, nu Diegene, tot Wie hij zijn ogen ophief boven alle sterren, - 'Stop! Vriend Petrus!', zeg Ik, 'zo is het al weer genoeg; denk er wel aan, wie hier allemaal bij ons zijn!'
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Ga dan naar de bron en drink! Want aan jou zal de bron wijn geven, maar aan de rest van ons slechts water!'
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Toen ging Judas naar de bron en putte. En bij het drinken van het geputte water, bleek het zeer goede wijn te zijn en hij bedronk zich, zodat hij bij de bron bleef liggen en in de diepe bron gevallen zou zijn als een paar knechten van Petrus hem niet gevonden en in huis op een bed hadden neergelegd. Zo was het goed geregeld; want Ik heb op deze avond veel mensen genezen die last hadden van allerlei kwalen en besmettelijke ziektes, en bij velen boze geesten uitgedreven, - en daarbij zou Judas ons veel moeilijkheden hebben opgeleverd.
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik zeg tegen hem: 'Wees kalm, het is beter dat dit volk dat voorlopig niet begrijpt! Want als dit volk dat nu zou begrijpen, dan zou het naar de priesters rennen en daar op een geweldige manier met hen gaan redetwisten, en dat zou niet goed zijn voor jullie en ook niet voor Mij, uit het oogpunt van Mijn leer gezien! Maar wanneer het juiste moment aanbreekt zullen ze het begrijpen, en zullen ze verstaan wat de profeet gezegd heeft!'
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De spreker neemt genoegen met dit antwoord, en het volk, waarvan Ik op deze avond de bezetenen en zieken genezen heb, gaat weer naar huis met hun geheel genezenen.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik zeg: 'Maak het grote schip maar klaar, dan varen we helemaal naar de andere kant van het meer, anders beleven we hier een spektakel! (Matth. 8,18) Het volk heeft weliswaar de beste bedoelingen, maar. het priesterdom zal ook achter het volk aangeslopen komen, en met hen willen wij voorlopig niets te doen hebben!'
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De mens sterft pas echt door zelfzucht, die zich uit in de hoogmoed, die vóór alles hunkert naar eer; en in dat licht bezien is dan een eervolle begrafenis van een dode, niets anders dan een laatste vorm van hoogmoed van de geestelijk reeds lang dode mens.
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik maakte echter gebaren naar de leerlingen, dat ze Mij niet moesten verraden. Petrus zei toen: 'Vraag niet zo veel, maar help liever al dat water uit het schip te scheppen, anders zijn wij nog verloren als er soms een staartje van de storm komt, wat vaak genoeg gebeurt als hij zo ineens afbreekt zoals nu!' -Toen vroegen de vreemden niets meer, maar pakten de wateremmers en schepten vlug het water uit het schip en hadden daar volop werk aan tot we de uitgestrekte oever aan de overzijde bereikten.
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] En de schriftgeleerde begreep Mij, wendde zich af en ging naar huis. Want Ik gaf hem daarmee te verstaan, dat ook hij een sluwe vos was en daarom ook een hol (betaalde baan) had, en dat vogels van zijn pluimage, onder de hemel, d.w.z. ver beneden de zuiver goddelijke waarheid en liefde, hun nesten, d.w.z. hun voedings en rustplaats hebben waar ze hun prooi verteren; maar dat bij de Mensenzoon niets te vinden is van al de wereldse bedriegerijen, zelfs niet een zogeheten politieke kunstgreep (steen), waarop je zo nu en dan je geestelijke 'hoofd' kunt laten uitrusten! De schriftgeleerde begreep precies wat Ik bedoelde en ging, zoals gezegd, zonder nog een woord te zeggen, vlug naar Kapérnaum terug.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Eveneens nog voor wij in het schip gingen kwam één van Mijn leerlingen naar Mij toe en vroeg Mij of Ik het goed vond dat hij eerst zijn vader zou gaan begraven, die in de vorige nacht plotseling overleden was. (Matth. 8,21) Ik zei echter tegen hem: 'Blijf jij nu maar bij mij, en Iaat de doden hun doden begraven! '(Matth. 8,22) En de leerling zag meteen van zijn verzoek af en volgde Mij op het schip; want hij begreep dat het beter is om voor het leven, dan voor de dood te zorgen, -dit laatste is namelijk een zorg, die geen waarde heeft en waar de doden zich het beste mee bezig kunnen houden. Want allen, die begrafenisvertoon belangrijk vinden, zijn min of meer dood zolang zij eer aan een dode bewijzen en zelf het eerbetoon aan de dood belangrijk vinden.
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Toen wij ongeveer een paar uur uit de kust waren, woedde de storm het hevigst, en de golven begonnen over het dek van het schip te slaan. (Matth. 8,24) Toen werden zelfs Mijn meest toegewijde leerlingen bang; want ze zagen dat door de steeds meer overslaande golven het schip water begon te scheppen, vooral bij het middelste en door de toenmalige bouwtrant tevens laagste deel van het schip. Toen derhalve de storm niet afnam maar daarentegen de golven steeds krachtiger opjoeg, gingen de leerlingen naar Mij toe, dat wil zeggen naar het hoogste deel van het schip waar Petrus voor Mij eerder een bed klaargemaakt..had en waar de golven nog niet doorgedrongen waren, begonnen aan Mij te schudden opdat Ik wakker zou worden en riepen toen vol angst: 'Heer, help ons, anders gaan we allemaal te gronde!' (Matth. 8,25)
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Toen we daar met z'n allen aan land gestapt waren, en naar de kleine stad Gadara wilden gaan, die op een heuvel aan het meer op ongeveer zes duizend pas van onze landingsplaats verwijderd lag, liepen tegenover de stad, vanaf een kleine aan het meer gelegen berg op wiens helling de begraafplaats van de bewoners van deze omgeving en stad lag, ons twee naakte personen met gruwelijk vertrokken gezichten tegemoet. Zij werden door een heel legioen boze geesten bezeten en waren zo woest dat door hun toedoen bijna niemand deze doorgang kon passeren. (Matth: 8,28) Zij woonden in de graven van het kerkhof op de berg. Niemand kon ze vangen of met ketens gebonden houden. Want ook al werden ze zo nu en dan door een groot aantal sterke mensen overweldigd, met kettingen gebonden en in de boeien geslagen, dan werden die kettingen toch in een oogwenk verbroken en de boeien tot poeder gewreven! Dag en nacht waren ze op de berg in de graven, schreeuwden verschrikkelijk en sloegen zichzelf ontzettend met stenen.
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Toen de herders, die de varkens hoedden, zagen wat daar gebeurd was met de bezetenen, schrokken ze geweldig, vluchtten weg, renden naar de stad en vertelden iedereen en speciaal hun opdrachtgevers, wat zich aan de zee had afgespeeld. (Matth. 8,33)
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De bewoners van het stadje liepen te hoop, en één van hen, die, net als veel anderen in deze stad nog een heiden was en geloofde in Jupiter en de andere goden van het heidendom, hield een toespraak en zei: 'Heb ik het vanmorgen niet gezegd: Als twee door de furiën gekwelden stil worden, maar de zee bij heldere hemel door de storm wordt opgezweept, dan komt er een godheid naar de aarde, en zal er een gericht plaats vinden; want de goden komen nooit zonder roede en zwaard van de sterren naar de aarde! En nu is het gebeurd: De furiën, die de beide zondaars plaagden, woelden eerst de zee op, omdat ze zeker wisten, dat er een godheid zou afdalen en hen zou verdrijven uit de beide zondaars. Dat ze zich toen in de vorm van zwarte horzels op onze varkens stortten en deze dieren als een storm in zee dreven, dat is me zo duidelijk als de zon op een hellichte middag! Er blijft ons nu niets anders over dan in alle deemoed en boetvaardigheid van ons gemoed met een groot aantal mensen naar de godheid, waarschijnlijk Neptunus of Mercurius, af te dalen en hem zeer nadrukkelijk te vragen, of hij deze streek weer zo snel mogelijk wil verlaten; want zolang een god zich zichtbaar in een streek op aarde ophoudt, kun je slechts een opeenstapeling van ongelukken verwachten! Want, zoals reeds gezegd, een god komt nooit zonder roede, zwaard en gericht van de sterren naar de aarde omlaag!
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35  ...